Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1063 van 1490

...  1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071 - 1072 - 1073 - 1074 - 1075 - 1076  ...
[6] Daaruit zien wij dat deze wet slechts onder bepaalde voorwaarden zinvol is. Dus heeft de wet lacunes en bijgevolg geen algemene geldigheid. Want waar reeds de natuur uitzonderingen maakt, zodat een wet niet eens de volle natuurlijke geldigheid heeft, hoe kan zij zich dan in het geestelijke doen gelden? Wie dat niet kan begrijpen, moet maar eens een boom omhakken en kijken, of hij dan nog wil groeien en vruchten dragen.
Hoofdstuk 95: Voorbeelden van een verkeerde opvatting van het tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Laten we aannemen dat verscheidene tegenover elkaar wonende buurmannen oudere, niet meer zo aantrekkelijke vrouwen hebben. Dan kunnen we ervan verzekerd zijn dat deze buurmannen ten opzichte van hun diverse buurvrouwen absoluut geen vleselijk verlangen meer hebben. Derhalve zouden alleen de jonge vrouwen bedoeld zijn en ook alleen dan, wanneer zij mooi en aantrekkelijk zijn. Zeker zullen ook oude en afgeleefde mannen niet meer veel geplaagd worden door hun vleselijke, zinnelijke begeerten met betrekking tot welke vrouwen van hun buren dan ook.
Hoofdstuk 95: Voorbeelden van een verkeerde opvatting van het tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Lijkt het er in deze verklaring niet werkelijk op, alsof de Heer hiermee het vrouwelijk geslacht van de liefdadigheid heeft willen afhouden, als gevolg waarvan elke weldaad die een huisvrouw aan een arm mens bewijst, toch zeker beschouwd wordt als een zonde die lijnrecht tegen het goddelijke gebod indruist?
Hoofdstuk 95: Voorbeelden van een verkeerde opvatting van het tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Is het wel denkbaar dat er vanuit de allerhoogste liefde van de Heer zo'n onzinnig gebod gegeven zou zijn? Men zal nu weliswaar zeggen: het gebod beperkt zich slechts tot het vleselijke, wellustige verlangen. Maar ik zeg: het is goed, laten we het daar maar bij laten, alleen moet men mij daarbij toestaan enkele opmerkingen te maken. Gooien deze opmerkingen het 'daarbij laten' omver, dan moet iedere tegenspreker zich er zondermeer bij neerleggen dat hij bij het zoeken naar de betekenis van dit gebod een andere weg moet inslaan. Luister dus naar de opmerkingen.
Hoofdstuk 95: Voorbeelden van een verkeerde opvatting van het tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Ik denk dat dit genoeg zal zijn om al het werkelijk smadelijke dat uit de verdraaiing van deze wet tevoorschijn kwam, te onderkennen. Het onbepaalde 'gij' van de wet was de oorsprong van de dispensaties, die gewoonlijk het meeste hebben opgebracht. Had iemand een groot offer gebracht, dan kon men dat 'gij' zo wijzigen dat de zondaar in ieder geval niet in de hel kwam. Daarentegen kon aan dit 'gij' echter ook zo'n verdoemende definitie gegeven worden, en wel ten gevolge van de aanmatigende macht tot binden en ontbinden, dat alleen zeer aanzienlijke offers de zondaar bij zijn verlossing uit de hel behulpzaam konden zijn.
Hoofdstuk 94: Wie is de `gij' in het tiende gebod? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Op deze wijze moesten eertijds veel zeer welgestelde ridders en graven het onderspit delven en bovendien nog, als een uit de hel verlossende boete, hun goederen aan de kerk vermaken. Hun eventueel achtergebleven vrouwen werden als verzoening voor de straf van hun ontrouwe man in een klooster opgenomen. Ook de eventuele kinderen, zowel jongens als meisjes, werden dan gewoonlijk ondergebracht in kloosters, waarin men geen aardse rijkdommen mag bezitten.
Hoofdstuk 94: Wie is de `gij' in het tiende gebod? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Hoe de wet luidt weten we: zij verbiedt een verlangen of een begeren. Veronderstel nu eens het volgende: een man die verarmd is, heeft een rijke buurman. De vrouw van deze buurman, als naaste van onze arme man, heeft, naar hem bekend is, een medelijdend en milddadig hart. Nu krijgt onze arme een sterk verlangen naar de milddadige buurvrouw en vraagt haar of zij zijn honger kan stillen. Nu is de vraag, heeft hij al dan niet gezondigd? Hij heeft kennelijk een verlangen en begeren naar de vrouw van zijn buurman geuit. Maar er staat: gij zult geen verlangen naar de vrouw van uw naaste hebben; wie kan er dan redelijkerwijs verklaren dat dit billijke verlangen van de arme geen zonde is? Want door het gebod 'geen verlangen, geen begeerte hebben' moet toch zeker elk verlangen en elke begeerte verboden zijn omdat bij het woord 'geen' absoluut geen uitzondering aantoonbaar is. Dan moet daarmee elke vorm van verlangen verboden zijn.
Hoofdstuk 95: Voorbeelden van een verkeerde opvatting van het tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Zij moesten natuurlijk uit overgrote vrees voor de hel verscheidene keren per jaar gewetensvol biechten. Dan werden ze op dit punt heel ijverig ondervraagd en dan werd, ingeval een of andere buurman een mooie jonge vrouw had, zelfs al een gedachte, een blik, of eventueel een gesprek van de zijde van de andere mannelijke buren reeds tot overspelige zonde tegen dit gebod verklaard, waarvoor meestal een offer als boetedoening werd opgelegd. Was er zelfs sprake van een wat sterkere toenadering, dan was ook de volledige verdoemenis al een feit en degene die op de weegschaal van St. Michaël al tot in de hel was gezonken moest op de andere lege schaal zeer aanzienlijke offers werpen, opdat deze weer overwicht kreeg en de arme verdoemde zondaar gelukkig weer uit de hel trok. De over Gods macht beschikkende priesters behoorden volstrekt niet tot degenen die slechts zeer veel verlangen, nee, zij wilden werkelijk liever alles!
Hoofdstuk 94: Wie is de `gij' in het tiende gebod? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Om uit de nadere beschouwing van deze inderdaad onduidelijk geformuleerd lijkende wet een dergelijke conclusie te trekken, lijkt me toch wat al te bar. Men kan daarom veeleer concluderen dat deze wet, evenals alle andere, hoogst nauwkeurig is. Zij is alleen mettertijd en heel in het bijzonder in de tijd dat de hiërarchie is ontstaan, zodanig verdraaid en verkeerd uitgelegd, dat nu geen mens meer de eigenlijke, ware betekenis van deze wet kent. En dat is uit pure hebzucht gebeurd. In haar eigenlijke zuivere betekenis zou deze wet het priesterdom nooit een cent hebben opgebracht, maar in haar versluierde betekenis gaf zij aanleiding tot allerlei betaalde bemiddelingen, dispensaties en echtscheidingen, en dat natuurlijk vroeger heel wat meer dan tegenwoordig. Want destijds was het zo gesteld, dat twee of meerdere buren zich helemaal niet konden beschermen tegen het zondigen tegen deze wet. Waarom dan niet?
Hoofdstuk 94: Wie is de `gij' in het tiende gebod? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Ik vraag: hoeft de vrouw van mijn naaste deze goddelijke wet dan niet in acht te nemen? Want in de wet staat alleen maar dat een man geen verlangen naar de vrouw van zijn naaste mag hebben, maar dat een soms wellustige vrouw geen verlangen mag hebben naar haar naaste buurman, daarover staat in de wet geen letter. Men geeft op deze manier de vrouwen kennelijk het privilege om mannen, die zij aantrekkelijk vinden, zonder bedenken te verleiden. En wie zal hun dat verbieden, want voor dit geval is er immers geen gebod van de Heer voorhanden? Ook dat stamt uit de Turkse filosofie, want de Turken maken uit de letterlijke betekenis op, dat vrouwen van deze wet zijn vrijgesteld. Daarom worden zij opgesloten, opdat ze niet de gelegenheid zullen krijgen om buitenshuis mannen te verleiden. Staat een Turk al een van zijn vrouwen een uitstapje toe, dan moet ze haar lichamelijke charmes zo onaantrekkelijk vermommen dat ze zelfs een beer die haar tegen zou komen, nog respect zou inboezemen. Haar charmes mag zij alleen aan haar man tonen. Wie kan dit dan tegenspreken en beweren dat men dit niet uit de letterlijke betekenis van dit gebod zou kunnen afleiden? Kennelijk ligt de oorzaak van deze belachelijkheid onloochenbaar juist in het gebod zelf. Laten we nog eens verdergaan.
Hoofdstuk 93: Tiende zaal - tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Men zal nu zeggen: waarom zou de Heer dan bij tien geboden er niet één hebben gegeven dat alleen op aardse verhoudingen betrekking heeft? Want op aarde is de verbintenis tussen man en vrouw algemeen gebruikelijk en dus een vanouds her gevestigde, op de goddelijke ordening berustende verhouding, die zonder een gebod niet in de goddelijke ordening kan voortbestaan. Men kan hier dus wel aannemen dat de Heer onder de tien geboden er slechts één heeft gegeven voor de instandhouding van de ordening van een uiterlijke, aardse verhouding, opdat door het in stand houden van deze ordening een geestelijke, innerlijke, hogerstaande niet verstoord wordt.
Hoofdstuk 93: Tiende zaal - tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Dat dit gebod hier in het zuivere rijk der geesten en heel bijzonder in het rijk der kinderen zeker iedereen die wat meer nadenkt, wat vreemd in de oren klinkt, hoeft nauwelijks te worden vermeld. Ten eerste weten deze kinderen nog helemaal niet wat een gehuwde vrouw is en ten tweede is hier ook het huwelijk tussen beide geslachten helemaal niet gangbaar, zeker niet in het rijk van de kinderen. In het geestenrijk is dit gebod, zoals uit deze beschouwing blijkt, dus duidelijk niet van toepassing.
Hoofdstuk 93: Tiende zaal - tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Dat is de ware triomf van de hel en daarom probeert de vorst van de hel de mensen bij voorkeur op alle mogelijke manieren met liefde voor wereldse rijkdom te vervullen, omdat hij heel goed weet dat zij, vervuld van deze liefde, het afschuwelijkst zijn voor de Heer en dat Hij Zich daarom ook het minst over hen ontfermt! - Meer hoef ik jullie hierover niet te zeggen.
Hoofdstuk 92: Woekermentaliteit - het meest verderfelijke voor de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] We zouden nog meer van dergelijke voorbeelden kunnen aanhalen waaruit men zou kunnen opmaken dat de Heer werkelijk een uitgesproken vijand van dit kwaad is. Voor wie maar enigszins in staat is om na te denken, zal dit voldoende zijn. Bij deze gelegenheid kunnen we nog even een blik werpen op ons negende gebod en we zullen zien dat de Heer bij geen ander menselijk gedrag, bij geen andere, zelfs verboden aangelegenheid of bezigheid, zelfs het verlangen ernaar, zozeer heeft beperkt als juist bij deze voor Hem zeer onwelgevallige woekerzucht.
Hoofdstuk 92: Woekermentaliteit - het meest verderfelijke voor de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Verder, als men de zaak letterlijk en materieel beschouwd, dan moet men toch zeker alles letterlijk nemen en niet een paar woorden letterlijk en een paar woorden geestelijk, hetgeen net zoiets zou zijn als wanneer iemand aan het ene been een zwarte en aan het andere been een heel dunne, doorzichtige witte broekspijp zou dragen. Of, wanneer iemand zou willen beweren dat een boom zo zou moeten groeien dat de ene helft van zijn stam met schors en de andere zonder schors tevoorschijn zou komen. Volgens deze beschouwing verbiedt het tiende gebod enkel het verlangen naar de vrouw van 'de naaste'. Wie kan daarmee in de letterlijke betekenis bedoeld zijn? Niemand anders dan ofwel de naaste buren of ook de naaste bloedverwanten. Letterlijk beschouwd zou men dus alleen geen verlangen mogen hebben naar de vrouwen van deze beide naasten; naar de vrouwen die verderop in het gebied wonen, maar vooral naar de vrouwen van buitenlanders, die zeker geen naasten zijn, zou men dus zondermeer kunnen verlangen. Want iedereen zal toch zonder wiskunde of meetkunde kunnen begrijpen dat men, vergeleken met de naaste buurman, een ander die enkele uren verderop woont of zelfs een buitenlander, niet als naaste of als dichtstbijzijnde persoon kan beschouwen. Kijk, ook dat is Turks, want Turken houden zich enkel tegenover Turken aan dit gebod; ten opzichte van vreemde naties hebben zij in dit geval geen wet. Laten we echter verdergaan.
Hoofdstuk 93: Tiende zaal - tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071 - 1072 - 1073 - 1074 - 1075 - 1076  ...