Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 109 van 215

...  97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122  ...
[452] Bedenk altijd door Wie je dit nu wordt geopenbaard en wat je met deze openbaring ten deel valt; je zult dan niet meer in verzoeking komen door de stoffelijke wereld en je zult er gemakkelijk over zegevieren, wat des te noodzakelij­ker is, want als je niet in jezelf de wereld volledig hebt overwonnen, is het onmogelijk kinderen van de Vader in de hemel te worden!"
Hoofdstuk 3: Veroordeling: De tempel ten tijde van Jezus; De hel als de laatste beproeving; 'Mijn Rijk is niet van deze wereld'; - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[495] De ene balk, de stam van het kruis, die van beneden naar boven loopt, toont de goddelijke geest van nederigheid en liefde, die van de aarde, het zinnebeeld van materie en zelf­zucht, naar de hemel en zijn heilige en zaligmakende wet­ten en sferen wijst.
Hoofdstuk 4: Kruisiging: Over het dragen van het kruis; Over de juiste geest bij het dragen van het kruis. Het berouw van Judas: Het lot van de zelfmoordenaar; De zeven kruiswoorden; De stervensuren; De zon wordt verduisterd - de aarde beeft; Het voorhangsel scheurt - de graven gaan open - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[497] Ook vandaag de dag veroorzaakt deze boosaardige, tegen God gerichte geest van zelfverheerlijking en zelfzucht in ons de dwarsbalk van ons kruis, dat wij in dit aardse leven moeten dragen. Ook nu nog, net als eertijds, willen wij de wil van God doorkruisen, die zegt: "Heb God boven alles lief en je naaste als jezelf!" Wij willen echter die lijn, die van de aarde naar de hemel wijst, doorkruisen met ons nietige, egoïstische ik; wij willen bij elkaar graaien en ons toeëigenen wat van onze naaste is omwille van ons egoïs­tisch genot. Omdat Gods heilige orde terwille van ons eigen heil dit verkeerde streven niet kan toelaten, timmeren wij zelf onze dwarsbalk en ons kruis.
Hoofdstuk 4: Kruisiging: Over het dragen van het kruis; Over de juiste geest bij het dragen van het kruis. Het berouw van Judas: Het lot van de zelfmoordenaar; De zeven kruiswoorden; De stervensuren; De zon wordt verduisterd - de aarde beeft; Het voorhangsel scheurt - de graven gaan open - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[535] Kijk om je heen en je zult gewaarworden hoe het met de wereld voorwaarts gaat langs de weg van de wereldse wetenschappen, kunsten en nieuwe ontdekkingen; de mensen onderzoeken de meest geheime krachten van de natuur, en Ik laat toe dat al Mijn werken dienstbaar zijn aan hen, omdat Ik immers alles heerlijk en tot nut van Mijn kinderen heb geschapen. Maar voor welk doel wordt al hun wetenschap aangewend? Alleen om zich te kunnen verrijken met wereldse schatten of om zich te kunnen over­geven aan hun hoogmoed en hun overmoedigheid! Daarbij vergeten de welgestelden hun arme broeders helemaal, die steeds dieper in allerlei nood en ellende geraken en in hun kommer tot Mij om hulp en erbarmen roepen.
Hoofdstuk 4: Kruisiging: Over het dragen van het kruis; Over de juiste geest bij het dragen van het kruis. Het berouw van Judas: Het lot van de zelfmoordenaar; De zeven kruiswoorden; De stervensuren; De zon wordt verduisterd - de aarde beeft; Het voorhangsel scheurt - de graven gaan open - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[542] Thans komen we aan de uitleg van het vijfde woord dat Ik aan het kruis gesproken heb. - Deze woorden van troost: "Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn", richtte Ik tot Dismas, de moordenaar die rechts van Mij aan het kruis hing. Deze woorden waren echter niet alleen aan hem ge­richt, maar aan alle mensen die Mijn leer aannemen en ernaar leven. De reden, dat Ik aan Dismas slechts het para­dijs en niet de hemel heb beloofd, ligt in het feit dat elke mensenziel na de dood van het lichaam, naar de mate van haar volmaaktheid een hogere of lagere graad van het licht bereikt; zelfs zielen die reeds in dit leven al het aardse heb­ben overwonnen, kunnen eerst alleen maar in het paradijs komen, ofwel in een lagere graad van zaligheid. Want geen enkele ziel kan, voordat zij geheel gelouterd en gereinigd is, in de hemel der liefde de hoogste zaligheid bereiken. Op die manier had ook Dismas door zijn liefde en het ver­trouwen dat hij in Mij stelde de eerste graad bereikt en was het mogelijk hem het paradijs te beloven.
Hoofdstuk 4: Kruisiging: Over het dragen van het kruis; Over de juiste geest bij het dragen van het kruis. Het berouw van Judas: Het lot van de zelfmoordenaar; De zeven kruiswoorden; De stervensuren; De zon wordt verduisterd - de aarde beeft; Het voorhangsel scheurt - de graven gaan open - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[548] Toen sprak Ik echter Mijn laatste woord: "Het is vol­bracht!" - Ja, het was volbracht, het grote werk van de ver­lossing! Maar wat baatte het de duizenden en nog eens dui­zenden zielen, die weliswaar eveneens door Mijn dood en Mijn middelaar-zijn verlost werden van de erfzonde, maar Mij niet in de geest en in de daad navolgden!? De hemel bleef voor hen gesloten, alleen door hun zondige, liefde­loze wezen en hun niet boetvaardige levenswandel haalden ze zich opnieuw de eeuwige verdoemenis, het gericht, op de hals!
Hoofdstuk 4: Kruisiging: Over het dragen van het kruis; Over de juiste geest bij het dragen van het kruis. Het berouw van Judas: Het lot van de zelfmoordenaar; De zeven kruiswoorden; De stervensuren; De zon wordt verduisterd - de aarde beeft; Het voorhangsel scheurt - de graven gaan open - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[643] "Omdat Ik Zelf het eeuwige leven ben, kan het nooit zo zijn dat Ik wezens voor de eeuwige dood heb geschapen!", zegt Hij in Van der Hölle bis zum Himmel, een werk dat over het hiernamaals gaat. - "Wel wordt er over een eeuwige dood geschreven, die een eeuwig onveranderlijk gericht is. En dit gericht vloeit uit Mijn orde voort, die on­wrikbaar is. Deze orde is het zogenaamde toornig - of beter gezegd: geestdriftig vuur van Mijn wil, die vanzelf­sprekend eeuwig onveranderlijk moet blijven, omdat dit anders voor al het geschapene direct het einde zou beteke­nen. Wie zich laat meeslepen door de wereld en alles wat zij te bieden heeft, moet zo lang als verloren en dood wor­den beschouwd, als hij zich niet weet los te maken van de materie, waarover het oordeel uitgesproken is. Omwille van de geschapen wezens moet er dus wel een eeuwig ge­richt, een eeuwig vuur en een eeuwige dood bestaan. Maar daarin ligt niet besloten dat een geest die gevangen is ook altijd onvrij zou moeten blijven. - Zijn gevangenis en ge­vangenschap dan niet twee dingen?! De gevangenis is en blijft eeuwig bestaan en het vuur van Mijn ijver mag nimmer doven; maar de gevangenen blijven slechts zo lang in de gevangenis tot ze zich bekeerd hebben."
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[659] Dit hoogste levensdoel bereikte Henoch reeds in de tijd van het Oude Verbond, die "werd opgenomen en niet meer was"; zo ook Elia, die "op een vurige wagen", het zinne­beeld van zijn geest, ten hemel voer. En ook in het Nieuwe Verbond zijn hier voorbeelden van.
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[672] eer dat ik geschapen was;
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[804] Ontbindt en verbindt op aarde en aldus zal het ook in de hemel ontbonden of verbonden worden. Veroordeel echter niemand en verdoem geen ziel, wilt u niet te vroeg ten prooi vallen aan de wraak van de wereld!"
Hoofdstuk 7: De hemelvaart van Christus: Terug in de genadezon; Een toegankelijke Vadergod in een nieuwe hemel. Het dichten van de kloof tussen God en allen die gevallen zijn; Het is volbracht! - Ik heb dorst!; Christus de Middelaar; Het grote getuigenis van Johannes; Aanbidding. Jakob Lorber en de werken van de Nieuwe Openbaring - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[649] Het spreekt natuurlijk ook voor zich dat iemand die in zichzelf krachtens zijn vrije wil reeds totaal tot hel is ge­worden, zich daar ook niet zo gauw en gemakkelijk weer uit kan losmaken; want het is u immers ook maar al te goed bekend hoe moeilijk en zwaar het is voor een hoogmoedig iemand, die in volslagen egoïsme en heerszuchtige hoog­moed gevangen is, over te gaan in het zachtmoedige en nederige van de hemel. Zoiets is weliswaar geen onmoge­lijkheid, maar het is toch een grote opgave! De trotste keert altijd weer tot de trots terug, de onkuise tot de onkuisheid, de trage tot traagheid, de afgunstige tot afgunst, de gierig­aard tot gierigheid, de leugenaar tot leugen, de brassers en zwelgers tot zwelgen, de moordenaars tot moord, de onbe­schaafde tot onbeschaafdheid, de wellusteling tot wellust, enz. Ook al laakt men hun eigenschappen, die tegen de orde indruisen, ook duizend keer, toch vervallen zij weer in dezelfde zondige hartstocht, zodra hun de voor het eeuwige leven noodzakelijke vrijheid wordt gegeven, die nodig is, opdat zij hun eigen ontwikkelingsweg kunnen be­palen. En hoe vaker ze in hun oude fouten vervallen, des te zwakker worden ze en des te moeilijker wordt het voor hen om zich van hun hartstochten vrij te maken en als ge­reinigde geesten in Mijn waarachtige, eeuwige, goddelijke vrijheid over te gaan.
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[735] Maar het was nog "vroeg in de ochtend, toen het nog donker was". Slechts een enkele ziel was reeds ontwaakt. - Met hen begeeft Maria van Magdala zich naar het graf van de Heer die ze liefheeft. Maar de steen voor het graf is weggerold, het graf is leeg. En de liefde van Magdalena, die nog steeds aan het uiterlijke, aan het lichamelijke hangt, is met verbijstering geslagen en ijlings haast ze zich totaal van streek naar huis terug, naar Petrus met zijn standvastig, doordacht geloof en naar Johannes met zijn zuivere, hemel­se liefde: "Ze hebben de Heer uit het graf weggenomen ­we weten niet waar ze Hem hebben neergelegd!"
Hoofdstuk 6: Opstanding: Tegenspraak in wat de evangeliën verkondigen; Maria Magdalena - de eerste bij het graf; De haast van de discipelen; 'Raak mij niet aan!'; Het omklemmen van de voeten; 'Vrede zij met u!'; Thomas; Mijn Heer en mijn God! - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[750] Ze draait zich om, daarmee gevolg gevend aan een ge­heime ingeving van haar hart, en met het oog van de geest ziet ze dat de Heer in het verheerlijkte zielelichaam voor haar staat. Het geestelijk oog in Maria is evenwel nog niet voldoende scherp om de Heer, die "in het donker van de vroege ochtend" op het punt staat ten hemel op te varen ("Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader"), te herken­nen. En pas als zij met een geestelijk horen Zijn stem hoort en haar naam uit Zijn mond hoort noemen, herkent haar hart Hem. En onder de schreeuw "Meester!", die ze in haar moedertaal "in het Hebreeuws", de taal van haar innerlijk, uitstoot - rent ze naar Hem toe om Hem te omarmen. Maar haar liefde, die nog te aards is, mag nog niet tot het reinste goddelijke Wezen genaken. En daarom hoort ze uit de mond van de Opgestane de woorden: "Raak Mij niet aan!, want Ik ben nog niet tot Mijn Vader opgevaren." Voor haar is het moment nog niet gekomen, dat ze zich aan Jezus' borst mag vlijen; dat zal pas kunnen, wanneer de Heer geheel is opgevaren en ook haar zal hebben gereinigd van elke aardse hoedanigheid door de machtige stroom van de heilige Geest, die Hij dan zal uitstorten. Ze mag wel de voeten van de Heer omvatten. Mattheus bericht dat zij vanuit een gevoel van haar menselijke onwaardigheid op de knieën viel en vol liefde en deemoed de voeten van de Heer omklemde.
Hoofdstuk 6: Opstanding: Tegenspraak in wat de evangeliën verkondigen; Maria Magdalena - de eerste bij het graf; De haast van de discipelen; 'Raak mij niet aan!'; Het omklemmen van de voeten; 'Vrede zij met u!'; Thomas; Mijn Heer en mijn God! - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[777] Toch was Thomas' liefde voor het aangezicht van de allerhoogste Liefde nog niet geheel volmaakt. In de hemelse orde betoont men zijn liefde tot de naaste niet zelfstandig en eigenmachtig uit zichzelf, maar in volkomen zin hebben wij eerst God boven alles lief. En wat niet de naam Schep­per draagt, maar slechts schepsel heet, hebben wij alleen maar lief uit Hem en als Zijn eigendom. Want alles heeft toch van Hem zijn eeuwig leven, dat nooit verloren gaat ­ zowel het liefhebbende als het beminde schepsel. De Vader - niet het schepsel - is alles in allen! En wie als leerling en kind bij de Vader is, die kan ook voor de zijnen, voor de geschapen creatuur, pas goed zorgen, waken, werken en bidden.
Hoofdstuk 6: Opstanding: Tegenspraak in wat de evangeliën verkondigen; Maria Magdalena - de eerste bij het graf; De haast van de discipelen; 'Raak mij niet aan!'; Het omklemmen van de voeten; 'Vrede zij met u!'; Thomas; Mijn Heer en mijn God! - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[812] De genadezon wordt ook de hoogste 'liefdehemel' ge­noemd. Voorbereidende hemelse sferen zijn de 'wijsheids­hemel' en de 'liefde-wijsheidshemel'. En deze drie hemelse sferen vormen de 'woonplaatsen', die de Vader in Jezus voor de Zijnen in het eeuwige licht heeft bereid.
Hoofdstuk 7: De hemelvaart van Christus: Terug in de genadezon; Een toegankelijke Vadergod in een nieuwe hemel. Het dichten van de kloof tussen God en allen die gevallen zijn; Het is volbracht! - Ik heb dorst!; Christus de Middelaar; Het grote getuigenis van Johannes; Aanbidding. Jakob Lorber en de werken van de Nieuwe Openbaring - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
...  97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122  ...