Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 106 van 1490

...  94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119  ...
[9] IK zei: " Alleen gedurende deze dag, tot zonsondergang!"
Hoofdstuk 110: De gezegende weide. De wandeling op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] IK zeg: "Omdat er zekere mensen zijn, die maar al te gauw zo'n weide hoog zouden omheinen en dan van degenen, die gezond zouden willen worden, veel goud en zilver zouden eisen. Omdat Ik dat niet wil, blijft deze weide slechts tot vanavond genezend, omdat de toeloop van mensen te groot is. - Morgen, als maar weinigen hierheen zullen komen om genezen te worden, zullen zij door hun geloof en hun vertrouwen worden genezen!"
Hoofdstuk 110: De gezegende weide. De wandeling op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Na deze uitleg keerden de vragers Mij geërgerd de rug toe en vroegen Mij de verdere dag niets meer; maar de Essenen bemoeiden zich daarentegen des te ijveriger met Mij.
Hoofdstuk 110: De gezegende weide. De wandeling op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[25] Eindelijk probeerde ook de hoofdman een voet op het water te zetten, en toen hem bleek dat het water niet week, zette hij er tenslotte heel behoedzaam ook de tweede naast, ging, zich zo licht mogelijk makend en met ingehouden adem, de tien passen naar Mij toe en was heel blij toen hij bij Mij op een nooit op deze wijze betreden bodem stond.
Hoofdstuk 110: De gezegende weide. De wandeling op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Toch kan ieder mens ook met de voeten, handen, ogen, oren en lippen bidden. Met de voeten, als hij naar de armen gaat en hen hulp en troost brengt. Met de handen, als hij de noodlijdenden ondersteunt. Met de ogen, als hij graag omziet naar de armen. Met de oren, als hij graag en tot daden bereid Gods woord aanhoort en zijn oren niet sluit voor het vragen van de armen. Tenslotte met de lippen, als hij gaarne troost brengt aan de arme verlaten weduwen en wezen, en zich voor de gevangenen, zover zijn macht en kracht reikt, bij degenen, die deze armen vaak onschuldig gevangen houden, inzet om hen vrij te krijgen.
Hoofdstuk 111: Het echte gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Wel, als men de naaste zó liefheeft, dan heeft men God daardoor ook al lief. Bedenkt men echter bij de liefde tot God, dat God Zelf de eerste en volmaaktste liefde moet zijn, en alleen als gevolg daarvan de zinnen en geestenwereld heeft geschapen, dan moet deze zuivere gedachte wel de hoogste liefde tot God de Schepper opwekken in de geschapen mens, en de mens kan er dan niet meer onderuit om God, als de liefdevolste schepper aller dingen, boven alles, met al de krachten die in hem leven, lief te hebben.
Hoofdstuk 112: Huisregels en liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Omdat ik nu na alles wat Ik van U gedurende deze paar dagen gezien en gehoord heb, zonder twijfel aanneem dat U de Schepper Zelf of anders zeker Zijn eeuwige Zoon bent, en U Zich hier op de aarde aan ons in onze vorm vertoont en ons leert om God en U te kennen, is het een noodzakelijk gevolg dat ook ik U boven alles moet liefhebben. Ook al heb ik niet de moed om U zo te omarmen als dit waarlijk heel gevoelige meisje, dan omarm ik U toch in mijn hart en prijs U boven alles! En ik geloof dat het zo ook goed is."
Hoofdstuk 112: Huisregels en liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Dan zei vader mij dat God wel wist waarom Hij deze of gene voor zijn zieleheil een langer lijden gaf, en dat Hij heel precies de tijd uitmat hoe lang deze of gene moest boeten. Een gebed hielp dan niet zo veel, behalve als zo'n zondaar zich snel helemaal bekeerde! Wel, dan was ik weer wat rustiger, maar toch gaf ik het bidden voor de armen niet op.
Hoofdstuk 114: De gebeden van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Maar soms verhoorde de lieve grote God mij ook snel, en dat deed mij dan wel veel plezier! Want voor een medelijdend hart is er in deze wereld geen grotere vreugde, dan te ondervinden dat de grote God zelfs het gebed van een haast nog onmondig meisje verhoort!
Hoofdstuk 114: De gebeden van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Toen werd ik gegrepen door een machtige liefde voor deze man, die zoiets kon, en ik bad tot de lieve God elke dag zo eerbiedig en vol vertrouwen als mij dat maar mogelijk was, of Hij U door Zijn almacht naar ons toe zou willen brengen! En zie, God heeft Mij verhoord en U naar ons toegebracht!
Hoofdstuk 114: De gebeden van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] IK zeg: "Nee, nee Mijn hartendief! Ik verlaat je nooit in der eeuwigheid, en Ik zeg je ook dat je de dood niet zult smaken of voelen. Eens zullen Mijn engelen je van deze wereld halen en je bij Mij, je eeuwige Vader, brengen! Want weet, allerliefste Jarah, Degene tot Wie je zo van harte gebeden hebt om Mij hierheen te krijgen, zit nu in Mijn persoon bij je en houdt van je met al het zuiver goddelijke vuur van alle hemelen, en je had gelijk toen je zei dat je gelukkiger bent dan de volmaaktste engelen uit alle hemelen! - Kijk omhoog, dan zul je zien dat het is zoals Ik je nu gezegd heb!"
Hoofdstuk 114: De gebeden van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Na deze woorden en nadat haar het gezicht weer ontnomen werd, zinkt zij aan Mijn borst neer en zegt: "O grote enige Heilige! Verstoot mij arme zwakke Jarah, omdat Ik U na alles wat ik nu heb gezien nog steeds durf lief te hebben! Maar ik kan er niets aan doen, dat Mijn hart U steeds meer liefheeft!"
Hoofdstuk 115: Jarah ziet de geopende hemel.(17.12.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Na deze zeer verheffende scène, die ongeveer een uur had geduurd, kwamen de dienaren van Ebahl en vroegen of het tijd was om het avondmaal binnen te brengen.
Hoofdstuk 115: Jarah ziet de geopende hemel.(17.12.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JARAH kijkt nu met haar mooie hemelsblauwe ogen naar boven en ziet stralend van verrukking en vervoering de diepten van de voor haar ogen geopende hemel. Pas na een tamelijk lange pauze begint ze met een hemels zuivere en zachte stem meer stamelend dan sprekend het volgende te uiten: " Ah, ah, ah, o grote heilige God! Wat zie ik nu eindeloos onbeschrijfelijk betoverende dingen! De onafzienbaar grote hemelen zijn vol heilige engelen! O hoe gelukkig moeten zij zijn! Maar de arme Jarah is toch gelukkiger! Want de eeuwige troon in het grote midden van de oneindige ruime hemelen is leeg en de talloze scharen engelen op zonlichte wolken knielen en roepen voortdurend: 'Heilig is Hij, wiens troon hier staat! O verheugt u gij eeuwigheden, weldra zal Hij op de aarde het nooit te beschrijven grote werk volbracht hebben en komen en deze troon van de heerlijkheid Gods in bezit nemen!'. Hij, Die alleen het eeuwige recht heeft om daarop te zitten, zit nu als mens hier bij de arme Jarah! Oh, loof en prijs Hem daarom, want de eeuwige troon van alle goddelijke macht en heerlijkheid is van Hem!"
Hoofdstuk 115: Jarah ziet de geopende hemel.(17.12.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] EBAHL en de HOOFDMAN zeiden uitgelaten: "Heer, zulke voorvallen verwonderen ons nu helemaal niet meer, omdat we nu wel overduidelijk zien dat U de Heer bent, aan Wie geen ding onmogelijk is! Ons blijft alleen de grote vraag over: 'Waarmee, Heer, hebben wij deze genade verdiend?' Maar daar komen de hemelse spijzen al! Na de maaltijd zullen we er verder over spreken!"
Hoofdstuk 115: Jarah ziet de geopende hemel.(17.12.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119  ...