Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 1063 van 1112

...  1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071 - 1072 - 1073 - 1074 - 1075 - 1076  ...
[10] Alle maanmensen hebben een tweede gezicht en worden van binnenuit door de daarheen gestuurde engelengeesten onderwezen in de Godskennis. Het onderwijs dat ze daar van die engelengeesten krijgen is een onderricht voor de inwonende geest van de aardmens en zo wordt de schade die een mens op aarde door zijn uiterst dwaze wereldse houding aan zijn ziel heeft toegebracht, door de ziel van de maanmens hersteld. Daardoor heeft dan zo iemand die op de maan moeizaam verbeterd is, een gerepareerde ziel en zal zich daardoor eeuwig van de volkomen zuivere geesten onderscheiden. Hij zal nooit in hun vrije gezelschappen kunnen komen, maar hij zal zich tot hen verhouden als de maan tot de aarde; deze begeleidt de aarde wel steeds, maar kan haar nooit naderen als de ene vriend de andere.
Hoofdstuk 75: De mensen op de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Kijk, de muilaap moet zich steeds, vanwege zijn bestemming, in de atmosferische lucht bevinden en daardoor heeft hij zijn slurfachtige voet nodig; want tijdens de nacht of winter staat hij op zijn verlengde voet en reikt zo boven de oppervlakte van de sneeuw uit en lokt daar een soort nachtvogels, die wel lijken op kleine vleermuizen, naar zich toe en vangt ze daar of laat ze eigenlijk veel meer in zijn wijd opengesperde, weldadige warmte uitstralende muil naar binnen vliegen en verteert ze dan snel. Dat was dus één bestemming van die lange voet.
Hoofdstuk 76: De dieren op de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] O ja, al deze ketels zijn tevens woningen voor de geesten die zich moeten beteren, die uit de eerste graad van de hel werden gered door de daarheen gezonden leraren uit de betere en zuiverder wereld der geesten, die daarbij dikwijls hulp krijgen uit de eerste hemel.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Wat de zogenaamde springers en duikers betreft, deze dieren hebben één poot en zijn een soort variëteit van de muilaap. Ze bezitten echter een veel grotere elasticiteit in die poot dan de muilaap, waardoor ze zich ook springend kunnen voortbewegen. 'Duiker' heet hij, omdat hij in staat is zich zo samen te trekken, dat hij in ineengedoken toestand er uit ziet als een middelgroot brood dat op de grond ligt. Als hij dan echter wil springen, rekt hij zich plotseling uit tot een lengte van vijf el. Door dit plotseling uitrekken werpt hij zich ongeveer vier of vijf meter omhoog, hij springt altijd in de vorm van een boog, zodat een dergelijke sprong niet zelden een lengte van tien tot veertien meter bereikt. Hij springt meestal heel vlug na elkaar en is, vooral overdag, zo snel, dat hij elke vogel in de lucht inhaalt. Zijn voedsel is gelijk aan dat van de muilaap en zo ook zijn woonplaats. Zulke dieren bewonen met nog veel anderen alleen maar de vlakten en komen zelden met de mensen in aanraking, omdat deze alleen op de bergweiden wonen.
Hoofdstuk 76: De dieren op de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Als deze geesten daarheen worden gebracht, dan wordt hun uit de zich in de ketels bevindende lucht een aan hen gelijk zijnd lichaam terug gegeven, waardoor ze zowel geestelijke als ook - al naar gelang van de behoefte tot verbetering - materiële dingen kunnen zien.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] Als ze daar aankomen, bewonen ze eerst de diepste en voor jullie ogen tevens donkerste plaatsen van dit hemellichaam. Als ze zich beteren, dan wordt hun grovere luchtlichaam altijd in een fijner veranderd, waardoor ze dan ook in een hoger gelegen ketel komen; in de kleine ketels komen slechts enkelingen en in de grotere ketels gezelschappen van gelijkgezinden.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[15] Dat de dieren - en plantenwereld (op de bewoonde zijde van de maan) voor de trapsgewijze vorming van de zielen van de maanmensen volkomen overeenstemt met de op deze zijde (d.w.z. de onbewoonde zijde) afgelegde luchtlichamen van de geesten, die - zoals eerder werd vermeld - door middel van het water door het hele maan lichaam als het ware heen sijpelen en dat deze, op het magere niveau van vegetatie, en zo verder de hele rij van de dierenwereld door, weer belanden op de plaats van hun bestemming, dat alles zullen jullie eens pas in de meer volmaakte geestestoestand langs de weg van Mijn genadelicht duidelijk onderscheidend aanschouwen en inzien.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[16] Ten slotte zeg Ik jullie, dat Ik het ben die jullie dit alles verkondig. Ook aan jullie geef Ik Mij prijs, zoals Ik Mij eens in het hof van Gethsemané aan de Joden, hogepriesters, Farizeeën en schriftgeleerden heb prijsgegeven. Voor jullie echter is dit prijsgeven van Mijzelf ten Leven, zoals het toen was ten dode; want zoals toen de eeuwige Liefde zich prijsgaf ten gerichte en ten val, evenzo geeft zich nu diezelfde eeuwige Liefde aan jullie prijs ten leven en ter eeuwige opstanding! Dit is echter de grond en de verborgen, ondoorgrondelijke wijsheid van de eeuwige liefde, dat de val en de dood door het grote Ik voor jullie werd tot leven en opstanding. Amen. Dat zegt de Ik van de dood tot het leven. Amen.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Wat de naar de aarde toegekeerde kant betreft, die is met een goed vergrotende kijker al heel duidelijk te zien en ook neemt men waar dat de oppervlakte niet gelijkmatig vlak is, meer zeer bergachtig. Het verschil met de aarde is, dat er ten eerste geen watervlakten te zien zijn en ten tweede dat de gebergten niet zoals op de aarde straalvormig of ketenvormig vanaf de hoogste punten naar beneden uitlopen, maar alleen ringen vertonen die grotere of kleine vlakten insluiten. Er zijn ook wel een paar bergruggen die op de aardse lijken, zowel wat betreft de straal - als ketenvorm, maar deze zijn veel zeldzamer en de straalvormig uitlopende zijn eigenlijk geen bergruggen, maar een ononderbroken rij van kleine ringvormige wallen, waarvan de doorsnede nauwelijks meer dan 50 meter bedraagt. Zulke kleine ringwallen lopen dan met vele duizenden aan elkaar geregen in een rechte lijn door, en wel vanaf een of andere grote ringwal naar een andere toe - een grotere, een even grote of dikwijls ook een kleinere - en ze vormen op deze manier zoiets als straten tussen al de ringwallen. Als men een sterkere kijker neemt, dan zal men deze uitlopers ontdekken als licht glanzende stralen en zien hoe ze zich vanuit een nog helderder en ook hoger gelegen punt naar alle richtingen uitstrekken. Haar celvormige aaneenrijging heeft veel astronomen op een onjuiste gedachte gebracht; ze beweren daar vegetatie te hebben ontdekt, terwijl die toch op de hele naar de aarde toegekeerde kant niet te ontdekken is en ook onmogelijk ooit te ontdekken zal zijn, omdat die daar niet is. Dat zelfde is ook het geval met de nog zeldzamer voorkomende kettingvormige bergketens, omdat deze of zelf uit louter dergelijke ringwallen bestaan en als plompe suikerhoeden aan elkaar geregen op hun top kleine ringvormige verdiepingen hebben; of het kan zijn dat zulke aaneengeregen rotsachtige dammen een grotere vlakte omringen, die soms meer dan 50 mijl groot is en die zelf weer uit niets dan grotere en kleinere ringwallen bestaat, waarin zelfs nog stompe kegels met kleine, ringvormige verdiepingen voorkomen; ja, zelfs de kleine walletjes en hellingen van de kegels zijn vaak nog van zulke ringwalletjes voorzien.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Jullie kunnen al deze vragen op aarde zelf precies beantwoord zien en wel om die reden, dat tussen de mensen van de aarde en die op de maan in geestelijk opzicht geen wezenlijk verschil bestaat; want, zoals jullie toch al bekend is, zijn de maan bewoners niets anders dan mensen van deze aarde, die zich moeten beteren en ze brengen, zoals elke andere geest, hun werken met zich mee. Dat echter de werken van degenen die naar de maan zijn verhuisd nu juist niet van de beste soort zijn, is al wel duidelijk door het feit dat ze daarheen werden gebracht.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Welke eer bewijzen de wereldse mensen op aarde Mij en met wat voor lofprijzing betalen ze Mij de gepaste tol? Besteden deze wereldse mensen niet al hun zorg aan hun vuile lijf? Sommigen zijn altijd door bezorgd bezig om te bedenken met welke vodden ze de mesthoop van hun geest zullen omhullen. Weer anderen zijn bezig met te bedenken wat voor heerlijk eten ze wel niet zullen klaarmaken om dat dan daarna in hun maag, als de werkelijke arbeidsplaats van de dood, naar binnen te schuiven. Weer anderen zijn bezorgd over hun prachtige huis, over een schitterende inrichting, zachte stoelen en sofa' s, glanzende tafels en heel zachte bedden om daarin des te gemakkelijker, zowel overdag als 's nachts, te luieren en er nauwkeurig acht op te slaan, dat hun innerlijk meest geliefde vriend 'maag' toch niet een of andere beledigende druk of zelfs een iets pijnlijke kwelling zou ondervinden. Ook zijn deze vrienden van de maag heel erg bang voor zonnestralen, waarom ze dan ook zorg dragen dat niet teveel zonlicht door het raam naar binnen komt, waarom ze hun ramen dan ook met allerlei vodden behangen. Merken jullie niet dat zulke mensen hier al een flauwe verwantschap vertonen met de holbewoners op de maan, die, omdat ze zich niet meer zulke prachtige huizen kunnen inrichten en niet meer in staat zijn hun ramen met vodden te behangen, daarom voor de zonnestralen in hun holen vluchten en daarin ook tot laat in de middag blijven, net zoals de mensen op aarde die het zich gemakkelijk maken, zichzelf goed doen en die vanuit hun kamers in mooi beklede en verende wagens stappen om, naar hun mening, voor hun lichamelijke gezondheid wat passende beweging te nemen. En weer anderen hebben geen belangrijker werk dan zaken doen en met geld woekeren. En nog weer anderen hebben geen andere gedachten dan zich op te dirken, wat vooral door het vrouwelijk geslacht ijverig wordt betracht en wel met het rechtschapen doel een of ander onervaren jongmens daardoor voor de mal te houden en grof te bedriegen. Dit doet trouwens geen rechtschapen meisje, want als ze haar werkelijke innerlijke waarde erkent en daardoor ook de waarde van haar medemens, vraag je dan af, zou ze zich dan wel zo opdirken om iemand te bedriegen en te doen als de joden, die het slechte metaal oppoetsen om het als goud aan een of andere dwaas te verkopen? Ik zeg: dat zal ze niet doen, omdat ze erkent dat ze geen namaak, maar echt goud is, waarvoor ook geen dwaas maar een verstandig mens nodig is om dadelijk te erkennen dat het goud is en het voor de juiste prijs te nemen. Zie - Ik zou nog heel veel meer over wereldse mensen kunnen vertellen; maar het is ter verduidelijking van de zaak niet nodig.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[13] Daarom moeten daar de mannen hun vrouwen ronddragen, opdat ze door de hen steeds drukkende last van hun zinnelijke vlees lust zullen genezen. Waarlijk Ik zeg jullie: op aarde moest een koning in zijn rijk zo'n beslist noodzakelijke plicht aan alle wellustigen opleggen, namelijk dat, als zo'n wellusteling met een deerne overspel had gepleegd, hij haar dan een heel jaar lang op zijn rug moest rondslepen en haar zo dag en nacht, liggend, zittend, staand of lopend bij zich moest houden. Voorwaar, hij zal in deze tijd het zoete vlees zeker zo beu worden, als iemand die zijn maag zo bedorven heeft door het snoepen van honing, dat hij, als hij weer hersteld is, nog banger is voor de honing dan voor de bij die steekt!
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Jullie weten dat Ik eens heb gezegd dat niemand zich zorgen moet maken over wat hij zal eten of drinken en ook niet over zijn kleding, maar hij moet alleen maar Mijn rijk zoeken en diens gerechtigheid, en dat is Mijn grote liefde tot hen, die Mij ook, net zoals Ik hen, boven alles liefhebben. Hoe staat het dan met de verering voor Mij van een beter soort mensen op aarde, die voor het verzorgen van hun lichaam per dag drieëntwintig uur nodig hebben, terwijl Ik wordt afgedaan met nauwelijks een verloren uurtje. Is dat wel het rijk van God zoeken? Ik zeg jullie, de kikkers op de plassen en de mollen in de grond zouden jullie wel als belerende apostelen kunnen dienen, want werkelijk, de kikker kwaakt de meeste tijd van de dag in zijn vreugde over het leven, dat hij in zijn plas mag doorbrengen en looft Mij onbewust in zijn kwakende vreugde over het bezit van dat leven; de mol beseft het en baant zich een weg in de duisternis van de aarde; zijn weg en zijn geluidloze rust is een stille lofzang, waardoor hij onophoudelijk Mij, zijn Schepper, prijst.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] Willen jullie nu weten hoe de maanmensen Mij vereren? Bij de maanmensen bestaat de verering van God, zowel op de geestelijke alsook op de lichamelijke kant van dit hemellichaam, uit niets anders dan het langzamerhand leren waaruit de ware Godsverering bestaat; tengevolge van dit leren beginnen ze God in geest en in waarheid te vereren en wel in zichzelf, maar niet zoals jullie het doen, slechts een uurtje per dag en daarbij ook heel lauwtjes en in hout en andere geestelijk geprezen dwaasheden. Ook bestaat die verering van God daaruit, dat diegenen, die hier hun lichaam drieëntwintig uur per dag hebben welgedaan, daarginds lange tijd zullen moeten leren, zulke extra fijne lichamelijke genoegens te ontberen, zich tot in de binnenste vezels van het leven te verloochenen en alles alleen maar van Mij te verwachten. Ze moeten hun geloof vaak door de veelvuldigste en zwaarste beproevingen heen, steeds weer als levend erkennen, maar niet zo als jullie, die of helemaal geen geloof hebben, of, als jullie er al een hebben, Mij, de levende God, dan omvatten met een even weinig vertrouwende kracht als waarmee je een houten, slecht gevormde crucifix omvat.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Ja, zelfs dingen van eenzelfde soort, zoals bijvoorbeeld water, hebben onder elkaar, zowel als onder verschillende temperatuuromstandigheden, bij gelijk volume niet hetzelfde gewicht. Zo is bijvoorbeeld een druppel regenwater lichter dan een waterdruppel uit een put of andere bron. Ook is een warme druppel lichter dan een koude, een bevroren druppel lichter dan alle andere waterdruppels.
Hoofdstuk 79: Het magnetische fluïdum - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071 - 1072 - 1073 - 1074 - 1075 - 1076  ...