Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1060 van 1490

...  1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071 - 1072 - 1073  ...
[25] Zo zal het ook hier in deze verschijningsvorm zeker begrijpelijk zijn waarom de vorige tien borden slechts wit, dus matglanzend zijn opgezet, terwijl we hier het oereeuwige zonlicht zien uitgebeeld, dat geen voorafgaand of nachtelijk licht nodig heeft, maar reeds al het licht in zich heeft.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] De geleerden op aarde beginnen met het meten van de koude op het moment dat het water bevriest. Als op het vriespunt de eigenlijke koude al begint, dan zou ik toch wel graag willen weten, volgens welke wetten of op welke manier de koude dan kan toenemen? Waarom voelt bij jullie een temperatuur van zo'n vier tot vijf graden onder het zogenaamde vriespunt nog enigszins dragelijk aan en waarom ervaart iedereen de kou reeds als zeer pijnlijk, wanneer de thermometer tot min achttien graden gedaald is? Kan men hier niet met het volste recht zeggen: min achttien graden voelt men pijnlijker dan min vier graden, omdat bij min vier graden kennelijk nog meer warmte aanwezig is dan bij min achttien graden? Kan men nu min achttien graden reeds als uitgangspunt voor de complete koude nemen? O nee, want men heeft al min dertig graden koude meegemaakt. Deze was nog veel pijnlijker dan die bij min achttien graden. Waarom? Omdat zij weer verreweg minder warmte bevatte dan die van min achttien graden. Min veertig graden zal echter nog pijnlijker zijn dan min dertig. Is dat echter al een reden om te beweren dat bij deze min veertig graden de warmte volkomen afwezig is?
Hoofdstuk 99: De liefde van God - de oergrondstof van alle schepselen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[24] En zie, om juist deze reden verschijnt dan ook dit ene eerste woord hier in deze elfde zaal als een zelfstandig stralende zon waarvan het licht weliswaar talloze sterren goed verlicht, maar die het daarentegen zelf eeuwig nooit nodig heeft om zich van de weerschijn van de sterren te bedienen. Want het is immers het oerlicht waaruit al die talloze sterren hun deel van het licht hebben genomen.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Men zal hier misschien tegenin brengen: bij het ijs, en vooral bij het poolijs, ontbreekt toch zeker alle warmte. Daarmee zal de warmte toch niet veel te maken hebben, want bij een temperatuur van zo'n veertig graden onder nul zou men wel graag willen weten of er een warmtemeter bestaat die daarbij nog een spoortje van warmte zou kunnen aantonen. Hierop zeg ik niets anders dan dat de geleerden van deze aarde nog geen instrument hebben uitgevonden waarmee ze de absolute warmte-eenheid en de absolute koude-eenheid nauwgezet kunnen bepalen en goed meetbaar van elkaar kunnen scheiden. Bij ons is een heel andere maatstaf ingevoerd en gebruikelijk, omdat wij ons in het zuivere, innerlijke weten bevinden.
Hoofdstuk 99: De liefde van God - de oergrondstof van alle schepselen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Zo hebben we deze prachtige, nachtelijke scène voor ons. Wel worden soms, door nachtelijke plaatselijke stormen de stralen van de hemel hier en daar door voorbijtrekkende wolken kortstondig bedekt. Maar dezelfde storm die eerst een lichtonvriendelijke wolk voor de prachtvolle sterrenhemel schoof, juist deze storm drijft die wolk langs de horizon weg, waarna het firmament schoner wordt dan het voorheen was. Alles en iedereen wordt angstig door zo'n kortstondige storm en verlangt weer naar de rustige, prachtige, door vele duizenden lichten verlichte nacht. Maar een natuurkundige zegt: zulke stormen zijn niets anders dan de gewone voorboden van de naderende dag; daarom hoeft men niet angstig te zijn.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Wie zijn echter deze hemellichten in de oude hemel van de geest?
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Kijk, dat zijn al jullie bekende, van Gods geest vervulde patriarchen, vaders, profeten, leraren en leiders van het volk. Maar op aarde zijn er toch ook een heleboel kunstmatige lichten; wie zijn deze dan in het Oude Testament? Dat zijn die achtenswaardige mensen, die getrouw leefden volgens het woord dat uit de mond van de met Gods geest vervulde mensen kwam, en die door hun levenswandel hun buren verlichtten en verkwikten.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] En kijk nu, al deze zo bewonderenswaardige, wonderbaarlijke pracht lijkt op het Woord van het Oude Testament in al zijn facetten.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] We zien aan deze oude maar nog steeds nachtelijke hemel een nauwelijks te tellen aantal grotere en kleinere lichten. Zij stralen heerlijk en wie ze beschouwt, wordt te allen tijde met een diepe, heilige eerbied vervuld. Waarom? Omdat zijn geest iets groots vermoedt achter deze lichten. Maar ze staan nog te ver van hem af. Hij kan kijken en reiken en tasten, maar de kleine lichten met hun grote inhoud willen zijn onderzoekende geest niet naderbij komen.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Bij deze overvloed aan licht zou men denken dat het gedurende de nacht op aarde met al dat licht niet uit te houden zou zijn, maar de ervaring heeft ons altijd nog geleerd dat na het ondergaan van de zon, ondanks dat er steeds meer lichten aan de hemel verschijnen, het op aarde steeds donkerder wordt naarmate de zon verder achter de horizon verdwijnt.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Wie kan zeggen dat deze lichten niet prachtig zijn? Ja, al een middelmatig vereerder van Gods wonderen moet bij de aanblik van de nachtelijke sterrenhemel met de handen op zijn borst zeggen: o Heer, ik ben niet waardig in dit, Uw heiligdom, in deze oneindige tempel van Uw almacht te wandelen! Ja waarlijk, men kan elke nacht met het volste recht uitroepen: o Heer, wie Uw werken aanschouwt, ondervindt daarbij een trotse vreugde.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Menigeen zou zich misschien kunnen afvragen en zeggen: dat was natuurlijk te verwachten, maar op de keper beschouwd wil dit op het zonnebord geschreven gebod toch niets anders zeggen dan hetgeen in wezen alle vorige geboden tezamen al gezegd hebben. Waarom moet dan juist dit bord hier zo glanzen terwijl alle vorige tien borden slechts eenvoudig wit waren en zoals gebruikelijk met een donkere substantie beschreven? Deze opmerking is niet geheel zonder innerlijke betekenis, maar desondanks verliest ze hier haar waarde, zoals alle andere leren en beweringen na één enkel woord uit de mond van de Heer zondermeer hun glans moeten verliezen.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] We zijn reeds in deze zaal en zien in het midden daarvan eveneens aan een grote, witte glanzende zuil een rond bord. Het glanst als de zon en in het midden staat in robijnrood stralend schrift geschreven:
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[25] Om deze reden werden ook oorspronkelijk de twee laatste geboden samen als één gebod gegeven. Ze zijn slechts verschillend doordat in het negende gebod nog eens in het bijzonder wordt aangegeven dat de liefde van de naaste moet worden gerespecteerd, terwijl in het tiende gebod precies hetzelfde, maar dan naar de meest innerlijke betekenis samengevat wordt weergegeven, om in het algemeen het geheel respectvol in acht te nemen.
Hoofdstuk 97: De innerlijke, eigenlijke betekenis van het tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[24] Nu zal misschien menigeen vanuit zijn beperkte inzicht de volgende conclusie trekken en zeggen: als de zaken zo staan, dan is het immers geen zonde als iemand bij de vrouw of dochters van zijn naaste slaapt of daarnaar verlangt. Dan zeg ik: ho ho, mijn beste vriend, met deze opmerking heb je de plank flink misgeslagen. Wordt onder 'ge zult de liefde van uw naaste niet begeren, en wel zijn gehele liefde', niet alles verstaan wat hij aan dierbaars in zijn hart draagt? Kijk, zo is het in wezen volgens het gebod niet slechts verboden om naar de vrouw en dochters van jouw naaste te verlangen, maar dat gebod geldt voor alles wat de liefde van jouw broeder omvat.
Hoofdstuk 97: De innerlijke, eigenlijke betekenis van het tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071 - 1072 - 1073  ...