Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1058 van 1490

...  1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071  ...
[16] Er woont ergens een heel arm gezin. Het heeft nauwelijks genoeg om in het dagelijkse leven het hoofd boven water te houden. Een buitengewoon rijke en tevens bijzonder menslievende man leert deze arme, maar overigens brave en achtenswaardige familie kennen. Hij, in het bezit van verscheidene miljoenen, ontfermt zich over dit gezin en denkt bij zichzelf: ik zal dit gezin in één klap echt gelukkig maken. Ik zal het een landgoed schenken en bovendien nog een aanzienlijk vermogen van een half miljoen. Bovendien zal ik het genoegen hebben om te zien hoezeer de gezichten van deze arme mensen zullen opklaren. Hij voegt de daad bij het woord. Een hele week lang worden er in het gezin niets dan vreugdetranen vergoten en ook tegen Onze Lieve Heer wordt menigmaal 'God zij dank' gezegd.
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Ik denk, dat deze toelichting voldoende zal zijn om in te zien dat elke buitensporigheid van zowel eigen- als naastenliefde voor God een gruwel is.
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Vraag: zijn koningen aan Gods zijde noodzakelijk om de mensheid te leiden? Op deze vraag kan hetzelfde antwoord gegeven worden als op een andere vraag, die als volgt luidt: heeft de Heer bij de schepping van de wereld en bij de schepping van de mens een of andere helper nodig gehad?
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Wat zei de Heer tot het Israëlitische volk toen het een koning verlangde? Niets anders dan: 'Aan alle zonden die dit volk tegenover Mij heeft begaan, heeft het ook nog de grootste toegevoegd, namelijk dat het, ontevreden over Mijn leiding, een koning verlangt'. Uit deze zin is, naar ik meen, voldoende af te leiden, dat door God de koningen niet als een zegen maar als een gericht aan het volk werden gegeven.
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Men zal nu zeggen: maar koningen en vorsten moeten er toch zijn om de volkeren te leiden en zij zouden toch door God Zelf zijn aangesteld? Dat zal ik niet direct ontkennen, maar hoe het is en hoe het zou moeten zijn zal ik hier bij deze gelegenheid toelichten.
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Meestal zijn de gebieders die over de volkeren heersen, zowel de huidige als die van alle tijden, vruchten van zo'n buitensporige naastenliefde. Hoezo? Een willekeurig volk had iemand uit zijn midden vanwege zijn uitzonderlijke talenten, boven de gerechtvaardigde maatstaf lief, maakte hem tot heerser over hen allen en moest het zich later laten welgevallen door hem of door zijn nakomelingen voor deze ondeugd gevoelig te worden gestraft.
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Volgende vraag: welke koningen en vorsten hebben in iedere tijd, dus ook in de tegenwoordige, de Heer geholpen de ordening van de werelden in stand te houden en deze op hun banen te leiden? Welke hertog heeft Hij nodig voor de winden, welke vorst voor de verspreiding van het licht en welke koning ter bewaking van de oneindige ruimte der werelden en zonnen? Als de Heer echter zonder vorstelijke of koninklijke bijstand bij machte is om Orion toe te rusten, de Grote Hond zijn voedsel aan te reiken en het grote volk van werelden en zonnen in een onwrikbare orde te handhaven, zou Hij het dan nodig hebben om bij de mensen van deze aarde koningen en vorsten aan te stellen die Hem bij Zijn bezigheden zouden moeten helpen?
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Gerechtvaardigd is de eigenliefde als ze naar de dingen van de wereld geen groter verlangen heeft dan haar door de juiste maatstaf van de goddelijke ordening is toebedeeld; deze maatstaf werd in het zevende, negende en tiende gebod voldoende aangegeven. Verlangt de eigenliefde meer dan deze maatstaf aangeeft, dan overschrijdt ze de vastgestelde grenzen van de goddelijke ordening en dat moet bij de eerste overtreding reeds als zonde worden beschouwd. Volgens deze maatstaf moet dus ook de naastenliefde worden ingedeeld. Als iemand namelijk een broeder of een zuster boven deze maatstaf uit liefheeft, dan begaat hij met zijn broeder of zuster afgoderij en maakt hem of haar daardoor niet beter maar slechter.
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Wij zijn binnen en zien hier in het midden van deze grote en prachtige zaal ook weer een zonnebord, waarop in het midden in rood stralend schrift geschreven staat: 'Dit is gelijk aan het eerste, dat gij uw naaste zult liefhebben als uzelf; daarin ligt de wet en de profeten.' Nu zou er meteen iemand kunnen opstaan en zeggen: hoe moet men dat begrijpen, de naaste liefhebben als jezelf? De eigenliefde is een ondeugd, dus kan de daarmee gelijkgestelde naastenliefde toch ook niets anders dan een ondeugd zijn, omdat op deze wijze voor de naastenliefde de eigenliefde toch kennelijk als basis genomen wordt. Wil ik als een deugdzaam mens leven dan mag ik mijzelf niet liefhebben. Wanneer ik echter mezelf niet mag liefhebben, dan mag ik mijn naaste immers ook niet liefhebben, omdat de liefdesverhouding tot de naaste volkomen overeen moet komen met de verhouding tot de eigenliefde. Dan zou 'de naaste liefhebben als jezelf' betekenen dat je de naaste helemaal niet moet liefhebben, omdat men zichzelf ook niet moet liefhebben.
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Maar willen we ten overvloede de zaak nog duidelijker hebben, laten we dan nog eens naar de scène kijken waarin de Heer driemaal aan Petrus vraagt of hij Hem liefheeft. Waarom vraagt Hij hem dan driemaal? De Heer wist toch al dat Petrus Hem liefhad en Hij wist ook dat Petrus alle drie dezelfde vragen vanuit hetzelfde hart en vanuit dezelfde mond gelijkluidend zou beantwoorden. Dat wist de Heer. Dat is dan ook niet de reden dat Hij deze vraag aan Petrus heeft gesteld, maar om reden dat Petrus zou erkennen dat hij vrij is en de Heer boven alle wetten uit liefheeft. En daarom betekent de eerste vraag: 'Petrus, heb je Mij lief?' - Petrus heb je Mij op de weg gevonden? Dat bevestigt Petrus en de Heer zegt: 'Weid Mijn schapen', dat wil zeggen: leer ook jouw broeders Mij zo te vinden! - De tweede vraag: 'Petrus, heb je Mij lief?' betekent: Petrus, ben je bij Mij, sta je bij de deur? Petrus bevestigt dat en de Heer zegt: 'Weid dan Mijn schapen!' ofwel: breng dus ook jouw broeders mee, opdat ze bij Mij mogen zijn bij de deur naar het leven! - En voor de derde keer vraagt de Heer aan Petrus: 'Heb je Mij lief?' Dat wil zoveel zeggen als: Petrus, sta je boven elke wet? Ben jij in Mij zoals Ik in jou? Angstig bevestigt Petrus dat en de Heer zegt nogmaals: 'Weid dan Mijn schapen en volg Mij!' Dat wil zoveel zeggen als: breng dan ook jouw broeders, opdat zij in Mij mogen zijn en in Mijn ordening en liefde mogen wonen zoals jij.
Hoofdstuk 102: Hoe men God boven alles liefheeft - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Men zou nu misschien kunnen zeggen: dat klinkt vreemd, want naar onze begrippen betekent 'God boven alles liefhebben': God meer liefhebben dan alles in de wereld. Goed, zeg ik, maar vraag daar meteen bij: naar welke maatstaven moet een mens echter zo'n liefde meten? De tegenwerper heeft de maatstaven die gelden voor de hoogst mogelijke liefde van de mensen op aarde, duidelijk genoeg op een rijtje gezet en laten zien dat de mens op deze wijze helemaal geen maatstaf voor het boven alles liefhebben van God kan aanleggen.
Hoofdstuk 102: Hoe men God boven alles liefheeft - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[22] Je zegt: beste vriend, de tweede is me duizendmaal liever, want wat interesseren mij die paar hemden en kousen? Het is duidelijk dat de eerste mij alleen maar probeert te winnen door mij de waardering voor haar verdiensten te willen afdwingen. Maar de andere probeert mijn liefde te winnen. Zij staat boven alle verdienstelijkheid en kent niets hogers dan mij en mijn liefde. Deze zou ik dan ook tot vrouw nemen.
Hoofdstuk 101: Waaruit bestaat de liefde tot God? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Ik denk, mijn beste vriend, dat uit deze gelijkenis toch overduidelijk zal blijken wat waardevoller is, het slechts droogweg naleven van de wet of het overstijgen daarvan en het alleen maar omhelzen van de liefde.
Hoofdstuk 101: Waaruit bestaat de liefde tot God? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] De vader zegt dan ook zo af en toe tegen deze tweede zoon: kijk toch eens hoe vlijtig jouw broer werkt en zo mijn liefde probeert te winnen. Maar de zoon zegt: o lieve vader, als ik op het veld ben, dan ben ik ver weg van u en mijn hart laat mij geen rust, maar zegt steeds luid tegen mij: de liefde woont niet in de hand maar in het hart en daarom wil ze ook niet met de hand maar met het hart gewonnen worden! Geeft u, vader, mijn broer die zo vlijtig werkt, de akker en de wijngaard; ik heb er genoeg aan als u mij maar toestaat dat ik u altijd naar hartelust mag liefhebben zoals ik u wil en moet liefhebben omdat u mijn vader, mijn alles bent.
Hoofdstuk 101: Waaruit bestaat de liefde tot God? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Een vader had twee kinderen. Hij heeft aan zijn twee kinderen zijn wil als het ware wettelijk bekendgemaakt. Hij wees hun een akker en een wijngaard aan en sprak: jullie zijn sterke mannen geworden en daarom verlang ik nu van jullie dat jullie deze wijngaard en deze akker vlijtig voor mij bewerken. Uit jullie ijver zal ik opmaken wie van jullie beiden mij het meest liefheeft. Welnu, dat is de natuurlijke wet, volgens welke aan de zoon die zijn vader het meest liefheeft, de heerlijkheid van zijn vader ten deel valt.
Hoofdstuk 101: Waaruit bestaat de liefde tot God? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071  ...