17481 resultaten - Pagina 1052 van 1166
... 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 ...
[10] Ik denk heel anders over deze geschiedenis: ofwel deze zes zijn vermomde hoge persoonlijkheden, of zij zijn werkelijk diegenen waarvoor ze zich uitgeven. Eerlijk gezegd, mijn hele levensgeschiedenis hier in 'Wenen' komt mij toch wat vreemd voor, en dat brengt me steeds meer tot het vermoeden dat ik me ofwel in een droomleven bevind, of door een eigenaardige vorm van misleiding wordt geplaagd. Zo heb ik bijvoorbeeld sinds ongeveer twee jaar geleden ook niet één boerenwagen gezien en evenmin een equipage, wat toch heel vreemd is. Ook komen hier heel weinig mensen voorbij en is er ook geen sprake meer van het binnenbrengen van levensmiddelen. Gewoonlijk worden er zeldzame, mij totaal onbekende wortelen en kruiden, en verder gerookte wolven, vossen en kleine beren voorbij gedragen en nog een heleboel andere domme dingen meer, zodat men er gewoonweg om moet lachen. Ik kan daarvoor van niemand belasting heffen, omdat dergelijke dingen op geen enkele belastingtabel voorkomen. Houd ik iemand daarvoor aan, dan geeft hij mij helemaal geen antwoord en gaat onverstoorbaar verder. Ik kom echter ook helemaal niet op het idee dat ik iemand moet aanhouden.Hoofdstuk 50: De sergeant van de douane ondervraagt de Heer. Hij geeft het gezelschap vrije doortocht. Een belastinginner volgt de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Daarop zegt de belastinginner: 'Mijn beste vriend, deze geschiedenis heeft op het eerste gezicht wel wat grappigs, maar er zit eigenlijk, zoals mijn innerlijk gevoel mij zegt, toch iets heel wezenlijks in. Ik wil wel toegeven dat de geestelijkheid bij de nu weer bereikte vrijheid van de kerk van alles zal proberen om een voor hen wenselijk volksbijgeloof nieuw leven in te blazen, maar op deze manier, vriend, zullen ze dat wel achterwege laten! Ik ben zeker geen vriend van de geestelijkheid, maar ik geloof dat wel niemand zich zal verwaardigen om mee te doen aan zulke zaken, zelfs wanneer hij daar aanzienlijke voordelen van te verwachten zou hebben.
Hoofdstuk 50: De sergeant van de douane ondervraagt de Heer. Hij geeft het gezelschap vrije doortocht. Een belastinginner volgt de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Ik zeg: 'Vriend, Ik weet dat jij protestant bent. Jij oordeelt over het roomse christendom niet onrechtvaardig, want dat is voor God een gruwel in zijn door en door heerszuchtig streven, hetgeen echter geen resultaat meer zal opleveren. Maar Mij en Mijn kleine gezelschap misken je heel erg! Ik wil je echter niets meer opleggen, omdat je vrij bent en geloven en doen kunt wat je wilt. Maar het zij je nog één keer gezegd dat je je nu niet meer in de wereld van de materie, maar werkelijk in de geestenwereld bevindt en dat alles wat je buiten Mij en Mijn gevolg ziet, niets anders is dan een lege verschijningsvorm, die voor jou echter geestelijke werkelijkheid zou kunnen worden als je je bij Mij zou aansluiten. Maar jij bent in je hart nog te ver van Mijn rijk verwijderd en kunt Mij daardoor in je blindheid ook niet herkennen. Blijf daarom waar en wat je bent, misschien zien we elkaar later nog eens terug.'
Hoofdstuk 50: De sergeant van de douane ondervraagt de Heer. Hij geeft het gezelschap vrije doortocht. Een belastinginner volgt de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[22] Nu treedt Robert uit zichzelf naar voren en zegt: 'Vriend, jij wilt mij en mijn heilige grote vriend ondervragen om te kijken of wij misschien niet goed bij zinnen zijn? O jij blinde stakker! Dat had je allang bij jezelf moeten doen, zodat je tot inzicht zou zijn gekomen, dat je allang niet meer met je lichaam in het eigenlijke Wenen leeft, maar slechts in de geestelijke verschijningsvorm van de aarde! Denk je dan dat je hier de echte grensbewaker bent? Je bent het in je verbeelding en meer niet. Geloof je dat je hier een of ander gezag of recht hebt om ons te ondervragen? Ik zeg je dit: jij hebt geen ander recht dan het recht van een dwaas, die bovendien tegelijkertijd nog blind en doof is!
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Robert en Helena doen meteen wat hun aangeraden is en zien er nu uit als bedevaartgangers. Zo ook de apostelen, die er helemaal uitzien als pelgrims uit Jeruzalem. Mijn kleding lijkt echter op die van een eenvoudige jood. Aldus verkleed beginnen wij onze korte reis naar het voor ons liggende Wenen.
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Helena heeft deze woorden nog maar nauwelijks vernomen, of ze werpt zich ijlings aan de voeten van de Heer en roept uit: 'O Heer, verdoem mij toch niet, want ik was ontzettend ruwen grof in Uw bijzijn! O God, wat heb ik gedaan!' Ik zeg, nog steeds in de gedaante van Cado: 'Sta op, Mijn lieve dochter, want Ik heb je juist daarom lief omdat je bent en was zoals je volgens Mijn wil moet zijn! Sta daarom maar op, want wij moeten nu... naar Wenen!'
Hoofdstuk 48: Merkwaardig gedrag van het gezelschap tegenover de ogenschijnlijke Cado. Robert herkent samen met Helena de hoge, goddelijke Vriend. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Cado zegt: 'Mijn beste vriend, wat moet ik dan zeggen? Kijk, brillen en verrekijkers zijn hier niet! Wat kan ik dan voor je doen?' Robert zegt: 'Ons zo mogelijk de Heer aanwijzen, anders niets, want ik moet naar de Heer toe om Hem te begroeten met alle kracht van mijn leven. Waar, waar is Hij dan? Wanneer komt Hij, de Heiligste aller hemelen?'
Hoofdstuk 48: Merkwaardig gedrag van het gezelschap tegenover de ogenschijnlijke Cado. Robert herkent samen met Helena de hoge, goddelijke Vriend. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Robert zegt: 'Ik heb het je wel gezegd toen je tegen Minerva zo op z' n Lerchenfelds te keer ging, dat we in plaats van in Gods hemelen nog in Lerchenfeld terecht zouden komen. En kijk, mijn voorspelling is uitgekomen. Ik moet nu echter ook onze vriend Cado ophalen, zodat hij onze dierbare stad Wenen ziet!'
Hoofdstuk 47: De poort gaat open en laat de stad Wenen zien. De aard van de verschijningsvormen in het hiernamaals. Robert verbaast zich over Cado's wijsheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Robert zegt: 'Merkwaardig, hoe dom men af en toe wordt! Een os blijft voor een poort staan, maar wij mensen willen meteen met het hoofd door de muur rennen. Ik wilde deze poort steeds van mij af openen, maar toen het ook met geweld niet ging, werd ik wrevelig, wilde mijn kleren niet meer en wenste Minerva hier. Dat ik echter in plaats van al deze domheden de poort ook naar mij toe had kunnen openen, is geen moment bij me opgekomen! Nietwaar Helena, je zult met mij wel heel blij zijn nu blijkt dat ik zo vreselijk dom ben?'
Hoofdstuk 46: Ergernis van Robert en Helena voor de hemelpoort. Cado' s wijze raad. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[21] De sergeant zegt: 'Ja, maar vertel me eens, hoe ben jij dan bij dit gekkengezelschap terechtgekomen? Die is goed! Leent je van zwarte Max! Zeg me toch eens, waar ben je geweest sinds de revolutie? Men heeft van jou helemaal niets meer gehoord of gezien!' Helena zegt: 'Wel, ik ben gewoon gestorven, maar nu ben ik er weer, levend en wel, en ga met mijn goede vrienden mijn geboortestreek bezoeken... als u er niets op tegen hebt! Dat zij daar echter niet gek zijn, daar sta ik voor in.' Wat gekalmeerd zegt de sergeant: 'Ach mijn liefje, deze drie zijn volslagen gek en moeten dus naar het gekkenhuis! Bij die twee laatsten, zal echter pas uit een verhoor blijken welk vlees ik in de kuip heb. Ik zal hen daarom meteen onder handen nemen.'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Robert zegt: 'Ach, dat zou toch grappig zijn: Hem zien en niet herkennen! Ik, die sinds mijn aankomst in deze geestenwereld al geruime tijd bij Hem was, zou Hem nu opeens niet meer kunnen herkennen? Vriend Cado, je bent wel heel wijs, maar met deze bewering lijk je er toch naast te zitten, want volgens jouw bewering zou of jijzelf of zelfs Helena de Heer moeten zijn! Ik ben het in geen geval en een van de drie apostelen naast ons evenmin. Helena is een vrouwen kan het daarom ook niet zijn. Jij bent in ons midden de eenvoudigste, want aan jouw hoogst onaanzienlijke kledingstukken ontbreekt iedere opsmuk. Zij sieren je ook werkelijk niet in het minst, maar bedekken enkel de naaktheid van je lichaam. Jij moet het volgens je eigen bewering dus zelf zijn, hoewel je nog steeds als twee druppels water op Cado lijkt. Hm... zou jij dus echt... de Heer Zelf zijn?!
Hoofdstuk 48: Merkwaardig gedrag van het gezelschap tegenover de ogenschijnlijke Cado. Robert herkent samen met Helena de hoge, goddelijke Vriend. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Daarop vraagt Robert vlug aan Cado: 'Lieve hemelse vriend en broeder, zij allen worden door een voor mij onbegrijpelijke heilige schroom in vervoering gebracht. Zij liggen allemaal op hun knieën. Ja, zelfs de glorierijke maagd Maria aan de zijde van haar achtenswaardige Jozef vormt daarop geen uitzondering. Samen met Helena kijk ik me bijna de ogen uit en zie allen in grote ontroering... op de achtergrond zie ik zelfs een knielende geest, die opvallend veel op jou lijkt en zich van aandoening nauwelijks meer raad weet! Zeg mij toch, door wie worden dezen allemaal zo ontroerd, terwijl de Heer toch nog nergens te zien is! Of zien zij Hem misschien al heel dichtbij en is alleen mijn oog nog niet in staat iets te zien? 0 dierbare vriend, laat mij nu toch niet in de steek!'
Hoofdstuk 48: Merkwaardig gedrag van het gezelschap tegenover de ogenschijnlijke Cado. Robert herkent samen met Helena de hoge, goddelijke Vriend. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Robert zegt: 'Heel goed, maar jij moet ook met me meegaan, want jij bent toch duizend keer rijper dan ik voor Gods zuiverste hemel!' Cado zegt: 'Wel, het spreekt toch vanzelf dat ik je niet alleen laat gaan, evenmin als Helena, die ik eveneens zeer liefheb.' Robert zegt: 'Maar hoe moet ik dan hier in de poort het grote gezelschap ontvangen? Wat zal ik de Heer zeggen? Hoe moet ik mij voor mijn domheid tegenover Hem verontschuldigen, evenals tegenover de profeten, apostelen en de vele andere wijzen, die zich bij dit werkelijk allerheiligste gezelschap bevinden? o vriend, help mij hierbij een beetje uit de nood!'
Hoofdstuk 47: De poort gaat open en laat de stad Wenen zien. De aard van de verschijningsvormen in het hiernamaals. Robert verbaast zich over Cado's wijsheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Robert zegt: 'Dat denk ik ook, maar hoe... dat is een andere vraag! Deze stad, die eruit ziet als Wenen, moet toch minstens een afbeelding zijn van het werkelijke aardse Wenen, anders zouden zij toch niet als twee druppels water op elkaar kunnen lijken. Sta mij overigens nog een vraag toe: je zei daarnet, dat dit Wenen slechts een verschijningsvorm is en toch staat het zo duidelijk als wijzelf voor ons. Zijn wij dan ten opzichte van elkaar ook louter verschijningsvormen, of zijn we werkelijk datgene wat we lijken te zijn? Is deze poort misschien ook alleen maar een verschijningsvorm? Ik weet nog steeds geen raad met het begrip 'verschijningsvorm', want naar mijn mening is een verschijningsvorm niets anders dan ofwel een weergave van een werkelijk bestaand ding of wezen, of zij wordt voor een moment geschapen ter verduidelijking van een begrip of voor de beproeving van een geest. Heeft zij haar dienst verricht, dan treedt zij weer terug uit de sfeer van haar bestaan. Dat is mijn idee over het begrip 'verschijningsvorm'. Ik moet daarover echter volkomen duidelijkheid krijgen, anders ben ik genoodzaakt om alles wat me sinds mijn bovenaardse bestaan hier onder ogen is gekomen, voor een pure verschijningsvorm te houden.'
Hoofdstuk 47: De poort gaat open en laat de stad Wenen zien. De aard van de verschijningsvormen in het hiernamaals. Robert verbaast zich over Cado's wijsheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Robert zegt: 'Beste vriend, ik begrijp nu mijn vergissing, maar iets anders begrijp ik niet, en dat ben jijzelf. Waarvandaan haal jij zo'n wijsheid, waar zelfs de wijste Cherubijn respect voor moet hebben? Werkelijk, dat is me een raadsel! Als de Heer hier zou zijn, zou Hij me onmogelijk wijzer kunnen onderrichten.'
Hoofdstuk 46: Ergernis van Robert en Helena voor de hemelpoort. Cado' s wijze raad. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)