Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1078 van 1490

...  1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071 - 1072 - 1073 - 1074 - 1075 - 1076 - 1077 - 1078 - 1079 - 1080 - 1081 - 1082 - 1083 - 1084 - 1085 - 1086 - 1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091  ...
[8] Zie, mijn lieve kinderen, dat is een buitengewone, zeer gewichtige vraag die zich slechts door de daad, maar nooit door de zelfs allerwijste woorden laat beantwoorden. Tevens maak ik jullie allen erop attent dat na het afleggen van het lichaam onze geestelijke toestand eveneens buitengewoon heerlijk is, zodat deze aan uiterlijke pracht en heerlijkheid zeker al het denkbare verre overtreft. We zijn hier in ons lichaam al zo buitengewoon mooi gevormd, dat onze uiterlijke vorm, naar ik heel goed heb gemerkt, zelfs de kinderen van God een grote bewondering afdwong; en toch is deze lichamelijke schoonheid nauwelijks een vluchtig schaduwbeeld van de schoonheid die eigen is aan onze onsterfelijke geest. Zo zijn ook onze uiterlijke, stoffelijke woningen al van zo'n stralende schoonheid, dat bewoners van andere, kleinere werelden bij de eerste aanblik daardoor hun leven zeker zouden verliezen. Toch kost het bouwen ervan ons slechts geringe moeite, want met de macht van onze verenigde wil zijn we immers volkomen heer en meester over de materie die zich moet voegen, buigen en verheffen naar onze wil.
Hoofdstuk 64: Zonnebewoners op weg naar het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Jullie hebben ook allemaal gehoord met welk een onverbiddelijke standvastigheid de hoge gast mij altijd tegemoet kwam, en mij door de waarheidskracht van zijn woorden als het ware rechtstreeks wegleidde van de dwalingen van mijn inzichten. Als wij nu zulke voor de hand liggende bewijzen voor de waarheid van de uitspraken van deze bode hebben, wat willen we dan nog meer?
Hoofdstuk 64: Zonnebewoners op weg naar het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Deze hoogverheven gast met zijn beide medegasten heeft ons echter vanuit de oerbron en vanuit de diepste grond laten zien, wat heel onze wijsheid nooit bereikt zou hebben. Wij weten nu dat God, de almachtige Schepper van alle dingen, Zelf een volmaakte mens is en altijd als Vader woont te midden van degenen die Zijn kinderen zijn.
Hoofdstuk 64: Zonnebewoners op weg naar het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Wat echter nu te doen? Want kijk, je bent noch met het een noch met het ander tevreden. Bij het verkrijgen van 'meer' zijn deemoed en liefde volgens jou een slecht middel, dus geen deugd; het 'minder' krijgen voor zo'n deugd lijkt jou een dwaasheid. Hoe moet deze zaak dan geregeld worden om jou tevreden te stellen? Ik zal dit raadsel voor jou oplossen.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Nu spreek ik en zeg: luister, mijn geachte oudste van dit oord, ik wist immers wel dat jij in jezelf het juiste licht zou vinden, nadat ik jou daartoe de juiste weg heb getoond. Jouw oordeel is juist; je hebt deze keer het wezen van het kindschap Gods precies onderkend. Zoals jij het hebt omschreven, zo is het ook, maar door de deemoed en de liefde word je dan toch weer genoodzaakt, het door jou zo veroordeelde 'meer' en niet het door jou eerder zo geprezen 'minder' te verkrijgen.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Je vindt deze gang van zaken misschien wat onnatuurlijk, maar kijk, er zijn bij jou toch ook soortgelijke omstandigheden waarin jij doorgaans niet anders handelt dan de Heer dat doet. Wanneer iemand jou bijvoorbeeld een dienst bewijst en daar een hoog loon voor verlangt, hoe zal hij dan in jouw hart ontvangen worden? Je zegt: dan krijgt hij geen warm onthaal. Wanneer hij jou echter een grote dienst bewezen heeft en er weinig voor verlangt, hoe zal hij dan in jouw hart ontvangen worden? Jij zegt: hij zal een warm onthaal krijgen. Maar wanneer iemand alles voor jou heeft gedaan wat je ook maar hebt gewenst en uiteindelijk niets van jou verlangt omdat hij alles deed uit liefde voor jou, zeg eens, hoe wordt hij dan in jouw hart ontvangen? Je zegt: hem zal ik aan mijn rechter zijde plaatsen en ik zal alles met hem delen, want bij hem staat mijn hart volledig in de schuld.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Kijk, dat is mijn mening en voor de waarheid daarvan bied ik alles wat ik op deze wereld maar het mijne mag noemen als onderpand aan. Je hebt weliswaar gezegd dat een kind zich zonder de wil van de Vader niet over de drempel mag begeven, zelf geen spijzen mag nemen en in eenvoudige hutten moet wonen. Dat wil ik allemaal graag aannemen, maar als men als kind van God in één oogopslag alle eindeloze heerlijkheden van God kan overzien, dan zou ik toch graag willen weten waartoe men zijn voeten nog over de drempel zou zetten. Wanneer men verder in een volmaakt scheppend vermogen met God Zelf in het eeuwige centrum staat van waaruit alle talloze schepselen gevoed worden, dan zou ik wel eens de reden willen weten die iemand zouden noodzaken zichzelf van voedsel te voorzien, terwijl men in het centrum van al het leven staat. En ook denk ik dat het net zo gesteld is met de eenvoud van de woningen van Gods kinderen. Of het nu een hut is of een paleis, dat komt toch allemaal op hetzelfde neer als men in zichzelf alle heerlijkheden van God aanschouwelijk bijeen heeft.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Enerzijds valt niet te ontkennen dat bij de gedachte God als Vader te hebben, en wel door de allerintiemste wederzijdse liefde, elke andere gedachte volkomen teniet wordt gedaan omdat een geschapen wezen zich toch geen nauwere band kan voortellen; anderzijds als men bedenkt dat men met betrekking tot deze grootse gedachte en deze grootse naam, op zich toch zelf helemaal niets meer is en zijn mag, en dat men zelfs steeds klaar moet staan om alle schepselen de geringste dienst te bewijzen, dan zegt deze gedachte en deze grote naam ons, als mensen van deze wereld, helemaal niets meer.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Heel anders echter liggen de verhoudingen bij de onafhankelijke vrije mensen die niet als delen met een lichaam verbonden zijn, maar als volkomen vrije wezens op zichzelf staan. Tegen hen kan ik ook wel zeggen: wees zo goed en verricht voor mij deze arbeid, en de vriendelijk gezinde mensen zullen dat werk ook uitvoeren; maar als het werk gedaan is, zijn ze volkomen onafhankelijk van mijn wil en kunnen zij doen wat ze zelf willen.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Maar ik vraag jou: is het ook zo gesteld met de delen van mijn eigen lichaam? O, volstrekt niet! Deze hangen in al hun onderdelen voortdurend van mijn innerlijke wilskracht af en kunnen zich daartegen niet verzetten. Zij moeten toch immers met de innerlijke levenskracht volkomen eensgezind zijn, anders zou zeker het hele menselijke wezen te gronde gaan.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Wij staan ten opzichte van de Heer weliswaar in dezelfde verhouding als de lichaamsdelen tot een lichaam, en deze delen vormen wel met het inwendige leven van het lichaam één wezen, maar niet één deel van het gehele lichaam kan zelfstandig doen wat het wil, want elke handeling en elke daadkracht gaat niet uit van het lichaamsdeel, maar enkel en alleen van de in het lichaam heersende grondkracht. Zo kunnen de lichaamsdelen zich ook niet zelf voeden, ook al werken ze nog zo vlijtig, maar ze moeten hun opbrengst eerst bij het hoofddepot van het innerlijke leven afleveren; eerst dan deelt de levende kracht de passende voeding uit aan de lichaamsdelen die gewerkt hebben.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Wij hebben hier weliswaar volgens onze geestelijke leer het grote vermogen gekregen, om als geesten alle diepten van Gods scheppingen te bereizen en onuitsprekelijk te genieten van Zijn eeuwige talloze en meest veelsoortige wonderwerken, maar naar ik ten sterkste vermoed, kunnen de kinderen van God in één oogopslag overzien, waarvoor wij eeuwigheden nodig hebben. Wij hebben wel de macht om als geesten de dingen van onze wereld en bijgevolg ook die van andere werelden die van deze afhankelijk zijn, te regelen, maar de kinderen Gods, die met God heel nauw verbonden en intiem verenigd zijn, zijn zeker medescheppers. En terwijl wij toch altijd slechts materiële zaken moeten regelen, hebben de 'kinderen uit God', hun Vader, niet alleen de heerschappij over de totale, eindeloze materiële schepping, maar ook over alle geestelijke schepselen.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Op de wereld mag men op zijn minst toch zelf een stuk brood nemen en men mag ook gaan en staan waar men wil, maar in de geest houdt ook deze vrijheid op. Men is daar een eeuwige 'gast van de Vader' en de kinderen mogen alleen het brood eten dat zij rechtstreeks uit de hand van de Vader ontvangen. Zij mogen alleen daarheen gaan, waar de Vader hen naartoe wil laten gaan. Ze mogen niet in prachtige gebouwen wonen, maar in hoogst eenvoudige hutjes.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Omdat echter van deze wereld die jij bewoont het bestaan van talloze andere werelden afhangt, zou je moeten bedenken over welk een geestelijke, gebiedende macht jij beschikt, want van de leiding van jouw wereld, die jou in de geest volledig is toevertrouwd, hangen de orde en het behoud van talloze andere hemellichamen inclusief hun bewoners af.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Kijk, daarin ligt het wezen van het kindschap Gods. Als je denkt dat je in het kindschap van de Heer meer zult zijn, meer kracht zult hebben en rijker zult zijn aan allerlei pracht en macht, dan zeg ik je: blijf wat je bent, want van 'meer worden' is in ieder opzicht echt eeuwig geen sprake. Hier ben je zowel lichamelijk als geestelijk een volmaakte heer. Zolang jij in jouw lichaam leeft, moet zich alle materie van het oppervlak van deze, jouw wereld gehoorzaam voegen naar de macht van jouw wijsheid. Leef je echter in de geest, dan moet deze, jouw wereld aan jou, evenals aan alle aan jou gelijke geesten, vanuit haar centrum onderdanig zijn omdat jullie als bewoners van deze wereld, geestelijk gezien gelijk van wijsheid en gelijk van wil zijn, hetgeen op het eerste gezicht al aan jullie morele en staatkundige inrichting te zien is.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  1066 - 1067 - 1068 - 1069 - 1070 - 1071 - 1072 - 1073 - 1074 - 1075 - 1076 - 1077 - 1078 - 1079 - 1080 - 1081 - 1082 - 1083 - 1084 - 1085 - 1086 - 1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091  ...