Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 107 van 728

...  95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120  ...
[16] Maar voor het antwoord, hoe men tot God op de juiste manier moet bidden, ben ik haar toch grote dank verschuldigd, hoe zal Ik dit kind nu.echter daar passend voor kunnen danken?" .
Hoofdstuk 123: Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] JARAH zegt: "O, heel graag, - maar jullie zouden me misschien nauwelijks willen geloven! U, beste Mathaël, weet veel van de sterren, maar ik misschien nog wel meer. Dat is echter niet mijn verdienste, het is slechts een zuivere, buitengewone gift van de Heer. Wacht, ik zal u Iets vragen! Als u daar een bevredigend antwoord op kunt geven, weet u net zoveel als Ik, maar heeft u daar geen antwoord op dan zal ik zo vrij zijn u veel van wat ik weet te vertellen. -Wat denkt u dat die kleine sterren aan het firmament zijn?"
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Je moet daar echter niet boos om worden, want ik wijs het toch nog niet volledig af. Alleen kan ik het naar aanleiding van de genoemde redenen, die toch ook niet uit de lucht zijn gegrepen, niet als overtuigend voor mij aannemen. Maar misschien heb je doorslaggevende, ware bewijsgronden voor datgene wat mij nog niet helemaal duidelijk is! Als je die hebt, zeg ze mij dan en ik zal in het vervolg aan niets van wat je zegt meer twijfelen!"
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] Als echter zulke enorme wereldlichamen ongeacht hun aard met zo'n ondenkbare snelheid voort kunnen snellen, hoeveel makkelijker zal dat dan bij een lichaam als het mijne gaan, als de Heer dat wil!?
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] De afstand van ons tot de zon, die mijn vrije ziel precies kan afmeten, is al iets ontzettends. Een afgeschoten pijl zou bij gelijkblijvende snelheid meer dan vijftig jaar moeten vliegen eer hij de zon bereikte. Maar naar het gevoel van mijn ziel, dat weliswaar niet volkomen betrouwbaar is, is de dichtstbijzijnde vaste ster al tienmaal honderdduizend maal verder van ons verwijderd dan de zon en een afgeschoten pijl zou daar tienhonderdduizend maal vijftig jaar over doen! Als een mens echter zo snel zou gaan als een pas afgeschoten pijl, zou de weerstand van de lucht hem ogenblikkelijk verscheuren, maar wat zou er dan wel met hem gebeuren als hij in een paar ogenblikken die ontzettende afstand aflegde?! Wat zou er dan van zijn vlees en bloed overblijven?!
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Misschien voelen jullie je meer thuis, omdat jullie waarschijnlijk deze situatie niet zo rustig en diep aanvoelen als ik en broeder Rob. Wanneer je echter begint dit alles heel rustig en zo diepgaand mogelijk te beschouwen, het vergelijkend met alles wat men in deze wereld ooit heeft gezien, gehoord en in oude boeken heeft gelezen, dan wordt het iemand steeds onheilspellender en vreemdsoortiger te moede. Ja, je verliest op het laatst zo geheel het kontakt met je eigen bestaan, dat het je als een voelbare leegte voorkomt! -Zeg me, of ik het juist heb of niet!"
Hoofdstuk 127: Onheimelijke gevoelens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Laten we maar geduld hebben! Vandaag weten we dit, morgen zullen we zeker meer weten en binnen een jaar zouden we wel eens veel meer kunnen weten dan nu aan het begin van onze geestelijke ontwikkeling, waarin we echter toch al veel verder gevorderd zijn dan Mozes en alle beroemde profeten vóór ons. Die hebben in hun heiligste visioenen nauwelijks geestelijk vermoed en vervolgens in heel mystieke woorden en tekens opgeschreven, wat wij zonder enige mystiek kunnen betasten. Als we ons dat nu levendig voor ogen houden, zullen wij ons meteen veel minder ongemakkelijk voelen dan Saul zich eens bij de profeten voelde!"
Hoofdstuk 128: Micha over de lichamelijke aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Wel, wij zijn nu echter in zekere zin in het centrum van het allerhoogste, goddelijke handelen. Waarom zouden er zo dicht bij de allerhoogste God geen dingen kunnen gebeuren, die anders nergens in de gehele oneindigheid te zien zijn?!"
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] ZAHR zegt: "Vriend, dat jij niet slaapt en ook helemaal niet en nooit slapen kunt, dat zal wel ieder mens duidelijk zijn die jou zo goed kent als wij! Je had je die opmerking dus gevoeglijk kunnen besparen. Kijk, beste engel, het is voldoende dat wij mensen nog vaak wat dom zijn, en wij behoeven van jouw kant echt niet geholpen te worden om nog dommer te worden dan wij van nature reeds zijn. Je kunt ons echter gezien je immense wijsheid en ervaring, die ouder is dan het heelal, in menig opzicht uitstekend onderwijzen!"
Hoofdstuk 130: Het werken der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Maar dat is nog niets en een gemakkelijk te verdragen kwaad; denk je echter het voortdurende, recalcitrante gedrag van satan en zijn engelen eens in, die, terwijl ze zelf heel machtige geestelijke wezens zijn, steeds het loffelijke plan koesteren niet alleen ons, maar ook God te vernietigen en Hem al Zijn macht te ontnemen!
Hoofdstuk 130: Het werken der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Als God echter van jou de sabbat en het vieren daarvan niet eist, wat wil je dan nog bereiken met je dwaze sabbat? Zou je mij soms ook nog de sabbat willen aanpraten? Moet ik soms ook de sabbat heiligen door nutteloos, doelloos en zinloos nietsdoen? O, wacht, juist vandaag op sabbat zal ik jullie eens wat mee laten maken dat horen en zien je voor maandenlang zal vergaan!"
Hoofdstuk 131: Raphaël verjaagt de menselijke zorgen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Mocht je voor veel goud en zilver proberen zijn waardigheid te kopen, dan zal hij zeggen: 'Goud en zilver heb ik toch al, maar mijn waardigheid is meer waard dan alle schatten ter wereld, want ik ben een ambtenaar van God en geen ambtenaar van een werelds vorst, en mijn ambt blijft eeuwig!' Na dat commentaar heb je niets meer in handen en moet je tenslotte nog dansen naar het pijpen van zo'n onverbeterlijke hogepriester! Daarom denk ik dat met deze orthodoxe joden niet zo heel veel te bereiken zal zijn! Toch is je instelling zonder meer zeer godvruchtig. God de Heer kan echter heel veel, wat ons engelen en jullie mensen vaak voor onmogelijk houden."
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Zij zijn zelfs van mening, dat op een werkdag een zonde tegen het gebod van God vrijwel geen zonde is en dat men zich reeds lang voor de avond weer gezuiverd kan hebben, terwijl men op een sabbat tot aan de avond onrein blijft. Dan begint de vorst der nacht echter al te heersen, zodat het best mogelijk is dat er dan een afgezant van satan komt, iemand onrein aantreft en daardoor in staat is de onreine ziel in bezit te nemen!
Hoofdstuk 134: De reden van de verwoesting van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Marcus dankt Mij ervoor, dat Ik zijn huis zo'n buitengewoon grote eer heb aangedaan. Daarna bedankt hij echter ook Mathaël voor zijn vriendelijke woorden en zegt dat hij die eer helemaal niet verdient.
Hoofdstuk 134: De reden van de verwoesting van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Deze zult u ons des te eerder naar recht en billijkheid ten goede laten komen, omdat wij ten eerste geheel en al Romeinse onderdanen zijn, net als de moedwillige heidenen. Ten tweede echter omdat wij als priesters en dienaars van de enig ware god, die Rome welgezind zijn, het volk meer sympathie voor de keizer bij kunnen brengen, dan duizenden zwaarden en lansen. Zouden wij echter ooit tégen Rome zijn, dan brengen onze tongen in een paar uur meer tot stand dan honderdduizend soldaten in een jaar. Hier wast de ene hand de andere.
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120  ...