Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 107 van 278

...  95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120  ...
[3] Rafaël zegt: 'Dat is jullie priesterlijke hoogmoed. Want wee diegene uit het volk die jullie ontmoet en zonder er erg in te hebben niet zou groeten, terwijl jullie hem wel gezien hebben. Dat wordt hem meteen als een grote misdaad aangerekend, en hij moet zich daarvoor een zware boetedoening laten welgevallen, die uit een zware, vaak huiveringwekkende lichamelijke kastijding bestaat of, als hij rijk is, uit andere grote offers, die bij jullie niet zelden tot in het ongelofelijke gaan! En kijk, dat is een heel grove zwarte vlek! Zolang dat bij jullie gebruikelijk is en blijft, zal God zich door jullie niet laten vinden, want alleen mensen die trachten in hun ziel aan Hem gelijk te worden of al min of meer aan Hem gelijk zijn, kunnen God vinden.
Hoofdstuk 100: De ware weg tot God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Na een lange tijd van opperste verbazing zei de magiër: 'Wonderlijk machtige jongeman! Als jij geen God bent, dan kan ik me geen God meer voorstellen; want deze beide daden van jou zijn voor een geschapen mens, die uit een vrouw geboren is, onmogelijk. Daarvoor is de almachtige kracht nodig van een ware God! Dit is mijn beker en dat mijn onschatbare, waardevolle diamant, zoals er maar weinige zullen zijn. Hij moet wel door de lucht hierheen gekomen zijn en dus die zeer grote afstand sneller dan een bliksem afgelegd hebben. Maar dan had men toch bij zijn aankomst een suizend geluid moeten horen! Maar niets van dat alles; met ontzaglijke snelheid en zonder enig geluid was de steen er!Ja, hoe moet je je voorstellen dat dat voor een mens mogelijk is? Kort en goed, we hebben in jou de God, die eeuwig voor ons verborgen was, tenslotte toch gevonden! Maar nu is alleen jouw almachtige kracht nog in staat om ons hier bij je weg te krijgen!'
Hoofdstuk 103: De weg naar de levensvervolmaking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De hoofdmagiër zei: 'Ja, het begint mij nu een beetje te dagen; maar voortdurend komt de vraag bij mij op, waarom wij al deze verheven en goddelijk ware zaken met goedvinden van de enige, ware en beslist alwetende God niet reeds lang als een openbaring hebben gekregen. Sinds onheuglijke tijden smachten wij reeds in onze nacht en grote duisternis, en wij hebben hetgeen wij nu gevonden hebben, toch altijd gezocht. Wij zijn toch ook mensen, en hebben God onder de veelzeggende naam Delailama (schept en vernietigt) ook altijd aanbeden en vereerd en hebben de leer van Zorouasto niet aangenomen, en toch hebben wij als priesters nooit enige openbaring gekregen. En dat was dan ook de oorzaak, dat juist wij, priesters, alle geloof verloren hebben, hoewel wij het volk voortdurend vast lieten geloven. Wat was daarvan dan de eigenlijke reden? Lag er dan al van oudsher een zekere geheime vloek op ons, of waren wij, zonder dat te willen, daar zelf de schuld van, of was dat de schuld van ons klimaat?'
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Want God is in Zijn oerwezen Zelf de hoogste en zuiverste liefde. Hij is in de allerhoogste graad vriendelijk, deemoedig en lankmoedig, en vol geduld, zachtmoedigheid en erbarming. Hij veracht alles wat maar op wereldse praal lijkt. De hoogmoed van de mensen is Hem een gruwel en de heerszucht is overal aanwezig in de hel, waarover jullie het volk ontzettend veel slechte dingen hebben voorgehouden; want ook in de hel wil iedere slechte geest heerser zijn, omdat de duivels in de hel zonder leugen, bedrog, hoogmoed en heerszucht niet kunnen bestaan en geen leven hebben. Vraag jezelf nu eens af of het bij jullie ooit anders was! Omdat het echter zo was, hoe had er bij jullie dan ooit een goddelijke openbaring plaats kunnen vinden?!
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Ook voor dat volk zal gezorgd worden; maar het is er nu nog lang niet rijp voor. Het gewone volk is echter erg gehoorzaam en ook zeer geduldig en op zijn manier vroom en het heeft een vast geloof. Als men het dit nu af zou nemen, zou men het doden en dat zou slecht zijn voor de ziel van het volk. Het is daarom nu nog raadzaam, Indië niet al te zeer te verlichten vóór de juiste tijd, wel moet het van tijd tot tijd druppelsgewijs gevoed worden en het is ook al gevoed, waarom men daar ook heel speciale wijze mannen en zieners vindt, zoals de eigenlijke joden ze nu niet meer hebben. En deze wijzen en zieners verspreiden ook al een heel goed schemerlicht bij vele mensen. Zonder zo'n schemerlicht zouden deze drie de verre weg hierheen niet gevonden hebben.
Hoofdstuk 107: De openbaring in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ja kijk, vriend, jouw huis hier ziet er in alles ook zo goed verzorgd uit, dat je daaruit kunt opmaken - ook al zou men jou niet kennen -, dat je een zeer vermogend en zeer wijs huisvader moet zijn! Maar als men je huisgenoten naar je zou vragen en zij dan met de beste wil van de wereld helemaal niets zouden kunnen vertellen over je bestaan, dan zou dat zeker iets heel onbehagelijks zijn, wat het hart droevig zou stemmen. Want wanneer een huis zonder twijfel toebehoort aan een wijs huisvader en op zo'n manier is ingericht, dat ieder verstandig mens zich daar hogelijk over moet verbazen en die hij zeer moet bewonderen, dan is het immers ook wel te begrijpen en niet kwalijk te nemen dat men moeite doet, zo'n wijze huisvader beter te leren kennen. Maar het wordt voor iemand die daar moeite voor doet wel steeds beklemmender, als hij na lang zoeken en vragen alleen maar heel onmiskenbare en duidelijk aanwijsbare sporen van het bestaan van die wijze huisvader ontdekt, maar hem zelf nooit of te nimmer vindt.
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] De magiër zei: 'O vriend, zoiets zou voor ons de dood betekenen terwijl we nog leven! Ach, houd maar op met zulke absurde voorbeelden! Dan zou immers ook al het denken bij de mens helemaal ophouden, want dat is zonder vergelijkingen eigenlijk onmogelijk! Wel,ik zie al, waar je eigenlijk naar toe wilt! Maar ga maar door; want ieder woord uit jouw mond is duizendmaal duizend pond zuiver goud waard!'
Hoofdstuk 112: De verschillende vormen van al het geschapene - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Als echter de ene streek en de andere, de ene boom en de andere, ook het ene dier en het andere en alle mensen, mannen en vrouwen, ouders en kinderen, jong en oud volkomen op elkaar zouden lijken, wat voor prikkel zou dat dan wel op de zintuigen van de mensen uitoefenen? Totaal geen! Hij zou dan heel weinig op te merken hebben en nog minder om over na te denken; ook de mondelinge en de schriftelijke taal zou heel beperkt zijn en kijk, dat zou zonder meer het geval zijn als de alwijze God de werelden en de schepselen allemaal volgens jouw strenge voorstellingen van orde geschapen zou hebben!
Hoofdstuk 113: De noodzaak van de verscheidenheid van al het geschapene - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Kijk, je zult niet gemakkelijk ooit twee mensen aantreffen die er volkomen gelijk uitzien! Zoals God de Heer echter, om de duidelijk aangegeven redenen, de uiterlijke vormen heel verschillend vormt, zo vormt Hij ook het organisme van de mens verschillend en eveneens de talenten van iedere ziel. Want als alle mensen precies dezelfde talenten zouden hebben, dan zouden zij elkaar al gauw helemaal niet meer nodig hebben en naastenliefde zou een woord zonder betekenis zijn.
Hoofdstuk 113: De noodzaak van de verscheidenheid van al het geschapene - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Uiteindelijk wil je ook dit niet aannemen en zegje: Er is helemaal geen god, óf er zijn er net zoveel als er schepselen zijn, waarbij iedere god zijn schepselen schept en zich om niets anders bekommert; óf er is helemaal geen god, maar een natuurkracht, die, zonder te weten dat zij bestaat, toch steeds maar door werkt omdat zij door de omstandigheden, die zich uit zichzelf blind en toevallig hebben ontwikkeld, op een bepaalde manier moet werken. Zoals ook de wind helemaal blind en zonder enige wil en zonder enig verstand waait en van richting verandert, wanneer hij op een rotswand stuit, die hem dan dwingt een andere richting te nemen. Dat verschijnsel ziet men ook bij beken en rivieren; zij moeten hun richting net zo vaak wijzigen als zij in hun blindheid op voorwerpen stuiten, die hen dwingen ongewild een andere richting te nemen.
Hoofdstuk 111: De twijfels van de Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Wel, door zulke onderzoekingen gaat de godheid bij de mens verloren en kan dan niet zo gemakkelijk weer teruggevonden worden. Jij had waarschijnlijk volkomen gelijk met te zeggen dat de mens door het nauwkeurig onderzoeken van allerlei verschijnselen in de grote natuur een enig ware, wijze en almachtige God kan vinden, -dat zal ook wel waar zijn; maar als men als nauwgezet onderzoeker tenslotte op dingen stuit die met goedberekende orde niets te maken schijnen te hebben en zodoende het bestaan van een enig ware, wijze, goede en machtige God ongeloofwaardig maken, zoals die pek en zwavellaag onder het gevaarlijke meer, -wat dan? Dan, vriend, kan een mens zich niet meer zelf helpen, maar dan moet God hem helpen, als Hij werkelijk bestaat; helpt Hij hem echter niet, dan is Hij er of in werkelijkheid helemaal niet, óf Hij bekommert zich niet om de mensen, óf Hij is niet in staat zonder bepaalde voorwaarden de mens te helpen, zoals je dat dagelijks maar uit al te veel ervaringen kunt opmaken.
Hoofdstuk 111: De twijfels van de Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Luister! Jij bent een mens. Je lichaam bestaat uit bijna ontelbaar vele organen, waar je helemaal niets van af weet. Zonder die organische inrichting van je lichaam zou het leven van je ziel daarin absoluut niet denkbaar zijn. En toch liggen de voornaamste organen van je lichaam niet bepaald zeer ordelijk in je lichaam! Kijk maar eens naar je aderen! Hoe onregelmatig lijken die door je armen te lopen! En toch heerst daarin de hoogste doelmatige orde. Kijk eens naar de plaatsing van je haren! Zowel op je hoofd als op je hele lichaam staan ze ordeloos door elkaar en toch is iedere haar door God geteld en op de juiste plaats gezet! En bij andere mensen. staan ze weer anders dan bij jou en staan toch ook op de juiste plaats, omdat het de Heer in Zijn wijsheid behaagd heeft om vrijwel ieder mens een andere gedaante en ook een andere gemoedsgesteldheid te geven, zodat zij zich onder elkaar gemakkelijker kunnen herkennen en elkaar dan als mensen liefhebben.
Hoofdstuk 112: De verschillende vormen van al het geschapene - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Wel, evenals dat bij mensen, dieren en zelfs bij planten noodzakelijk is, omdat zij anders niet in leven zouden blijven, is dat ook bij een hemellichaam het geval! Een hemellichaam moet organen hebben om zijn inwendige overtollige vuil naar buiten op zijn huidoppervlakte te kunnen uitstoten. En nu kijken we nog een keer naar ons gevaarlijke meer en dan ontdekken we dat het een even noodzakelijk orgaan van de aarde is om het inwendige, niet meer bruikbare afval naar buiten te brengen, als een aantal vergelijkbare organen van het menselijke lichaam, die je wel niet onbekend zullen zijn.
Hoofdstuk 114: De aarde als organisme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De vruchtbare bodem van de aarde, ook de bergen en de zeeën zijn eigenlijk afval van de aarde; want dat alles ontstond door het inwendige levensvuur van de aarde, maar natuurlijk al onvoorstelbaar lange tijd geleden. En alles wat naar de oppervlakte van de aarde gebracht wordt, zoals zwavel, pek, zout, water en allerlei mineralen en metalen, dient voor het vormen van de vruchtbare aarde, zonder welke geen plant, geen boom en dus nog minder een dier of zelfs een mens zou kunnen bestaan.
Hoofdstuk 114: De aarde als organisme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De mens die weinig of vaak helemaal niets denkt, is natuurlijk snel bevredigd; want hij neemt ook de leugen voor waarheid aan. Hij gelooft, en zijn blinde geloof maakt hem tevreden en zalig. Maar met de denkende en zoekende mens is het heel anders gesteld. Die kan niet blind geloven. Hij moet licht hebben om te zien en de waarheid te vatten, wil het leven iets voor hem betekenen; want zonder volledige bewijzen van de waarheid is de denker en zoeker het ellendigste wezen op de hele wereld, ellendiger dan een in het stof vertrapte en zich kronkelende worm, die beslist nauwelijks zal voelen dat hij bestaat.
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120  ...