Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1056 van 1490

...  1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069  ...
[14] Wat is in het ergste geval gewoonlijk het tweede gevolg van deze noodzakelijke behandelwijze?
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Deze resulterende toestand wordt echter met betrekking tot de genotzucht door de Heer bijzonder kommerlijk gehouden, opdat daardoor de geest, die zich nog steeds in de ziel bevindt, zich steeds meer van de zinnelijkheid zou kunnen losmaken. Deze operatie is de enige waardoor zo'n ziel, samen met haar geest, mogelijkerwijs nog te redden is. Wordt de ziel namelijk alsmaar gevoed, dan wordt haar begeerte steeds sterker en zal er van een redding van de geest zeker eeuwig geen sprake meer kunnen zijn.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Uit deze steeds grotere vordering, die haar oorzaak vindt in de steeds grotere ontevredenheid, gaat dan de zo steeds meer wakker geworden geest over in een op wraak zinnend gevoel van zelfgenoegdoening. In dit gevoel wordt hij steeds meer een 'verachter van God' (duivel). Hij ziet ook steeds meer in, dat hij niet vernietigd kan worden en sterkt zich met het idee dat de geest zich door de intensivering van zijn denkbeelden en de verhoging van zijn eisen tot in het oneindige kan versterken. Vanuit dit gevoel ontstaat dan zelfs het satanische idee dat de godheid voor de steeds groeiende macht van zulke geesten bang zou zijn, zich daarom zou verbergen en haar machtige vijanden door bepaalde vreesachtige en zwakke spionagegeesten heimelijk in hun doen en laten zou laten bespieden. Als de situatie bedenkelijk wordt, dan zou de godheid zich weer verder terugtrekken en proberen om zich op alle mogelijke manieren tegen een overmachtige aanval van zulke krachtige geesten te beschermen.
Hoofdstuk 107: In de tweede hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Dit geloof stamt af van een volk in een deel van Azië dat aan zielsverhuizing gelooft en dat van mening is dat hun zielen van dag tot dag van het ene dier in het andere overgaan en hoogstens één dag in het lichaam van een mens wonen. Wanneer in diezelfde mens de volgende dag een andere ziel zich het verleden herinnert, dan zou dat te maken hebben met de inrichting van het lichaam. Iedere volgende ziel zou noodzakelijk in het bewustzijn moeten worden geplaatst dat door de inrichting van het lichaam zou worden opgewekt. Dat is dus hun filosofie, die tot gevolg heeft dat men ontzettend bang is voor de slaap, want men ziet daarin enkel het middel waarmee de oude ziel uit het lichaam wordt gewerkt om voor een andere plaats te maken. Om die reden proberen deze mensen dan ook om met allerlei middelen de slaap zo goed mogelijk te verdrijven. Dit heeft allemaal veel overeenkomst met de angst van de gewone aardse mensen voor de lichamelijke dood.
Hoofdstuk 107: In de tweede hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Maar waarop is de doodsangst van de mensen dan gebaseerd? Ik zeg jullie: op niets anders dan uitsluitend op de onzekerheid of er na het verlies van dit leven nog een ander leven is (dus op ongeloof). Wie van jullie is bang voor het slapengaan, hoewel de slaap niets anders is dan een periodieke dood van het lichaam? Waarom is men voor de slaap niet bang? Omdat men uit ervaring weet dat men na de slaap weer in hetzelfde, zij het in zekere zin nieuwe leven ontwaakt. Zou men deze ervaring kunnen wegnemen, dan zou ieder mens voor de slaap evenveel angst hebben als voor de lichamelijke dood. Zo zijn er ook werkelijk mensen op aarde die geloven dat zij een efemeer leven hebben dat elke dag vergaat, en dat er de volgende dag heel iemand anders in hun huid zou steken.
Hoofdstuk 107: In de tweede hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Kijk, precies hetzelfde is ook het geval met zo'n wellustige, genotzuchtige ziel. Ze is een modderpoliep, die slechts één levenwekkende begeerte heeft, namelijk die van het genieten. Haar hele intelligentie is erop gericht om zich dit genot te verschaffen. Wat is hiervan het gevolg? Niets anders dan de ellendige en hoogst beklagenswaardige toestand van de ziel zelf, namelijk het steeds dieper terugvallen in een allerordinairste en laagste dierlijke toestand. En het is nu juist deze toestand, die men de 'eerste hel' noemt. Dit is dus het heel natuurlijke, volgens de rechtvaardige ordening bereikte gevolg, zodat de ziel door deze verboden handelwijze tenslotte terugkeert naar de onderste, dierlijke toestand van waaruit zij vroeger langs zoveel trappen door de Heer opwaarts tot vrij mens werd verheven.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Nu zullen we deze met voorbeelden toelichten. Laten we een hoereerder nemen. Deze bedreef zolang hij leefde zonder pardon en meedogenloos ontucht. Uiterlijk kon niemand de gevolgen van het kwaad aan hem zien, want op het lichaam is daarvan niet altijd een afspiegeling te zien. Toch had deze man door zijn zondige handelwijze zijn geest geheel en al tot een grof vleselijk materiële liefde omlaaggehaald en daardoor zijn levenskrachten, materieel en geestelijk gezien, verspild. Wat rest hem tenslotte nog? Niets anders dan het poliepenleven van zijn ziel. Deze belandt in het hiernamaals met niets anders dan haar zinnelijke, vleselijke genotzucht. Haar streven is als dat van een poliep, namelijk op haar manier ononderbroken blijven doorgenieten. Van een geestelijk geleide reactie is geen sprake meer, omdat de geest tijdens zijn leven in het lichaam reeds tot op de laatste druppel met de zinnelijke ziel is samengesmolten.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Wanneer iemand bijvoorbeeld heimelijk besluit om iemands geld te stelen, dan hebben de liefde voor het geld en zijn zelfzucht hem tot deze handeling aangezet; dat was stellig de oorzaak van zijn handelen. Heeft hij zich nu door diefstal het geld toegeëigend, dan is dat toch zeker het gevolg van zijn handeling. Dit was en is echter niets anders dan de gerealiseerde oorspronkelijke oorzaak voor de handeling zelf.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] Kijk, dat is dus de tweede praktische taak waarin onze gewijde leerlingen zich in de naastenliefde, maar vooral in het geduld van de Heer moeten oefenen. Wat er verder na deze geduldoefening met hen gebeurt, zal het vervolg laten zien.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] De ontwikkeling van deze naastenliefde en haar loutering bestaat dus uit het doorvorsen en onderkennen van de geaardheid van de liefde in de geesten, om daarmee dan ook de wegen van de goddelijke ordening te herkennen en te begrijpen langs welke wegen en op welke manier deze geesten geleid moeten worden.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Want de geaardheid van de liefde van ieder mens is diens eigen karakteristieke levenselement. Vindt hij dit niet, dan is het spoedig met zijn leven gedaan. Daarom moet de naastenliefde in het rijk der zuivere geesten ook uiterst nauwkeurig en goed gelouterd en gevormd worden, voordat deze geesten echt in staat zijn om de nieuwkomers, evenals degenen die zich reeds langer in het geestenrijk bevinden, werkelijk bezielend en verlevendigend in de goddelijke ordening op te nemen.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Daarom moeten de geesten, voordat zij hun naastenliefde in praktijk willen brengen, eerst de geaardheid van de liefde der geesten die naar hen toe geleid worden, doorgronden. Precies overeenkomend met de geaardheid van deze liefde moet er dan ook worden gehandeld.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Zoals bekend, is het gevoel van medelijden op jeugdige leeftijd groter dan op krachtige, mannelijke leeftijd. Daardoor komt het ook dat deze leerlingen iedereen die zij tegenkomen met diep medelijden en grote barmhartigheid opnemen.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Wanneer onze, in het geduld goedgeoefende leerlingen van hun taak in deze uiterlijke wereld terugkeren, gewoonlijk na het overlijden van een hun toevertrouwde beschermeling, dan moeten zij zolang in hun nabijheid blijven als de natuurlijk geestelijke toestand van de ziel van een hier overleden mens duurt. Op het moment van de ontmaskering of van het ontledigen, waarbij elke geest zondermeer geheel aan zichzelf wordt overgelaten, keren zij dan weer in de geestelijke zon terug. Pas van daaruit gaan zij weer naar een nieuwe bestemming. Maar waarheen? Dat is heel gemakkelijk te raden als men bedenkt, dat onze leerlingen tot nu toe voldoende gelegenheid hebben gehad om de wetsovertredingen eerst als leerlingen geestelijk, wetenschappelijk en daarna als beschermgeesten praktisch te observeren en te onderkennen.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Maar stellen jullie je nu eens het vaak bittere lot van een zogenaamde huisleraar of hofmeester voor, als hij van die ruwe vlegels van kinderen krijgt om op te voeden. Is het dan niet beter om een houthakker te zijn? Zeker, want het hout laat zich hakken en splijten naar de wil van de houthakker, maar een onbehouwen kind spot met de wil van zijn meester. Toch is deze toestand nauwelijks een flauwe afspiegeling vergeleken bij die van een beschermgeest, wiens beschermeling een vrek, dief, rover, moordenaar, speler, hoer of echtbreker is. Want de beschermgeest moet hun gruweldaden steeds lijdzaam aanzien, en hij mag, ondanks al zijn macht toch absoluut niet ingrijpen. En als er al bij sommige gelegenheden een ingreep geoorloofd is, dan moet deze toch zo verstandig worden uitgevoerd dat de beschermeling daardoor niet in het geringste in de vrijheidssfeer van zijn wil gehinderd wordt, maar dat hoogstens de daadwerkelijke uitvoering van die wil beïnvloed wordt.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069  ...