17481 resultaten - Pagina 1053 van 1166
... 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 ...
[1] Robert zegt: 'Ja, mijn beste vriend, hierbij staat mijn verstand nog steeds stil! Wie hier wijs uit wordt, moet meer in huis hebben dan ik Zou de Heer gezegd hebben: 'Wacht daar voor die poort op Mij tot Ik kom en voor jullie de poort des levens open', dan zou dit wachten dragelijk zijn en kon men zich dit lange wachten wel laten welgevallen. Maar de Heer sprak toch uitdrukkelijk over een open deur en dat ik me direct met Helena vooruit moest spoeden om daar in zekere zin voor de ontvangst van hen die later komen, aanwezig te zijn! Over de hierbij noodzakelijke haast sprak Hij echter hoofdzakelijk vanwege zeer gewichtige zaken, die ons daar te wachten staan.Hoofdstuk 46: Ergernis van Robert en Helena voor de hemelpoort. Cado' s wijze raad. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Helena valt haar in de rede: 'Mijn lieve vrienden en broeders, nu houd ik het echt niet meer uit! Nee, wat dit eeuwigheidsgedrocht zich allemaal inbeeldt te zijn, dat is voor de hele oneindigheid niet te vatten! Nu wil ze zelfs meer zijn dan God de Heer Zelf! O jij hels stuk venijn! Maak dat je weg komt, anders krijg je met mij te doen!' Minerva zegt: 'Zwijg, jij Lerchenfeldse mestkever, anders vernietig ik jou!'
Hoofdstuk 45: Minerva en Helena. Een heilzame ontlading. Cado over het koningschap als tuchtroede. Minerva vertrekt. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Zich van Cado afwendend zegt Minerva: 'Ik zal gaan als ik dat zelf wil, maar ik laat me dat door niemand gebieden, noch door God, noch door iemand anders die meent dat hij iets over mij te zeggen heeft! Begrepen, mijnheer Cado? Ik ben een eerste majesteit van de gehele oneindigheid en alle wezens moeten beven als ik mijn hoofd en mijn arm ophef. Ik zal nu op een andere toon met jullie spreken, want mijn onoverwinnelijke kracht verleent me daartoe het onbetwistbare recht, en waar is degene die mij dit zou kunnen afnemen?! Ik alleen ben een heerser! Al het andere is eeuwig onder mijn knechtschap geweest!'
Hoofdstuk 45: Minerva en Helena. Een heilzame ontlading. Cado over het koningschap als tuchtroede. Minerva vertrekt. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Cado zegt: 'O ja, dat weet ik! Daarom sprak Jehova door de mond van Samuël tot de kinderen van Israël: 'Aan alle zonden die dit volk al voor Mijn ogen heeft begaan, voegt het nu ook nog de grootste toe, namelijk dat het net als de heidenen van Mij een koning verlangt. Ja, het zal er een hebben, opdat hij het zal tuchtigen en in gevangenschap leiden!' Kijk, zo luidt het getuigenis van God over koningen. Kun jij daaruit opmaken dat regenten uit de wil van God zijn voortgekomen? Ik zeg je, de regenten aller tijden, ook de beste, zijn uitsluitend voortgekomen uit de wil van, de volkeren der aarde. Zou een volk tot inzicht komen, zodat het God in alle waarheid tot eeuwig regent boven zich zou plaatsen, dan zou God zo'n volk onmiddellijk van deze tuchtroede bevrijden en het Zelf leiden door Zijn engelen in mensengedaante! Wanneer de volkeren echter slechts tot God smeken om het behoud van zulke tuchtroeden, dan moeten zij zich ook alle slagen laten welgevallen, die hun genadeloos door deze worden toegebracht.
Hoofdstuk 45: Minerva en Helena. Een heilzame ontlading. Cado over het koningschap als tuchtroede. Minerva vertrekt. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Op deze manier wil je dus beweren helemaal volgens de goddelijke orde te handelen? En van jezelf wil je zeggen, dat jij en God één en hetzelfde doel nastreven? O jij allerellendigste! Jij wilt jezelf met God gelijkstellen, ja jezelf zelfs boven Hem plaatsen alsof jij nog voortreffelijker zou zijn dan Hij?! Mijn beste, dat is toch al te bar! Dat kan voortaan niet meer geduld worden! Daarom zal van nu af aan zelfs jouw schijn_ vrijheid weer zeer aanzienlijk beperkt worden, want je hebt je ernstig vergrepen aan de rechten van God, en vergrijpt je op aarde samen met je baälsdienaren blindelings aan hen die in goud en zilver voorwenden God te dienen! Je hebt je bovendien aan de rechten der koningen en hun volkeren vergrepen en zij zullen je daarom spoedig de genadeslag toe_ brengen! Er zal jou niets anders overblijven dan met enkele varkens het bekende draf te vreten! Maak nu echter dat je weg komt, want ik heb een afkeer gekregen van jouw aanwezigheid!'
Hoofdstuk 44: Minerva's satanische verzoekersleer. Cado's treffende rectificatie. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Cado zegt: 'Mijn lieve Minerva, als jij op aarde op het spreekgestoelte van een universiteit zo'n zalvende rede over de Godsorde betreffende jouw satanische wezen had gehouden, werkelijk, je zou bij dit geleerde college niet weinig opzien hebben gebaard! Als je echter denkt mij te hebben overtuigd van de goedheid van je wezen, dan heb je een belachelijke vergissing gemaakt, want daardoor toonde je, dat jij jezelf nog nooit hebt begrepen en daarom helemaal niet kunt weten hoe je geaard bent en welke richting jij volgens Gods ordening moet inslaan. Bovendien ken je mij helemaal niet, zelfs niet eens mijn naam, en toch durf je tegenover mij zo'n onzin uit te kramen!'
Hoofdstuk 44: Minerva's satanische verzoekersleer. Cado's treffende rectificatie. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Minerva zegt: 'Wat deed ik dan, dat tegen jouw Godsorde zou zijn geweest? Je spreekt voortdurend over een zekere ordening van God en schijnt zelf in wezen ook niet eens te vermoeden wat deze eigenlijk is en waaruit ze bestaat. Als ik, als het afgescheiden onzuivere deel, de voortdurende tegenpool van het zuivere deel van de Godheid voorstel, en dat onwrikbaar, zoals de Godheid Zelf onwrikbaar in Haar zuiverheid blijft, is dat dan iets anders dan juist die Godsorde zelf in haar totaliteit? En wat doe ik dan, wat men tegenover God als onrecht, als iets slechts en kwaads zou kunnen aanmerken? Het is waar, ik leidde de mensheid steeds in verzoeking om te zien of ze in haar deugd voor God en Zijn liefde de vuurproef zou kunnen doorstaan of niet. Kon zij dat, wel, dan kwam er aan mijn verzoeking zondermeer voor alle eeuwigheid een einde. Kon zij het niet, dan werd haar door mijn verzoeking niets anders gegeven dan een nieuwe gelegenheid om zich voor de ware deugd sterk te maken.
Hoofdstuk 44: Minerva's satanische verzoekersleer. Cado's treffende rectificatie. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Cado zegt: 'Je hebt misschien niet helemaal ongelijk, maar mijn zaligheid durf ik er desondanks niet om te verwedden. De eeuwigheid is eindeloos lang, en in zulke eindeloze tijden en situaties zou nog heel veel kunnen gebeuren waarvan tot nu toe nog geen enkele geest enig idee heeft gehad. Daarom houden we alles wat niet met de goddelijke orde in strijd is voor mogelijk, maar een weddenschap aangaan over de vraag of iets ooit wel of niet mogelijk zou kunnen zijn, wil zoveel zeggen als aan de goddelijke wijsheid zelf twijfelen. Bij God zijn alle dingen mogelijk, waarom dan ook niet de volledige ommekeer van satan?'
Hoofdstuk 42: Minerva voor de poort. Onvriendelijke ontmoeting met Helena. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Cado zegt nu tegen de van boosheid trillende Minerva: 'En, is je vocabulaire van grofheden al uitgeput, nu je op deze achtenswaardige complimenten geen antwoord weet te geven? Het lijkt mij dat je je meerdere hebt gevonden en nu door je zwijgen toegeeft, dat de Lerchenfeldse gelijk heeft!' Minerva zegt: 'Alsjeblieft, praat me niet meer over die galgenbrok, want ik heb mijn buik vol van haar!'
Hoofdstuk 42: Minerva voor de poort. Onvriendelijke ontmoeting met Helena. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Robert zegt: 'Maar ik smeek je, liefste Helena, mijn door God Zelf aan mij gegeven vrouw, wind je niet zo op! Kijk, met deze schijn Minerva richt God Zelf niets uit, wat kunnen wij dan met haar uitrichten! Jij weet toch dat aan distels geen dadels en aan doornstruiken geen vijgen groeien! Laat haar daarom praten wat ze wil, want haar stem dringt werkelijk niet door tot onze oren en nog minder tot onze harten!'
Hoofdstuk 42: Minerva voor de poort. Onvriendelijke ontmoeting met Helena. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Minerva zegt: 'Ben je nu klaar, jij onbehouwen Lerchenfeldse! Jij hebt vast nog nooit op een hoge school beleefdheid geleerd, want iets grovers is nog nooit tot mijn oren doorgedrongen.' Helena onderbreekt haar: 'Wel, pas maar op dat je er geen oorontsteking van krijgt! Ik mag zeker haar grofheden deemoedig incasseren zoals een vrome jezuïeten biechteling, wanneer zij door Gods plaatsbekleder met hel en vagevuur wordt volgestopt? Wacht jij maar eens af! Als je niet uit mijn ogen verdwijnt, zal er tussen ons beiden nog een verschrikkelijk spektakel losbarsten! Daarom zeg ik je nu voor eens en altijd, dat je je meteen uit de voeten moet maken, anders zou je mooie gezicht wel eens spoedig een ander aanzien kunnen krijgen!'
Hoofdstuk 42: Minerva voor de poort. Onvriendelijke ontmoeting met Helena. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Helena zegt: 'Of ik nu een mooie mond heb of niet, de waarheid moet er een keer uit! Dat de waarheid ook uit de mooiste mond niet al te prettig klinkt, is allang bekend, maar hoe komt het dan dat jij het laat voorkomen alsof de waarheid juist uit mijn mond slecht klinkt, terwijl je de leugen uit de eveneens mooie mond van die duivelse griet niet zo verfoeilijk lijkt te hebben gevonden? Als het je al verdriet doet wanneer mijn mooie mond die eeuwige godslasteraarster op z'n Lerchenfelds de les leest, hoeveel temeer verdriet moet je dan wel niet hebben over die lieflijke mond waaruit vast nog nooit een waar woord is gekomen! Geef haar liever een goede berisping en laat mij spreken als ik eenmaal op dreef ben!'
Hoofdstuk 42: Minerva voor de poort. Onvriendelijke ontmoeting met Helena. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Cado zegt: 'Zwijg! Anders zul je getuige zijn van een nieuw staaltje van mijn welbekende hoffelijkheid! Daar is de gesloten poort, probeer of iemand jou zal binnen laten. Want jij hoort daar misschien ook wel?' Minerva zegt: 'Houd je smoel! Ik doe wat ik wil en nooit wat jij wilt! Begrijp je dat?'
Hoofdstuk 42: Minerva voor de poort. Onvriendelijke ontmoeting met Helena. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Achter de rug van Cado zegt Minerva al: 'Juist, jij slaat de spijker steeds op de kop! Jij wilt de anderen leren hoe ze het vlugst van mij af kunnen komen, alsof ik me soms ooit aan iemand zou hebben opgedrongen. Daarvoor heb ik toch te veel eergevoel in me en ben ik te trots. En jij, mijn vriend Cado, hoeft daar helemaal niet bang voor te zijn, want wij kennen elkaar immers al een hele tijd. Zal ik jou soms bij je echte naam noemen?'
Hoofdstuk 42: Minerva voor de poort. Onvriendelijke ontmoeting met Helena. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[16] Helena zegt: 'Ik ben van mening dat we dat mooi achterwege moeten laten! Als de Heer hem niet voor ons wil openen, moet hij gesloten blijven in alle eeuwigheid, amen!' Robert zegt: 'Je hebt bepaald geen ongelijk, mijn liefste Helena, maar weet je, als men het al zover heeft gebracht dat men voor de hemelpoort staat, zou men toch ook moeite moeten doen om erdoor te komen! Vragen is zeker geen schande, zoeken nog minder en wat het aankloppen betreft, wil ik meteen op de beide deurvleugels een lawaai maken dat er niet om liegt! Nou, dat is me ook wat: eerst maakte ik als engel met Sahariël al de verste hemelreizen; nu ben ik weer in jullie gezelschap en helemaal ten einde raad! Alleen die fraaie Minerva ontbreekt er nog maar aan! Dat zou werkelijk een mooie grap zijn: haar hier te keer horen gaan over de gesloten poort!'
Hoofdstuk 41: Vertrek naar de zaal der voleinding. Robert en Helena, gevolgd door Cado, voor de gesloten hemelpoort. Minerva verschijnt weer ten tonele. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)