Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 1075 van 1088

...  1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071 - 1072 - 1073 - 1074 - 1075 - 1076 - 1077 - 1078 - 1079 - 1080 - 1081 - 1082 - 1083 - 1084 - 1085 - 1086 - 1087 - 1088
[12] Nu heeft echter ieder van hen de macht zijn wil te veranderen, al naar gelang het noodzakelijk is voor het ontstaan van het Licht; wanneer dat nu geschiedt, zo kan de geest niet triomferen, maar moet zich matigen. En daarom zijn alle zeven geesten vol van macht en ieder van hen heeft de teugel in de hand, zodat hij de geest, die in hem woont, in toom kan houden en hem kan belemmeren verder te gaan, dan hem toegestaan wordt.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[39] Daaruit ziet men, hoe ook zij arme zondaars zijn geweest en beide eigen­schappen, de goede en de boze hen hebben aangekleefd. Dat zij echter ook tegen de zonde der wereld en tegen hun eigen zonde de strijd hebben gevoerd, dat hebben zij gedaan door de drang des Heiligen Geestes, en niet uit zucht naar roem. Ook hebben zij uit eigen kracht en vermogen niets gedaan, en zij hebben uit zichzelf niets over de geheimenissen Gods geweten; het is alles geschied door Gods wil. Zo kan ik van mijzelf ook niets anders zeggen, roemen of schrijven dan dit, dat ik een eenvoudig man ben, daarbij een arme zondaar en dat ik elke dag moet bidden: “Heer, vergeef ons onze schuld.” En ik moet mèt den apostel zeggen: “O, Heer, Gij hebt ons door uw bloed verlost.” Ook ik ben niet ten Hemel gevaren en heb alle werken en alle schepselen Gods niet gezien, maar de Hemel is in mijn wezen geopenbaard, opdat ik de werken Gods en al wat Hij geschapen heeft zal erkennen; de wil daartoe is ook niet mijn natuurlijke wil, maar het is de drijfkracht des Geestes; ik heb ook menige duivelse aanslag moeten ondervinden. De geest des mensen is echter niet alleen uit sterren en elementen voort­gekomen, maar er is ook een vonk van het Goddelijk Licht en de Goddelijke kracht in verborgen. Het woord, dat in Gen. 1, vers 21 staat, is niet zonder betekenis: “God schiep de mens naar Zijn beeld”, ja, naar het beeld Gods schiep Hij hem. Hij is uit het Wezen der Godheid ge­maakt. Het lichaam is uit de elementen, daarom moet het ook overeen­komstige spijzen hebben. De ziel heeft haar oorsprong niet alleen in het lichaam en hoewel zij in het lichaam ontstaat en haar eerste begin het lichaam is, zo heeft zij toch haar bron ook daar buiten door de lucht; de Heilige Geest heerst ook in haar naar zijn aard en wijze, zoals hij alles vervult en zoals in God alles is en God Zelf alles is. Omdat de Heilige Geest in de ziel woont, als der ziele eigendom, daarom doorvorst de ziel de Godheid en ook de natuur, want zij is uit het wezen der godheid ontstaan en dat is haar bron. Doordat zij aangestoken is door den Heiligen Geest, ziet zij wat God, haar Vader, maakt, zoals een zoon des huizen ziet, wat zijn vader tot stand brengt. Zij is een lid of een kind in het huis van den Hemelsen Vader.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Dit wil zeggen de beweeglijkheid, het stuwen of drijven der dingen, zoals daar is de hitte, die brandt, verteert en alles opslurpt, wat binnen haar bereik komt, en wat niet van haar eigen “hoedanigheid” is. Daartegen­over staat, dat zij alles verlicht en verwarmt wat koud, nat en donker is en hetgeen zacht is, hard maakt. Ze heeft echter nog twee factoren in zich, nl. het Licht en het Verderf; daarover is 't volgende op te merken. Het Licht of het “Hart van de Warmte” is op zichzelf iets lieflijks en vreugdevols, een levenskracht, een verlichting van dingen die onduidelijk zijn, en het is een gedeelte, of ook kan men zeggen de bron, van het Hemelse Vreugdenrijk. Want het maakt in deze wereld alles le­vend en beweeglijk; alle vlees, zowel als bomen, loof en gras groeien op deze wereld door de kracht van het Licht en ontvangen hun leven hier door. Dit is het goede. Maar daar staat tegenover, dat het Licht óók het verderf in zich heeft, want het brandt, verteert en vernietigt; dit verderf ontstaat, werkt en verheft zich in het Licht en maakt het Licht beweeglijk; het worstelt en strijdt met het goede, dat er in het Licht is. Het Licht heeft dus een tweevoudige bron. Het Licht bestaat in God, zonder hitte, maar in de natuur bestaat het niet; want in de natuur zijn alle eigen­schappen in elkander verzonken, alsof ‘t één eigenschap was, naar zijn aard en wijze; evenals God “Alles” is en door Hem alles ontstaat en van Hem alles uitgaat. God is het Hart of de bronwel der natuur, uit Hem komt alles voort. Nu heerst de hitte in alle krachten der natuur en ver­warmt alles en is een bron van alles; wanneer dat niet zo was, dan zou het water veel te koud zijn en de aarde zou verstijven, en er zou geen lucht zijn. De hitte heerst in alles, in de bomen, in kruid en gras en ze maakt het water beweeglijk, opdat hierdoor op aarde kruid en gras zal groeien. Daarom is zij een eigenschap, omdat zij in alles heerst en alles doortintelt. De factor “licht” echter, in de eigenschap hitte, geeft aan alles datgene waardoor het lieflijk en vreugdevol wordt. De hitte zonder licht is van geen nut, maar eerder een vernietiging van het goede, een boze bron, want alles gaat teniet in haar razernij. Maar het element “licht” in de “hitte” is een levende bron, waarin de Heilige Geest kan leven. De hitte maakt het licht beweeglijk, zodat het werkt en stuwt, hetgeen men waarneemt in de winter; dan is het zonlicht ook op de aarde, maar de warmtestraal der zon kan de aardbodem niet bereiken; daarom groeit er ‘s winters ook geen enkele vrucht.
Hoofdstuk 1: Het onderzoek naar het Wezen der Godheid in de natuur; naar zijn beide hoedanigheden. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[29] Want de geboorte van de nieuwe Zoon in het hart van Lucifer heeft het gehele Lichaam doordrongen en is door de Zoon van God, die buiten het lichaam is geweest, verheerlijkt geworden met de grootste hemelse Schoonheid, naar het voorbeeld van de Zoon van God. Zo is ook terstond de geest van de nieuwgeboren Zoon in het hart van Lucifer door Zijn mond uitgegaan en heeft met de Heilige Geest van God gemeenschap, en is vol van de grootste vreugde als een dier­bare broeder ontvangen.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[34] Op een dergelijke wijze nu heeft Lucifer de Godheid tot toorn verwekt (d. i. de eeuwige natuur is ontstoken naar het 1e principe), dewijl hij met al zijn Engelen als een boosaardige duivel tegen God strijd heeft gevoerd, met de bedoeling het gehele gebied onder zijn heerschappij te brengen en onder het bevel van de hem toebehorende geesten, opdat deze alles zouden kunnen formeren. Het gehele gebied zou zich, zo wilde hij het, moeten buigen en zijn geesten zouden het moeten regeren en formeren.
Hoofdstuk 14: Hoe Lucifer, de schoonste Engel in de Hemel, de vreselijkste duivel geworden is. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Welaan gij tovenaars, goochelaars, die met de duivel boeleert, komt bij mij en ik zal u wijzen, hoe gij met uw kunsten naar de hel gaat. Gij vleit uzelf ermee, dat ge de duivel onderdanig zijt en meent, dat gij goden zijt; ik wil hierover schrijven, want ik ben ook een natuurkundige g.~­worden, maar niet op uwe wijze. Ik ontdek uwe schande door goddelijke openbaring, zodat het u tot een oordeel zij. Een oordeel over uwe weten­schap.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Zo is ook de goddelijke geboorte. De zevende natuurgeest grijpt niet terug naar Zijn Vader, die hem geschapen heeft, maar is degene, die, wat de zes andere oereesten vormen en uitbeelden, in zich doet verwerke­ naar des Vaders Wil.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] Het inwendige van het lichaam des mensen beduidt de diepte tussen de sterren en de aarde; het gehele lichaam met alles wat er bij hoort, beduidt Hemel en aarde; het vlees betekent de aarde en is ook van de aarde, het bloed stelt voor het water, en is ook van water, de adem beduidt de lucht en is ook de lucht; de blaas, waarin de lucht werkt, is de diepte tussen sterren en aarde, waarin vuur, lucht en aarde naar hun aard werkzaam zijn, en de warmte, de lucht en het water werken ook in deze ruimte, evenals in de diepte van de aarde. De aderen stellen de krachtwegen der sterren voor en zijn ook de krachtwegen der sterren; want de sterren beheersen met hun krachten de aderen en zij drijven de mensen in hun bepaalde vorm en gestalte. De ingewanden of darmen stellen voor hoe de werking der sterren is. Alles, wat uit hun kracht ontstaan is, wat zij zelf gemaakt hebben, dat verteren zij zelf wederom en dat blijft onderhevig aan hun kracht; de darmen bewerkstelligen ook de vertering van al datgene, wat de mens er in opzamelt; alles, wat uit de kracht der sterren gegroeid is. Het hart van de mens stelt voor de warmte of het element vuur; het ís ook de warmte, want deze heeft in het hart haar oorsprong. De blaas stelt het element “lucht” voor, en de lucht heerst er ook in. De lever is het element water, zij ís ook het water, want uit de lever komt het bloed in het gehele lichaam, in alle leden; de lever is de moeder van het bloed. De longen stellen de aarde voor en ze zijn ook van dezelfde hoedanigheid. De voeten stellen de nabijheid en de verte voor, want in God is verte en nabijheid één en het­zelfde.
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Wilt gij een filosoof en natuurkundige zijn en het Wezen Gods in de natuur doorvorsen, zoals het alles geschapen is, bidt dan tot God om zijn Heilige Geest, opdat Hij U door dien geest verlichte. Want in vlees en bloed kunt ge dit niet begrijpen; of ge het ook leest, zo is het toch als een damp voor uw ogen; alleen in de Heilige Geest, die in God is en ook in de ganse natuur, waaruit ook alle dingen geschapen zijn, kunt ge vorsen tot in het Lichaam Gods, hetwelk de natuur is. Zo ook kunt ge de heilige Drie-eenheid doorzoeken. Want de Heilige Geest gaat uit van de heilige Drie-eenheid en heerst in het lichaam Gods, d.i. in de gehele natuur. Zoals de geest van een mens in het gehele lichaam in alle aderen heerst en de gehele mens vervult, zo vervult de Heilige Geest ook de ganse natuur en Hij is het Hart der Natuur en heerst in de goede eigen­schappen van alle dingen. Wanneer ge nu deze Geest in u hebt, zodat Hij uw geest doorlichten en vervullen kan, zo zult ge verstaan, wat hier ge­schreven zal worden. Wanneer ge de Heilige Geest echter niet in u hebt, zo zal 't u vergaan als de wijze heidenen, die zich aan de Schepping vergastten en haar uit hun eigen wijsheid wilden doorvorsen. Zij kwamen met al hun nadenken tot voor Gods aangezicht, maar konden het toch niet zien en waren stekeblind wat betreft het inzicht in de Goddelijke dingen. Zo konden ook de kinderen Israëls in de woestijn het aangezicht van Mozes niet zien. Daarom moest hij zijn aangezicht bedekken, toen hij voor het volk trad. Dat kwam, doordat zij de Ware God en Zijn Wil niet kenden noch verstonden, Die toch temidden van hen wandelde. Daarom was het bedekte aangezicht een teken en een bewijs van hun verblinding en onverstand. Zo weinig het maaksel zijn maker kan be­grijpen, zo weinig ook kan een mens zijn Schepper begrijpen en kennen, tenzij de Heilige Geest hem verlicht, hetgeen alleen hèn te beurt valt, die niet op zichzelf vertrouwen, maar hun hoop en al hun willen op God vestigen en wonen in de Heilige Geest. Zij zijn één met de Goddelijke Geest. Wanneer men nu de zon en de sterren op de juiste wijze beschou­wen wil naar hun verschijning, werkingen en hoedanigheden, zo vindt men in het hart daarvan het Goddelijke Wezen, evenals de krachten der sterren bepaald worden door de natuur. Wanneer men de omloop van het gehele sterrenheir beziet, dan is het spoedig duidelijk, dat dit is: “de moeder van alle dingen” of “de natuur”, waaruit alle dingen geboren zijn, en waarin alle dingen leven en zich bewegen; en alle dingen zijn uit deze zelfde krachten gemaakt, zij blijven eeuwigdurend daarin. En of ze nu aan het einde van deze tijdkring zullen worden veranderd, doordat het goede en het boze zich van elkander afscheiden, zo zullen toch Engelen en mensen in de kracht der Natuur, waaruit zij in oorsprong ont­staan zijn, in God, eeuwig bestaan. Gij moet echter uw denken vergeestelijken en bedenken, hoe de gehele natuur, met alle krachten, die daarin aanwezig zijn, zoals wijdte, diepte, hoogte, Hemel, aarde en alles, wat daarin is, en in de Hemel, het lichaam Gods is; en de krachten der sterren zijn de bronaderen in het natuurlijke Lichaam Gods in deze wereld. Ge moet niet denken, dat in het lichaam der sterren de gehele triomferende drie-eenheid, God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, aanwezig is, waarin geen kwaad woont, maar die de heilige, lichtende, eeuwige Vreugdebron is, die onverbrekelijk en onveranderlijk is, zo, dat geen schepsel het begrijpen of uitspreken kan. Zijn diepte kan geen schepsel meten. Maar ge moet ook niet denken, dat Hij in ‘t geheel niet aanwezig is in het lichaam der sterren en in deze wereld; want wanneer men zegt: “Alles” of “van eeuwigheid tot eeuwigheid”, of “alles in alles”, zo bedoelt men hiermee God in Zijn volle betekenis. Neem een voorbeeld aan een mens; hij is gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God; zoals geschreven staat in het eerste boek van Mozes, vers 27.
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[16] Ook zo grijpt geen der andere geesten terug naar den Vader, maar met de andere geesten vormt hij in het middelpunt des harten één complete wilsuiting, zo, dat het hart en de zeven geesten Gods één Wil zijn. Want dit is de wet der “begrijpelijkheid”, dat zij niet toestaat, dat het onbe­grepene heerst, want de kracht, welke in het middelpunt uit alle zeven geesten als 't ware wordt belichaamd, is wel onbegrijpelijk en niet te doorvorsen, maar niet onzichtbaar, want het is de kracht, niet van énen geest, maar van alle zeven geesten.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Toen nu Lucifer met al zijn Engelen zich verhief, zo ontbrandde het vuur des toorns ogenblikkelijk in het lichaam, en het volzalige licht in de ziele­geest doofde uit en er werd een boze duivelse geest geboren; alles ge­schiedde naar de wil der Oergeesten. Deze ziele-geest nu was met de godheid in de natuur verbonden en was met deze van één en dezelfde hoedanigheid. Deze was als een moordenaar en een dief, die begeerde te moorden en te roven en alles onder zijn heerschappij te brengen. Hij ontstak alle zeven geesten in de natuur en er was niets dan een bitter, wrang, vurig woeden en verscheuren.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] Deze tweede zoon was de begeerte. Deze kwam voort uit de hovaardij, want hij meende over alle koninkrijken der Engelen te kunnen heersen, als één enige God. Alles zou voor hem moeten buigen en met zijne kracht wilde hij alles formeren. Door zijn schoonheid meende hij alles in zich te hebben. Aan deze twee eigenschappen spiegele zich de tegenwoordige wereld en denke erover na, hoe dit alles vijandig is jegens God. Hiermede vaart zij naar de duivel en de wraak zal eeuwig daar zijn; roof en ver­slinding zal haar deel zijn en helse gruwelen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[13] Ziet, de mens heeft in zich de gal, dat is het vergif en hij kan zonder dat vergif niet leven, want de gal maakt de geesten beweegbaar, vreugdevol, triomferend en blij, want zij is een bron der vreugde. Wan­neer zij echter in een element ontstoken wordt, bederft zij de gehele mens, want de toorn in de siderische geesten ontstaat door de gal. Dat wil zeggen: Wanneer de gal naar het hart gaat, ontsteekt zij het element vuur en het vuur steekt de siderische geesten aan, die in het bloed, in de aderen, in het element water heersen; dan siddert het gehele lichaam van toorn door het gif van de gal. Een dergelijke bron echter geeft ook vreugde, uit dezelfde substantie als de toorn. Dat gebeurt, wanneer de gal wordt ontstoken ten goede, in dat wat de mens lief is, dan trilt het gehele lichaam van vreugde en daardoor worden de sterregeesten ook aangestoken. Maar een zodanige substantie is er in God niet, want Hij heeft geen vlees en bloed, maar Hij ís Geest en in Hem zijn alle krachten (Joh. 4:2) zoals wij ook in het “Onze Vader” bidden: “U is de kracht”. Ook Jesaja schrijft van Hem: Hij is Wonderbaar, Raad, Sterke God, Vader der Eeuwigheid, Vredevorst. (Jesaja 9).
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Toen onze Heiland, Jezus Christus, Zijn discipelen leerde bidden, sprak Hij: Wanneer ge bidden wilt, doe het zo: “Onze Vader, Die in de Hemel zijt” (Mattheus 6.) Dit betekent niet, dat de Hemel de Vader zou kunnen begrijpen of omvatten, want de Hemel zelf is door de goddelijke Kracht gemaakt. Want Christus spreekt: “Mijn Vader is groter dan alles.” (Joh. 10:29) en in de profeten zegt God: “De Hemel is mijn troon en de aarde is de voetbank Mijner voeten.” (Jesaja 66). Wat wilt ge Mij een huis bouwen? Wie heeft de wateren met zijn vuist gemeten en van de Hemelen met de span de maat genomen en heeft met een drieling het stof der aarde begrepen. (Jes. 40:12). Want de Here heeft zich Jacob verkozen, Israël tot Zijn Eigendom. (Psalm 135:4). Dat echter Christus Zijn Vader een Hemelse Vader noemt, daarmee bedoelt Hij, dat de glanzende Kracht Zijns Vaders zeer zuiver, helder en rein in de Hemel schijnt en dat boven het uitspansel, dat wij met onze ogen zien en dat wij Hemel noemen, de gehele triomferende, heilige Drievuldigheid, Vader, Zoon en Heilige Geest schijnt. Zo onderscheidt Christus hiermee Zijn Hemelse Vader van de Vader der Natuur, dat is: de sterren en elementen; zij zijn onze natuurlijke Vader, uit wie wij gemaakt zijn en uit wiens wil wij hier in deze wereld leven en van wie wij onze spijs en onze voeding ontvangen. Hij is echter onze Hemelse Vader, omdat onze ziel steeds naar Hem verlangt en Hem begeert, ja, zij hongert en dorst voort­durend naar Hem. Het lichaam hongert en dorst naar de Vader der Natuur, dat is: de sterren en elementen, en dezelfde Vader spijst en drenkt hen ook. De ziel echter dorst naar de heilige Hemelse Vader en Hij spijst en drenkt hen met Zijn Heilige Geest en Zijn Vreugdebronnen. Nu hebben wij evenwel geen twee Vaders, maar slechts één; de Hemel is gemaakt door Zijn Kracht en de sterren door Zijn Wijsheid, die in Hem is en van Hem uitgaat.
Hoofdstuk 3: Over de hooggebenedijde, triomferende, drie maal heilige Drievuldigheid, God de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, een Enig God. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] De geleerden en bijna alle schrijvers hebben veel gedacht, gestreefd, nagevorst en zich zeer veel moeite gegeven, om te weten te komen, wan­neer en hoe, of vanwaar toch de heilige Engelen zijn voortgekomen. Veel meningen zijn hieromtrent te berde gebracht; daartegenover hebben zij er ook naar gestreefd te onderzoeken, wat toch de diepe val van de grootvorst Lucifer geweest is, of hoe hij toch zulk een boze en grimmige duivel geworden is; waar toch deze boze bron uit is ontstaan, of wat hem daar toch toe gedreven kan hebben. Hoewel dit grote geheimenis van voor ‘s werelds aanvang verborgen is gebleven, en ook menselijk vlees en bloed dit niet begrijpen en doorgronden kan, zo wil toch God, die de wereld geschapen heeft, zich thans eindelijk openbaren, en alle grote ge­heimenissen zullen worden geopenbaard; aangekondigd wordt, dat de grote dag der openbaring en het uiteindelijke gericht thans nabij zijn en dagelijks te verwachten. Alsdan zal wederom hersteld worden, hetgeen door Adam werd verloren. Op die dag ook zullen in deze wereld het Rijk des Hemels en het Rijk van de Satan gescheiden worden. Dit alles, zoals het is geschapen, wil God in de grootste eenvoud ken­baar maken, zodat niemand het trotseren kan; dat een ieder zijn ogen opheft, opdat zijn verlossing kan aanvangen, en laat hij niet na het uit­leven van zijn begeerte, na hovaardij en overmatig brassen en pralen menen, dat hier op aarde het beste leven geleefd wordt, want hij is in zijn overmoed midden in de hel, waar hij met Lucifer kan vertoeven, die hij spoedig vol schrik, angst en eeuwige vertwijfeling, spot en schande zal moeten ontmoeten; een verschrikkelijk voorbeeld hiervan zijn de duivelen, die eens de schoonste Engelen in de Hemel geweest zijn, het­geen ik naderhand beschrijven en openbaar maken zal. Ik laat God be­sturen, ik kan Hem niet weerstaan.
Hoofdstuk 4: Over de schepping der heilige Engelen. Een aanwijzing of open poort des Hemels. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1063 - 1064 - 1065 - 1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071 - 1072 - 1073 - 1074 - 1075 - 1076 - 1077 - 1078 - 1079 - 1080 - 1081 - 1082 - 1083 - 1084 - 1085 - 1086 - 1087 - 1088