Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 1051 van 1088

...  1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064  ...
[2] Weliswaar zal een vrome pelgrim - misschien naar Mariazell op weg - zeggen: 'Dat alles doet onze lieve Heer immers; Waarom zijn er dan nog intelligenties nodig?' - Dat is zeker waar; want de Heer zegt: 'Hemel en aarde en alles wat daarin is, heb Ik gemaakt en – nota bene - maak Ik nu nog'; maar als men dit maken overdrijft, dan zou Ik op de wereld ook nog veel moeten maken, wat Ik eigenlijk niet heb gemaakt en nog steeds niet maak, omdat Ik dat maken aan de mensen heb overgelaten, opdat ze ook iets te doen zouden hebben. Ze maken het wel alleen maar met de hun door Mij verleende kracht en Ik doe het daardoor eigenlijk door middel van hen, - en dat is alsof Ik het Zelf zou hebben gedaan. En zoals Ik door mensenhanden talloze dingen laat maken, evenzo laat Ik door de kracht van de liefde en wijsheid in Mijn engelen en geesten op aarde en op andere hemellichamen die dingen maken, die niet door de mensen gemaakt kunnen worden.
Hoofdstuk 42: Gods werkzaamheid door middel van geesten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Kijk eens naar een spin! In dit diertje zul je twee intelligenties verenigd vinden. - De eerste is het herkennen van het voedsel dat het nodig heeft; dit voedsel wordt voor twee doeleinden gebruikt, namelijk voor de voeding van het dierlijk wezen en om het kleverige sap te bereiden, waaruit het haar net spint; dit is de éne intelligentie. De twééde intelligentie is de eigenlijke kunst van de spin om de draad uit zich te trekken, hem aan kleine haakjes te hangen en een net te spinnen of beter gezegd te vlechten, dit net dan met een parelachtige kleverig sap te overtrekken, en daardoor die dieren te vangen, die haar nieuw voedsel geven. Uit deze manier van handelen moet iedereen toch wel zien dat de spin een intelligentie moet bezitten; en die intelligentie is hetzelfde als wat natuuronderzoekers - wel wat ten onrechte - 'instinct' noemen; want instinct is eigenlijk een innerlijke drang om een bepaalde bezigheid, op een bepaalde manier, in het werk te moeten zetten. Maar wat de geleerden instinct noemen, dat is niet meer de intelligentie van het diertje, maar dat is al het leiding en richting geven door hogere geesten. Het zijn namelijk twee dingen: een bepaalde vaardigheid bezitten en: volgens deze vaardigheid een bepaalde handeling uitvoeren. Aan het bezit van zo'n vaardigheid is de noodzakelijke uitvoering daarvan nog niet verbonden; daartoe moet er nog een andere drang bijkomen en dan is het bezit van zulke vermogens en vaardigheden in een wezen, of in een psychisch specificum, juist de intelligentie. De dwang echter om naar zo' n inwonende intelligentie te handelen is niet in het wezen zelf als een instinct neergelegd, maar dat is de dwingende leiding van de kant van de hogere en volkomen geesten, die bijvoorbeeld onze spin de plaats aangeven waar, en de tijd wanneer ze haar speciale vaardigheid moet aanwenden. Want was dat niet het geval dan zou de spin of helemaal nooit, of aldoor maar door spinnen en ze zou zelfs het gezicht van een mens niet ontzien en een net over zijn ogen spinnen. Dat is echter nooit het geval; want ze moet spinnen waar ze genoodzaakt wordt te spinnen en waar haar specificum doeltreffend is als het zich met het specificum van de aanwezige materie in verbinding stelt en dat in zich verzamelt voor een hoger leven.
Hoofdstuk 42: Gods werkzaamheid door middel van geesten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[13] De vraag is dus, tot welk rijk men dit dier moet rekenen. Volgens zijn uiterlijk lijkt het mineraal, het ziet er uit als een stuk land, waarop een welige plantengroei voorkomt; daar echter op dit wezen verschillende planten aangetroffen worden zou men het ook voor een grote zeeplantenwortelknol kunnen houden of voor een grote verslindende onderzeeplant, die met schepen hetzelfde doet als sommige vleesetende planten op het land met insecten doen, namelijk ze grijpen en in hun bloemen keelholte naar binnen trekken.
Hoofdstuk 48: De grenzen tussen de natuurrijken - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Als de dieren paren, dan drijven de geesten door hun wil deze dierlijke zielen in de materiële voortplantingsorganen van de dieren en omgeven die zielen op het ogenblik van de paring met een materieel vliesje. Binnen dit vliesje wordt de ziel dan actief en begint, al naar gelang van het kompleet zijn van haar intelligenties, zich te ordenen.
Hoofdstuk 49: De dierenziel en hoe deze door geesten wordt beïnvloed - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Als dan het lichaam door dit gebeuren helemaal is geregeld en alle organen zich hebben geopend, de polsslag en het verteringsproces functioneren, de zenuwen verzadigd zijn en door een eigen elektromagnetisch gistingsproces de aan de ziel nauw verwante zenuwgeest zich in de zenuwen heeft gevormd, dan komen de geesten met hun wil er weer bij, maken de banden tussen de foetus en het moederlichaam los en drijven het nieuwe wezentje uit het moederlichaam naar buiten en dat is dan de geboorte.
Hoofdstuk 49: De dierenziel en hoe deze door geesten wordt beïnvloed - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[20] Daar we nu echter het werk van de geesten ook in dit rijk gezien hebben, hoewel alleen maar door enkele aanwijzingen, maar toch duidelijk genoeg, zullen we in het volgende nog de overgang naar de mens beschouwen en ons daarna in de geestelijke aarde verdiepen.
Hoofdstuk 49: De dierenziel en hoe deze door geesten wordt beïnvloed - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Hieruit volgt echter dat alles wat op de menselijke ziel een of andere indruk maakt, niet dood, maar in zekere mate intelligent levend moet zijn om in de levende ziel zijn even vitale intelligentiespecificum op te kunnen wekken en het als iets, wat aan hem gelijk is, voor de ogen van de ziel te plaatsen om het te beschouwen. Deze voorstelling is dan de boven aangeduide indruk, die een ding of een zaak op de mens gemaakt heeft. Hieruit volgt echter nog - wat al enige betere natuuronderzoekers vermoed hebben - dat er in de zichtbare wereld nergens een dood bestaat; maar dat, wat de kortzichtige mens dood noemt, alleen maar een overgang is van een minder intelligente vorm naar een hogere waar al meer intelligenties met elkaar verenigd Zijn.
Hoofdstuk 43: Indrukken van de materie op ziel en geest - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Als dan de zaadkorrel in de aarde wordt gelegd, dan ademt die geest zijn wil over de akker; die wil, homogeen met de bepaalde specifica, grijpt deze vast en dwingt hen naar de voor hen bestemde plaats. Dan stromen ze daarheen volgens hun op dit punt gerichte intelligentie en beginnen daar, in de vorm van op infusiediertjes gelijkende wezens, hun werkzaamheden; ze bezitten daarvoor intelligentie en aangepaste kracht. Dan vormen ze de wortels en de buisjes; andere gaan de wortels binnen en voeden of vergroten ze; weer andere stijgen via de wortels in de stam op; de gelijksoortige grijpen elkaar vast volgens de orde van hun intelligentie en één soort van hen vormt de buisjes in de stam; de andere vormen de kleppen, pompen en ventielen, weer anderen die zuiverder zijn, stijgen door deze buisjes omhoog en vormen bladeren volgens de ordening en vorm van hun intelligentie; weer andere, die nog zuiverder zijn, stijgen weer hoger op in de buisjes en vormen de knoppen, en de bloesem. De allerzuiverste en door deze daad zelf gelouterde vormen de vrucht en de helemaal geestelijke, als het ware de centraal intelligenties, verenigen zich in de vrucht tot kiem en omhullen zich met een weefsel, waardoor de uiterlijke en nog niet zo zuivere intelligenties niet heen kunnen dringen.
Hoofdstuk 44: Geesten als opzichters in de natuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] De minste onoplettendheid van de kant van zo'n leidende geest heeft een verkeerde groei en een misoogst tengevolge, wat soms bij de geesten niet zeldzaam is, omdat ze met het oog op het werk wat ze moeten doen, geen gerichte maar een volkomen vrije wil hebben, wat noodzakelijk is, omdat in een gerichte wil geen kracht kan liggen. Als de mensen door een misoogst getuchtigd moeten worden, is er niets meer of minder nodig dan dit werk door meer lauwe geesten te laten doen, die zich er weinig om bekommeren en de misoogst is een feit. Want als deze geesten, die het toezicht hebben op de vegetatie, de volgens de ordening ontbonden zielespecifica niet in de juiste orde en volgens het goede aantal op hun plaats brengen, dan stijgen degenen die niets te doen hebben dadelijk op naar de tweede regio, verenigen zich daar tot zelfstandige wezens en tot natuurgeesten, veroorzaken dan een slechte weersgesteldheid, slechte miasmen (giftige uitwasemingen) en dat alles werkt slecht in op de groei van de planten.
Hoofdstuk 44: Geesten als opzichters in de natuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Verder ontdekken we aan het ijzer een soepele buigbaarheid. Dit is een specificum of zieleintelligentie, die aan alle kanten beproefd, de gewilligheid in zich draagt. Dit specificum is daarom ook al krachtiger dan de beide eerste. Deze verliezen door het samenzijn met dit specificum weliswwaar niets van hun kenmerken, maar toch moeten ze zich naar dit specificum richten, dat een deemoedige volgzaamheid in zich bergt. Als het ijzer verhit wordt, wordt het soepeler en buigzamer en komt, in deze toestand van beproefd worden, des te meer met de gewillige deemoed overeen, omdat de deemoed en de wil des te soepeler worden, hoe meer ze de vuurproef ondergaan. Dit specificum is weliswaar van beneden afkomstig, maar het is al van de goede soort omdat het zich voegt, want door de vele beproevingen heeft het zich leren voegen.
Hoofdstuk 45: Mineraal, plant en dier - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Deze vrucht, die vaak vrij drijvend langs de zeestranden wordt aangetroffen, groeit en rijpt meestal op de rug van dit reusachtige zeedier, dat alleen naar de oppervlakte komt als er een barre onderzeese storm is. Op zijn rug vindt men ook veel rode, rotsachtige verhogingen die niet zelden worden afgeworpen en als ze nog geen vaste grond gevonden hebben als donkerrode puimsteen een tijdje aan de oppervlakte van de zee ronddrijven. Ze worden vaak op stranden, soms ook op het vasteland, waar vroeger een zee is geweest, gevonden en worden drakenbloed genoemd. Dit drakenbloed lijkt veel op het roodijzersteen (hematiet) en ook op het kwikzilver bevattende hoornblende. Maar het is geheel mineraal en komt echt alleen maar op de rug van dit dier voor.
Hoofdstuk 48: De grenzen tussen de natuurrijken - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Is dat gebeurd, dan stromen uit het moederlichaam al weer andere en nieuwe specifica naar de plaats waar de nieuwe mens zich in het moederlichaam bevindt; deze worden gebruikt voor het vormen van de zenuwen. De zenuwen zijn als het ware touwen en koorden die door de ziel overal aangepakt en aangetrokken kunnen worden om daardoor het lichaam dat gevormd wordt, juist door deze touwen en koorden elke mogelijke beweging te kunnen geven.
Hoofdstuk 50: Invloed van geesten bij het verwekken van mensen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[15] Maar dan zeg Ik: Ieder het zijne! Laat het onkruid tussen het graan woekeren tot de oogsttijd; dan zal men al het helse heel precies van het hemelse scheiden en het hemelse naar de hemel en het helse naar de hel sturen. En daardoor zal geen ziel verloren gaan al droeg ze ook duizend helse merktekens, want deze zullen van haar weggenomen worden en de hel worden toegewezen. Alles zal er echter vanaf hangen, of de ziel door deemoed de bevrijding van haar geest heeft bewerkstelligd. Heeft ze die vrijgemaakt, dan wordt ook zij vrij door hem. Heeft ze dat echter niet gedaan dan zal ze zelf zolang gevangen blijven, tot de geest zijn zevenvoudige omhulling heeft verloren en één is geworden met de ziel.
Hoofdstuk 51: De ontwikkeling van de menselijke lichaamsvrucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[15] Als een mens een nog zo volkomen ziel heeft, maar hij heeft weinig of helemaal geen licht, dan zal hij in zijn ziel en ook in zijn lichaam weinig of helemaal niet actief zijn. Komt in die ziel echter licht, dan gaat ze handelen naar de mate van het licht in haar.
Hoofdstuk 52: Ziel en geest in de mens - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] We hebben al aangevoerd dat een ziel, omdat ze uit talloze substantiële intelligentiepartikeltjes bestaat, of om nog duidelijker te zijn uit talloze miniatuurbegrippen, ook weer kan worden gedeeld, hetzij in een totale oplossing of in bepaalde compendia, die al naar gelang het aantal en de soort, aan de in hen samengevoegde enkelvoudige intelligentiedeeltjes verschillende overeenkomstige vormen en gestalten geven.
Hoofdstuk 53: De ziel van Satana - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064  ...