10915 resultaten - Pagina 108 van 728
... 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 ...
[2] MATHAËL zegt: "Geëerde vriend! We zullen het nog moeilijk krijgen. Want om te bewijzen wat zij gedaan zouden hebben als de omstandigheden zich daartoe hadden geleend, is een moeilijke opgave. Ook al zouden zij, wat ik niet wil ontkennen, heimelijk de slechtste bedoelingen hebben gehad, dan hebben.zij daartoe toch geen poging gedaan om die uit te voeren. Dan is er echter ook geen strafbare uitvoering van de kwade bedoeling, die zij wel, maar ook best helemaal niet zouden kunnen hebben? Wat kan een mensenhart niet allemaal voor gedachten koesteren als het van alle kanten onder druk wordt gezet?!Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] IK zeg: "Het is Mijn tijd nog niet, bespreken jullie het dus alleen met elkaar en met hen. Betrek de oude Marcus er echter ook bij. Hij en zijn zonen kennen hen beter dan jullie! Ebahl uit Genezareth kent ze ook en Julius weet ook tamelijk veel van hen. Laat die roepen, dan zul je meteen een ander verhaal horen!"
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Een deel van de uit Caesarea aangekomenen gaat de berg op, omdat ze daar reeds van verre mensen hebben gezien. Als zij echter Romeinen ontwaren, trekken ze zich meteen weer terug. Ze veronderstellen namelijk dat die hier op wacht staan om de vluchtelingen op te vangen en ze weer naar de nog brandende stad terug te sturen om mee te helpen blussen, wat de orthodoxe joden op deze sabbat heel erg ongelegen zou komen. Er woonden namelijk in Caesarea nogal wat orthodoxe joden die, hoewel zij geen Farizeeër waren, heel streng de hand hielden aan de instellingen van Mozes. Het was nu de sabbat van de nieuwe maan en die werd altijd nog strenger gehouden dan de gewone! Daarom waren zij door de noodlottige gebeurtenissen van de vooravond als het ware in hun geloof versterkt en met as op het geschoren hoofd en verscheurde kleren nog veel fanatieker dan op enige andere sabbat van de nieuwe maan. Het zou voor deze zeer strenge nalevers van de sabbat beslist fataal zijn geweest, als zij door de niet sabbathoudende Romeinen teruggestuurd waren om te blussen. Derhalve bleven zij bij de aanblik van de Romeinen, hoewel die nog sluimerden, maar heel kort op de berg en verdwenen zoals gezegd met de noorderzon.
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Neem nou eens een willekeurige, menselijke betrekking, bijvoorbeeld die van een veldheer of een andere hoge, keizerlijke dienaar! Zolang iemand die waardigheid bekleedt, zal hij ook aanspraak maken op de hem verschuldigde achting en eer, en hij krijgt die ook. Na verloop van tijd kan hij echter ongeschikt voor de dienst en gepensioneerd worden en dan is hij de facto (feitelijk) niets meer en hij maakt zich ook helemaal niet meer druk over zijn vroegere, zware ambt! Maar de hogepriester behoudt zijn aanzien tot aan het graf, en na zijn dood laten de levende priesters ten behoeve hun eigen eer en aanzien een op een tempel gelijkend gedenkteken op het graf zetten en hem goddelijke eer bewijzen! Het priesterdom weet op die wijze de waardigheid lange tijd onaantastbaar hoog te houden en in alle denkbare levensomstandigheden te bewaren.
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] IK zeg: "Beste vriend, als Ik dat wilde, zou Ik allang Raphaël erheen hebben gestuurd en dan zou de brandende stad in een ogenblik geblust zijn, maar Ik wil dat deze stad, die zowel voor God als de keizer slecht is, gedeemoedigd wordt en daarom laat Ik alles, behalve de huizen van de armen en eenvoudigen, door het vuur verwoesten. Al het andere moet tot as vergaan! Hierna zullen er betere mensen gaan wonen en de nakomelingen van onze oude Marcus zullen met toestemming van de keizer rechtvaardig over deze stad en omgeving heersen en zij zal hun erfenis blijven van kind op kind en kleinkind op kleinkind. Als zij echter God zullen vergeten, zal het hen vergaan, zoals het nu de bewoners van deze stad vergaat.
Hoofdstuk 134: De reden van de verwoesting van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Willig ons verzoek in, verlos ons van de huidige bedelstaf en laat ons op kosten van de staat onze verwoeste gebouwen, onze leer en bedehuizen weer opbouwen, dan zult u in de naam van de keizer ervaren dat wij u dankbaar zijn voor uw hulp. Ja, als het niet anders gaat, nemen wij ook de verplichting op ons om de staat een eventueel voorschot na twintig jaar met interest terug te betalen. Geëerde opperstadhouder, denk goed na over ons verzoek en willig het in! Het zal zowel u als de keizer geen nadeel opleveren, want wij weten wie en wat wij zijn, en waartoe wij in staat zijn! Als wij des keizers vrienden zijn, zal hij moeiteloos zijn grote rijk regeren. Zijn wij echter, in ons binnenste, vijanden van de keizer, dan zouden kroon en scepter hem wel eens gauw tot een uiterst onprettige last kunnen worden! Houd daarom rekening met onze huidige nood, denk als een verstandig man over ons verzoek na en doe wat u goed dunkt!"
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Gelukkig was er een verstandig en ervaren man, die enige gegoede mensen uit het volk, die hij kende, bij zich riep en hen vervolgens in alle rust en kalmte het verschijnsel op heel natuurlijke gronden verklaarde en zei dat hij het al meermalen had meegemaakt. Ter bekrachtiging van zijn verklaring bracht hij echter ook heel fijntjes onder hun aandacht, dat de priesters, als hun voorspelling waar zou zijn, zeker de moeite niet zouden nemen het volk zulke massale offers af te persen wanneer het verblijf op deze wereld volleugen en bedrog nog maar zo kort zou duren! De onverzadigbare, hebzuchtige en harteloze priesters wisten net zo goed als hij dat het hele gebeuren alleen maar kon betekenen, dat de weersomstandigheden de volgende dag mogelijkerwijs zouden veranderen. Maar zij kenden het bijgeloof van het volk en namen deze gelegenheid te baat om er zo gewetenloos mogelijk op los te zondigen!
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Toen zei jij echter dat dat bij jouw godsdienst helemaal niet nodig was. Iedere religie was toch al niets anders dan een wiegefilosofie voor de kinderen, die ook vanwege de kinderen in stand gehouden moest worden. Als een man eenmaal zijn ontwikkelde verstand had, behoefde hij geen wiegefilosofie meer en hield hij zich daar alleen maar uiterlijk aan, terwille van de kinderen. Men zou hem een blinde dwaas moeten noemen als hij zich in alle ernst daaraan zou houden! Een man als ik zou toch ook wel kunnen beoordelen of het niet verstandiger was uiterlijk aanhanger te zijn van een godsdienst die iemand de minste hindernissen in het zakenleven opleverde.
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Als ik echter bij jou kwam en je mijn ellende voorlegde, luisterde je helemaal niet en zei steeds in je grote hoogmoed: 'Zo staat het geschreven!', en ik kon onverrichter zake met een treurig en een geërgerd gezicht en gemoed weer afdruipen.
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] MATHAËL zegt: "Dat zal niet baten, want dan kan hij zeggen: 'Het gezonde mensenverstand eist echter ook, dat een wet eerst gegeven en bekrachtigd moet zijn, vóór men iemand aan de hand daarvan kan veroordelen.' Wat kunt u dan dáár tegenin brengen? We moeten de zaak uitzonderlijk goed overdenken, voor we van menselijke kant iets tegen deze kerels kunnen uitrichten! Cornelius, Faustus, Kisjonah uit Kis en een zekere Philopold uit dezelfde streek kunnen nu gauw hier zijn, die zullen ons zeker heel goed van dienst zijn! Ik verheug me zeer op hun komst!"
Hoofdstuk 137: Onderlinge beraadslagingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] EBAHL zegt: "O jee, .alles eerder dan dat, want deze kerels kennen iedere jota van de Romeinse wet en weten, beter dan welke advocaat ook de wet zo te ontduiken dat geen satan hen kan pakken. Zij moeten ontelbare van dergelijke vergrijpen persoonlijk of als medeplichtige begaan hebben. Voor Gód zullen zij zich natuurlijk niet kunnen verbergen, maar wij krijgen geen vat op hen als wij hen volgens de wet willen aanpakken! Misschien dat Kisjonah, Cornelius, Faustus of de Griek Philopold daartoe in staat zijn? -Van ons komt echter, buiten de Heer en de engel Raphaël, niemand hen te na!"
Hoofdstuk 137: Onderlinge beraadslagingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[24] Edele opperstadhouder, bedenk toch dat u hier te maken heeft met echte, orthodoxe dienaars van God en niet met tempeldienaars van de nieuwe soort, die jammer genoeg maar al te goed weten hoe de huik naar de wind te hangen! Dat zien wij overduidelijk en de tempel is ons daarom ook niet goedgunstig gezind. Maar bij ons, hoewel we maar met weinigen zijn, houdt men nog vast aan het oude geloof en dat kunnen de nachtvliegen die u een verkeerd oordeel in het oor fluisterden, ons niet afnemen! Vandaag is het een prachtige dag van de Heer en nergens is ook maar een spoor te zien van een gericht van God, behalve dat onze stad een prooi der vlammen wordt, -echter niet door een godsgericht, maar door de betreurenswaardige, duistere manipulaties van een paar ons steeds vijandiger wordende heidenen. Zou het dan voor God zo onmogelijk zijn geweest met deze streek hetzelfde te laten gebeuren als eens met Sodom en Gomorra? Wie kan hier opstaan en zeggen, dat na het voorafgegane teken niet hetzelfde had kunnen gebeuren?! Wij willen helemaal niet zeggen dat God misschien vanwege onze vele gebeden en verzuchtingen deze streek heeft gevrijwaard van Zijn bedreiging met het gericht. God kan het wel terwille van een ons geheelonbekende vrome gedaan hebben, omdat dan toch ook onze gebeden tesamen met de gebeden van die ene vrome tot aan de treden van Zijn troon zijn opgeklommen. Maar wie bewijst ons, tegen ons geloof en onze overtuiging in, dat het niet zo, maar geheel anders is?! -Ik heb nu uit onze naam gesproken. Edele heer, spreek u nu een voor God en alle mensen rechtvaardig oordeel uit!"
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Wanneer er een storm in het hart woedt, is geen mens zo gemakkelijk in staat zijn snel wisselende gedachten, die als stormwolken dreigend langs jagen, te beheersen. En als na verloop van tijd de storm in het hart is geluwd, herinnert de rustig geworden mens zich zelden nog exact, wat er allemaal tijdens de storm van zijn hartstochten in hem is opgekomen. Daar kan wel veel doemwaardigs bij zijn geweest, maar zelfs ik zou mij afvragen welke God dat zal willen veroordelen?! Als zij werkelijk orthodox gelovige mensen zijn en de vrees van het volk om één en dezelfde reden gedeeld hebben, en dat is iets wat wij net zo lang moeten aannemen tot wij het tegendeel kunnen bewijzen, dan moet hun verzoek worden ingewilligd. Vooropgesteld, dat het inwilligen van dergelijke verzoeken in zulke buitengewone gevallen, zoals dit er een is, door de keizer is voorgeschreven! Wij kunnen hier slechts over de aangedragen feiten een oordeel vormen zolang wij daar niets steekhoudends tegenin kunnen brengen. Wat wij erover denken, kan echter nooit als een tegenbewijs dienen en al zouden wij de gehele stad heimelijk afluisteren, dan zullen we daarna ook niet meer weten dan we nu weten."
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Als u door het strenge onderzoek heen komt, zal uw wens worden ingewilligd. Komt u er echter niet doorheen, dan is er vanzelf van enige vergoeding niet alleen geen sprake, maar volgt er nog een straf vanwege de brutaliteit dat u het hebt gewaagd om, als strafbare mensen, van de staat nog een gunst te vragen ter dekking van uw zonden! Denk daar wel aan! Een opperstadhouder van Rome oordeelt heel anders dan u! Hij gaat in zijn oordeel nooit af op de gunst en het uiterlijke aanzien van de persoon, maar oordeelt steeds zonder enig standsonderscheid streng volgens de wetten en bevoegdheden.
Hoofdstuk 138: Cyrenius Iaat getuigen uit Caesarea halen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Tijdens deze omwentelingen verandert de maan natuurlijk steeds van plaats. Omdat zij een even donker hemellichaam is als de aarde, komt haar licht ook, net als bij de aarde, van de zon. Als de aarde bijna tussen de zon en de maan staat, zien wij de maan helemaal verlicht en is het volle maan. Als de maan echter na ongeveer veertien dagen, tengevolge van haar snelle beweging, bijna tussen de zon en de aarde komt te staan, zodat wij daardoor slechts heel weinig van haar verlichte oppervlak te zien krijgen, is het nieuwe maan.
Hoofdstuk 139: Cyrenius geeft uitleg over aarde en maan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)