17481 resultaten - Pagina 1057 van 1166
... 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 ...
[8] Minerva zegt: 'Nou, jouw eisen aan mij lijken nooit op te houden, maar omdat ik al zo veel gedaan heb, wil ik dat ook nog doen. Pas maar op, dat ik je dan niet in de steek laat. Je weet dat mij dan de volledige terugkeer naar mijn vorige toestand is toegestaan, want dat was immers de belangrijkste voorwaarde voor deze _ mij vernederende - handeling die jouw wil mij oplegde.'Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Nu zet Minerva ook haar tweede voet ernaast en zegt: 'Nu is het volbracht! Ik heb helemaal aan jouw wil voldaan! Wel, wat gebeurt er nu?' Cado zegt: 'Eeuwige geliefde! Hier, maak deze bundel open, neem het gewaad eruit en bedek je bekoorlijkheden, die mijn hele wezen sterk prikkelen.'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Cado zegt: 'Til ook de andere op, dan pas heb je helemaal aan de voorwaarde voldaan en zal ik je zeggen wat ik zal doen. Eigenlijk heb ik je al gezegd wat er daarna zal gebeuren, maar daar je kort van memorie lijkt te zijn, zal ik mijn woorden in het kort herhalen. Eerst moet echter de laatste stap helemaal en niet alleen maar half worden gezet! Bevrijd dus ook je andere voet uit de gevangenschap, dan zal al het andere dadelijk in goede orde zijn!'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Minerva zegt: 'Cado, je bent weliswaar zo eigenzinnig als een duivel, maar tegelijkertijd ook zo wijs als een God!' Cado zegt weer: 'Wat heb ik aan mijn wijsheid als niemand behalve ikzelf haar ter harte neemt! Ik preek voor dovemansoren en aan blinden vertoon ik mijn kunsten! Ik heb, bij God de Almachtige, tot nu toe meer dan genoeg gepraat, maar wat baat dat allemaal? Ik toonde je aan waarom je jouw wil helemaal aan mijn wil ondergeschikt moet maken, maar je hebt duizend uitvluchten en als je al iets doet, dan doe je het nooit meteen en ook nooit helemaal zoals het moet en ik het wil hebben. Als je mij nu wijs vindt als een God, waarom doe je dan niet dadelijk wat ik van je verlang? Het prachtigste gewaad ligt voor je en werpt zijn machtige stralenglans als een centraalzon in de verre oneindigheid, maar zijn machtige licht, dat ertoe bestemd is om haar stralen tot jouw innerlijk wezen te laten doordringen, doet daartoe nog steeds vergeefse moeite. Waarom dan? Geef mij daarvoor eens een reden op!'
Hoofdstuk 32: Minerva's nieuwe uitvluchten. Cado's antwoord. Over boete en bekering. Belangrijke feiten betreffende de verlossing. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Jij weet ook wat elke geest door zijn hogere wijsheid nauwkeurig kan doorgronden. Wil daarom niets vanuit jezelf, maar slechts vanuit mijn wil, dan zul je spoedig verlost zijn van hetgeen je gevangen houdt. Zolang je bij mij echter nog aan zult komen met de restanten van je eigen starre wil, zal het met jou nog lang niet beter gaan. Kijk, aan wijsheid en gedegen inzicht heeft het je nooit ontbroken, maar wel aan goede wil; daarom ben jij de bron geworden van alles wat slecht en kwaad is! Wanneer een wezen echter goed en edel wil worden, moet het met zijn oorspronkelijke, ongecultiveerde wil hetzelfde experiment uitvoeren als een tuinman op aarde doet met een wilde boom: hij snijdt de kruin eraf, splijt de romp en plaatst er een edele twijg in. Dan groeit daaruit een nieuwe, edele en goede fruitboom. Dat moet jij ook doen met de oude, wilde boom van jouw wil! Ook al mocht het je een tijdje verdriet doen dat je de oude kruin moet laten verwijderen, trek je daar dan toch niet te veel van aan, want in plaats daarvan zul je een mooiere, betere en edeler kroon ontvangen.'
Hoofdstuk 32: Minerva's nieuwe uitvluchten. Cado's antwoord. Over boete en bekering. Belangrijke feiten betreffende de verlossing. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Cado zegt: 'Welja, jij en boete doen, dat past mooi bij elkaar! Begrijp jij dan wat ware boetedoening betekent? Denk je dat boete bestaat uit een haren kleed en zak en as? Of geloof je naar rooms gebruik iets te moeten doen om de ware zondenvergeving te verkrijgen? Hoewel ik evenals jij, vergeleken bij de Godheid, een duivel ben, denk ik toch dat echt boetedoen betekent dat men het slechte, dat tegen Gods ordening indruist, vrijwillig verlaat en zijn wil vast en onwrikbaar onder de banier van Gods eeuwige ordening plaatst en vervolgens zelf standvastig datgene wil, waarvan men erkent dat het overeenstemt met de goddelijke ordening. Wanneer je zo zult handelen vanuit jouw nieuw geordende wil, zul je ook de juiste boete doen, maar een haren kleed, zak en as, generale biecht, communie en voor mijn part een miljoen missen behoren tot de grootste menselijke dwaasheden, omdat ze de mens alleen maar slechter maken. Alleen door mijn wil alleen kan ik beter worden. Al het andere heeft geen waarde, noch voor de betere geesten noch voor God.
Hoofdstuk 32: Minerva's nieuwe uitvluchten. Cado's antwoord. Over boete en bekering. Belangrijke feiten betreffende de verlossing. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Minerva, die van pure verbazing nauwelijks in staat is om te spreken, zegt met trillende stem: 'Cado, dat is te veel, te groots, te prachtig! Ik ken toch alle hemelen en hun bewoners, maar ik heb daar nog nooit iemand zo'n gewaad zien dragen, zelfs niet de Godheid in Haar ontoegankelijke licht! Hoe kan ik nu, nu ik mij net een beetje ontworstel aan mijn ergste en diepste verdorvenheid, in staat zijn om zo'n vuurgewaad aan te nemen en uiteindelijk zelfs te dragen! Ik beleef daaraan weliswaar een onbeschrijflijke vreugde, maar ik waag het werkelijk niet om het aan te trekken, want het diepste van de hel kan niet zo snel een verbintenis met het hoogste der hemelen aangaan! Dat kost nog heel veel tijd, waarin ik over mijn helse en inslechte handelen moet nadenken voordat ik me er meer en meer aan zal kunnen onttrekken, want bedenk dat ik de oorsprong ben van al het kwaad en van elk gericht. Hoe en wanneer ik me echter boven mijn oerslechte instelling zal kunnen verheffen... O Cado, hoe ver ligt zo'n tijdperk nog van ons af!'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Minerva zegt: 'Nu dan, om te ervaren of jij je woord zult houden, til ik mijn rechtervoet van de grond en zet hem naast de jouwe. Hemel en hel zullen van mij getuigen of ik ooit iemands wil zover heb opgevolgd als de jouwe! Maar wee jou, Cado, als zou blijken dat je mij ook maar in het minst hebt bedrogen, omdat ik je liefheb; ik zou wraak op je moeten nemen zoals die nog nooit heeft plaatsgevonden!'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Miklosch zegt: 'Weet je, broeder, wat mij betreft interesseert mij dat in wezen weinig. Voor het overige interesseert deze zaak mij buitengewoon, want het is zeker geen alledaagse geschiedenis! Twee uiterst doortrapte geesten van de hel zitten elkaar in de haren en spoedig zal wel blijken wie van hen de overwinning behaalt. Ik houd het nog steeds op Cado.' Bathianyi zegt: 'Ik ook, want als er al een einde aan komt, zal toch hopelijk de goede zaak zegevieren. Nu ligt de geschiedenis nog uiterst moeilijk. Kijk jij nu maar weer en vertel ons verder wat daar gebeurt.'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Minerva zegt weer: 'Wel, heb maar wat geduld met mijn domheid en zwakheden, want indien je mij dan tot loon zult krijgen, ben jij toch ruimschoots schadeloos gesteld voor je moeite?' Cado zegt: 'Inderdaad, als je tenminste te beleren bent. Neem je echter zoals tot nu toe helemaal geen les aan, dan is mij mijn achterkant liever dan jij mij bent, ondanks je nog zo oneindige schoonheid. Neem dat ter harte, want ik ben volstrekt geen zinnelijke duivel!'
Hoofdstuk 30: Cado laaft zich aan brood en wijn. Minerva's ergernis. Cado's duidelijke les over haar onwaardigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Cado zegt: 'Zoals je wilt! Voor mij is iedere duivel hetzelfde, of het nu een paar eeuwigheidjes eerder is of later. Je bent nu eenmaal in mijn onverbrekelijke macht en meer heb ik voor mijn genoegen niet nodig. Alleen omdat ik meer kijk naar jouw ware welzijn dan naar het mijne, zou ik je graag uit je enorme dwaasheid willen verheffen en je weer vrij en gelukkig maken. Wanneer je echter liever de slavin van je meest verblinde dwaasheid blijft, goed, blijf dan wat je bent, namelijk het domste en slechtste wezen in de hele oneindigheid! Ik zal mij daar bijzonder weinig om bekommeren.
Hoofdstuk 30: Cado laaft zich aan brood en wijn. Minerva's ergernis. Cado's duidelijke les over haar onwaardigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Richt je weliswaar heel mooie maar ook heel domme ogen omhoog en kijk hoe zich daarboven triljoenen over hun goddelijk bestaan verheugen, ofschoon ze best weten dat jij het ongelukkigste wezen bent in de hele oneindigheid. Zo kan ook ik mij op mijn manier heel gelukkig voelen zonder jou. Ik moet je ook nog bekennen dat ik er van nu af aan niet meer op aandring om jou voor je eigen vrijheid in God je Schepper te winnen, want ik weet immers dat je een allereigenzinnigst portret bent en dat tot nu toe noch God, noch een of andere duivel ooit iets met je heeft kunnen beginnen. Maar dat alles stoort mij niet. Jij bent van mij en bent onschadelijk gemaakt als een slang, die men haar gif heeft afgenomen. Wil je voor jezelf vrij en gelukkig worden, dan weet je nu voldoende wat je te doen staat. Van nu af aan zul je van mijn kant geen uitnodiging meer krijgen. Het ga je goed in jouw waan en houd het er maar op dat mij dat allemaal eender is!'
Hoofdstuk 30: Cado laaft zich aan brood en wijn. Minerva's ergernis. Cado's duidelijke les over haar onwaardigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] 'Nee, Minervaatje', zegt Cado verder, 'waarom zou je voor mij niet rijp kunnen worden? O, je bent heel rijp, want je bent ook mooi oud geworden, maar slechts een enkel kusje van deze echte rozenmond, O, dat zou alles te boven gaan. Och kom en bezorg mijn hart oprechte vreugde!'
Hoofdstuk 30: Cado laaft zich aan brood en wijn. Minerva's ergernis. Cado's duidelijke les over haar onwaardigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Minerva zegt: 'O dadelijk, dadelijk, mijn heer en gebieder! U weet immers hoe graag ik zulke wezens volg wanneer ze dat, of wat dan ook wensen. U kunt helemaal niet geloven hoeveel ik van u houd. Houd u zich daarom nog maar enkele eeuwigheidjes rustig, dan zal ik uw bezopen wensen wel inwilligen!'
Hoofdstuk 30: Cado laaft zich aan brood en wijn. Minerva's ergernis. Cado's duidelijke les over haar onwaardigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Cado eet en drinkt nog steeds heel behaaglijk en zegt nu bij zichzelf: 'O God, dat was toch een heerlijk brood, en die wijn moet op de zon zijn gegroeid. Nu ben ik zo mak als een lammetje en zo goedig als een ezel, en de mooiste vrouw satan a, nu omgedoopt tot Minerva', is bij mij en mij onderdanig. Hoera, wat heb ik het goed! Wel, wel, mijn lieftallig Minervaatje, wat trek jij daarbij voor een zuur gezicht? Wees welgemoed en kom gezellig bij me zitten. Als je dat doet, dan wordt jou ook de laatste nog te zetten stap kwijtgescholden. Kom Minervaatje, doe me nu eens echt plezier! Kijk, alle hemelse wezens verheugen zich eveneens. Daar, kijk eens omhoog en je zult het meteen zelf ontdekken. En wij beiden, oneindig edeler en volmaakter dan dat hele hemelse volkje, zitten hier als een paar zieke ezels met lange zure gezichten bij elkaar! Foei, laten wij ons toch niet behoeven te schamen en laten we toch tien keer vrolijker zijn dan die daar boven ons. Toe, kom nu gauw bij me zitten!'
Hoofdstuk 30: Cado laaft zich aan brood en wijn. Minerva's ergernis. Cado's duidelijke les over haar onwaardigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)