15542 resultaten - Pagina 107 van 1037
... 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 ...
[6] Maar na dit amen zeg IK: "En nu, Mijn vrienden en broeders, eten en drinken wij, want het moment nadert waarop de vijf misdadigers genezen moeten worden!" -Toen grepen allen gretig naar de vissen, het brood en vervolgens naar de wijn.Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Denk je soms dat Ik uit beduchtheid voor Mijn achtervolgers in zekere zin op de vlucht blijf? O, als je dat zou denken dan vergis je je zeer! Kijk eens naar dat stel erge misdadigers! Heus, volgens Mozes en volgens jullie wetten hebben ze honderdvoudig de dood verdiend, maar toch Iaat Ik nu niet toe dat zij gedood worden, maar ook hen zal de genade van de hemelen ten deel vallen. Als zij zich die genade ten nutte maken, zullen ook zij deel hebben aan Mijn rijk; vervallen zij daarna echter weer in het kwade dan zullen zij het aan zichzelf te wijten hebben als de vloek en de hardheid van de wet hen zal doden! Want weet, de wet is er altijd, maar de genade komt slechts zo nu en dan de in het nauw zittenden te hulp; als de genade echter niet wordt geëerbiedigd, moet men de wet weer voor lief nemen."
Hoofdstuk 16: Over de verhoging en kroning van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Daarom is het beter over zo'n fenomeen helemaal niet na te denken! Er zijn toch zaken en verschijnselen in de natuurwereld die geen sterveling ooit geheel zal begrijpen. En als de dwaze mens daarover zou gaan nadenken, zou hij al gauw gek worden! Voor de hemelse geesten zal het zeker zonder meer duidelijk zijn en ons kan het op den duur ook duidelijker worden dan nu. Maar zouden wij het nu meteen willen begrijpen, dan raakten wij stellig met onze gedachten in de knoop. Daarom kijk ik graag naar een wonder, maar ik heb er helemaal geen behoefte aan om er verder over na te denken. Ook al zou men er echt iets van begrijpen, dan zou men het toch niet na kunnen doen en als men dat niet kan, heeft men aan een half inzicht toch nog niets!"
Hoofdstuk 18: Over het op schrift stellen van Jezus woorden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] CYRENIUS zegt: "In een bepaald stoffelijk opzicht heb je wel gelijk, maar voor het nadoen heb ik zeker geen belangstelling. Omdat er in mij echter toch ook een onsterfelijke geest woont, zou ik juist in verband met mijn geest graag iets meer van de geestelijke zaken willen zien dan met zwaar geblinddoekte ogen. Mijn gehele wezen hunkert er naar om uit de mond van een wijze onder ons iets meer te weten te komen over dit snelle schrijven van de engel! Ik zal daarom proberen de mond van een wijze daarover iets te laten zeggen, want wat wij daarover zeggen is niets dan het dorsen van leeg stro. Wij kunnen er zeker niets verstandigs over zeggen, terwijl de mond van de wijze ons daarover meteen versteld zal doen staan."
Hoofdstuk 18: Over het op schrift stellen van Jezus woorden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] In het vierde hoofdstuk zegt Salomo: 'Kijk, mijn vriendin, je bent mooi, kijk, mooi ben je! Tussen je vlechten lijken je ogen op de ogen van een duif. Je haar doet denken aan de geitenkudden die op de berg Gilead zijn geschoren. Je tanden zijn als de geschoren wol van de kudden wanneer zij van de drinkplaats komen, zij, die allemaal tweelingen dragen en waarvan er geen onvruchtbaar is. Je lippen lijken een koord met de kleur van rozijnen en je woorden zijn liefelijk. Je wangen tussen je vlechten kleuren als de insnijding van de granaatappel. Je hals is als de toren van David, voorzien van een borstwering waaraan vele schilden hangen met allerhande wapens van helden. Je twee borsten zijn als een reeëntweeling, die onder de rozen weiden tot de dag koel wordt en de schaduw wijkt. Ik zal naar de mirreberg gaan en naar de wierookheuvel. Je bent ongetwijfeld mooi en je bent smetteloos. Kom, mijn bruid van de Libanon, kom van de Libanon! Treed binnen, kom van de berg Amana, van de berg Senir en Hermon waar de holen der leeuwen zijn en waar de luipaarden huizen! Je hebt mijn hart gestolen, mijn zuster, lieve bruid, met een van je ogen en met een van je halssnoeren. Hoe mooi zijn je borsten, zuster van mij, lieve bruid! Je borsten zijn lieflijker dan wijn en de geur van je zalven overtreft alle bekoring. Je lippen, mijn bruid, zijn als overlopende honingzeem, onder je tong is honing en melk en de geur van je klederen is als de geur van de Libanon. Zuster, lieve bruid, je bent een gesloten tuin, een gesloten bron, een verzegelde put. Jij bent als een lusthof van granaatbomen met kostelijke vruchten, cyprus en nardus, nardus en saffraan, kalmoes en kaneel en van wierookbomen, mirre en heerlijk geurende aloës; als een fontein in een tuin, als een bron van levend water dat van de Libanon stroomt. Verhef u, noordenwind, en kom, zuidenwind, waai door mijn tuin opdat de geuren haar overstromen!'
Hoofdstuk 19: Het hooglied van Salomo. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] CYRENIUS zegt: "Ik zie wel dat je zeker niet dom bent, want het is een hele prestatie om stoffelijk gezien zulke Salomo's onzinnigheden, woord voor woord te onthouden. Want zij bevatten zoveel onsamenhangende onzin, als mij nog nooit eerder ter ore is gekomen! Maar desondanks begint deze pure onzin mij nu toch meer te verontrusten dan het eerdere snelschrijven van de engel. Wat wilde deze bekende Croesus van de Joden daar toch mee zeggen? Was het serieus een liefdesverklaring aan een mooi Joods meisje, dat er volgens zijn vergelijking heel vreemd moet hebben uitgezien? Of wordt daar iets heel anders mee bedoeld? Maar wat, - dat is een andere vraag! Is daar een sleutel voor? Als er één is, zal onze Heer en Meester dat zeker in de eerste plaats weten! Daarom kunnen we beter meteen naar de grote smid in plaats van naar de knecht van de smid gaan!"
Hoofdstuk 19: Het hooglied van Salomo. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] IK zeg: " Ja, het is nu tijd om naar buiten te gaan, daarom staan wij op en gaan allemaal naar buiten naar de oever waar men de vijf voor ons heeft vastgehouden!"
Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Op Mijn woorden staat iedereen op van de plaatsen waar men zo lang heeft gezeten en gaat vlug met Mij naar de oever.
Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Maar IK zeg: "Verdwijn, ellendelingen! Naar beneden, naar de hel met jullie, daar zal de vergelding jullie grijpen!"
Hoofdstuk 21: De genezing van de vijf bezeten roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] MARCUS geeft hun heel vriendelijk brood en wijn en zegt: "Drink, broeders, en eet dit lekkere brood naar hartelust! Want van nu af aan zal het jullie nooit meer slecht vergaan op deze aarde, hoewel het hier echt geen paradijs is!"
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Laat God zelf maar eens in mensengedaante naar beneden komen en hun al hun onuitsprekelijke schandelijkheden voorhouden en hen oproepen om boete te doen. Waarlijk, als hij zich niet met zijn gehele almacht tegenover hen stelt, vergaat het hem nog veel slechter dan het in Sodom de twee engelen verging, die Lot het dringende verzoek brachten om zich met zijn familie ver van deze plaatsen te verwijderen omdat deze geoordeeld zouden worden!
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] De spreker van de VIJF zegt: "O zeker niet! Kijk maar naar die man (op Mij wijzend) naast je, dat is een volmaakt mens, een echte Godszoon! Het zal echter niet zo lang duren of de duivels zullen hem vernietigen! Verder naar achteren staan nog twee jongemannen en een meisje, die komen ook van boven maar zullen nog danig vervolgd worden als zij geen duivels willen worden. Dan zie ik nog een paar arme mensen, dat schijnen vissers te zijn; alle anderen, inclusief jij en je hele huis zijn echter redelijk goede duivels, op weg om mens te worden, wat echter nog behoorlijk veel moeite en zorgen zal opleveren! Weet je nu, waar je aan toe bent?"
Hoofdstuk 24: De helderziendheid van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] De TWEEDE zegt: "Weet je wat wij oorspronkelijk waren? Wel, wij behoorden eigenlijk bij de tempel en werden als apostelen naar de Samaritanen gezonden om deze weer tot Jeruzalem te bekeren. Wij werden echter bij de Samaritanen tot andere gedachten gebracht en gingen toen terug en wilden in Judéa mensen bekeren voor Garizim. Pas daarna werden wij op de grens door die duivels gevangen genomen, die ons vervolgens behekst hebben zodat wij niet meer wisten wat en wie wij waren en wat er met ons gebeurde. Maar hoe wij zo zonder meer hier zijn gekomen, is mij totaalonbekend! Ja, ja, wat er van ons terecht is gekomen, hebben we allemaal aan de tempel te danken! Die verstaat de kunst om de mensen zo ongelukkig mogelijk te maken, maar er is zover wij weten geen enkel geval bekend waarbij de tempel iemand gelukkig gemaakt zou hebben! Alleen de oversten en de hoge Farizeeën en de oudsten der schriftgeleerden zijn de gelukkigen in de tempel, maar alle anderen zijn armzalige knechten en hongerige handlangers van de tempel!"
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De DERDE zegt: "Ja, nu kan ook ik mij herinneren, hoe wij in de tempel met vasten en allerlei andere boetedoeningen zijn geplaagd! O God, al ons ongeluk hebben we toch wel aan onze ouders te danken! In de wet van Mozes staat: 'Eer vader en moeder, opdat je lang moge leven en het je goed moge gaan op aarde!' Wij hebben toch altijd onze ouders geëerd door alles wat zij van ons verlangden stipt op te volgen; op hun wens werden wij ingelijfd bij de tempel, hoewel wij helemaal niet uit de stam van Levi geboortig waren. Maar dat maakte niets uit, want met geld kun je nu eenmaal alles worden wat je maar wilt, maar dan wel voor véél geld! Maar door ons bij de tempel te voegen werden wij van dag tot dag door allerlei oefeningen en proeven ongelukkiger, tot wij als apostelen naar Samaria werden uitgezonden en daar allen door boze tovenaars zijn behekst! Wat er vanaf dat moment tot op heden met ons is gebeurd en wat wij gedaan en uitgevoerd hebben, hoe wij hier in deze onbekende streek over deze zee zijn gekomen en wie ons zo kwalijk heeft toegetakeld, daarvan is in ieder geval mij niets bekend. Slechts heel vaag kan ik mij herinneren, dat wij, toen wij geen roofmoordenaars wilden worden, door de boze tovenaars overgeleverd zijn aan een heel verdorven en duister gezelschap, dat ons zo behandelde dat wij allen al gauw onze bezinning kwijtraakten en tot op dit uur niet meer terugkregen! Maar nu is deze, goddank, weer teruggekomen! Wij weten nu weer dat wij bestaan en wie wij zijn! Maar wat moeten we nu? Moeten we weer naar de tempel terug, of moeten we iets anders gaan doen? Het liefst was ik nu dood, want deze slechte wereld heeft voor mij alles verloren wat het voor mij waard maakte om op haar bodem verder te leven! Wie kan ervoor instaan dat wij niet al gauw wéér in handen vallen van zulke duivels als de laatste keer?! Wie zal ons dan uit hun klauwen redden?"
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Dat in deze tijd alles zich nog in zo'n wanordelijke toestand bevindt als ware het een onoverzichtelijke strijd, schijnt door het volgende te komen: De nu goede en hoogste levenspotentie, die wij God noemen, is met de slechte levenskracht, die wij satan noemen, nog lang niet in de gewenste orde, maar nog in een voortdurende onderdrukkingsstrijd, waaruit de hoogste levenspotentie tenslotte als overwinnaar tevoorschijn moet komen. Want de naar onze begrippen kwade kracht zou niet voortdurend tegen de goede strijden, als zij geen reden had om deze aan haar kant te willen krijgen.
Hoofdstuk 25: Mathaël's opvatting over de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)