Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 1083 van 1166

...  1071 - 1072 - 1073 - 1074 - 1075 - 1076 - 1077 - 1078 - 1079 - 1080 - 1081 - 1082 - 1083 - 1084 - 1085 - 1086 - 1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096  ...
[8] Dit leven lijkt nog het meest op een droomleven. Vaak heb ik van allerlei gedaanteverwisselingen gedroomd, maar wat waren dat? Niets anders dan beelden, te voorschijn gebracht door het fantastisch voorstellingsvermogen van de ziel. Zo is ook dit leven niets anders dan een ijdele, lege, hoogst waarschijnlijke eeuwige droom! Alleen mijn overwegingen lijken echt te zijn, al het andere is niets dan louter fantasie van de ziel! Nu wacht ik zeker al haast 200 jaar hier op de schapen en lammeren, maar er is geen spoor van hen te ontdekken!
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Het verbaast mij echter wel, dat in deze fantasiewereld dit boek, mijn boerenkleding, ook deze streek met dit lutherse huis en de tempel zo geheel onveranderd blijven. Al met al is deze geschiedenis toch wel grappig. Er schijnt toch wel iets aan de hand te zijn, maar wat, dat is nu juist de vraag!
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Of is het toch niet goed geweest, dat ik meteen vanaf het begin al niet van plan was zijn raad echt op te volgen? Als hij echter een goede gids is, dan had hij mij meteen terecht moeten wijzen, in plaats van zich zomaar uit de voeten te maken. Heeft hij dan niet zelf gezegd dat, wanneer ik nog eenmaal dezelfde fout zou maken, daar zo'n schade van zou ondervinden, dat ik daar werkelijk honderden jaren naar aardse tijd aan te knagen zou hebben? Ben ik dan werkelijk al gevallen? Met mijn gedachten en verlangens zeer zeker, maar metterdaad niet, daar die engeltjes helemaal niet teruggekomen zijn.
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Misschien zijn zij juist daarom niet verschenen, omdat ik zulke gedachten en plannen koesterde? Dat zou best kunnen. Als ik nu zulke gedachten maar van mij af zou kunnen zetten! Waarom moesten zij dan ook zo ontzettend mooi en bekoorlijk zijn? Daar heb ik mij nu geweldig in de nesten gewerkt, dat betekent wachten, totdat mijn domme gedachten verdwenen zijn en mijn wensen ook!
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Dat zie ik nu wel in: wanneer dit een beproeving van mijn grootste zwakte is, dan zal mij dat veel moeite kosten, omdat ik op aarde op dit punt in het geheim een beest was in optima forma! Ja, wanneer ik zo' n echt weelderig meisje zag, dan ging bij mij - taceas*! (* zwijg!) Hoeveel heb ik - taceas de rebus praeteritis ** (** zwijg over de dingen die gebeurd zijn) mooie jonge nonnen! O, dat waren fantastische tijden, echter nu taceas!
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Wanneer dat stomme celibaat er niet was en een bisschop de man van een ordentelijke vrouw zou zijn, zoals naar mijn weten Paulus ook uitdrukkelijk verlangde, dan zou het gevecht met het vlees zeker veel minder moeilijk zijn. Maar nu leeft zo'n bisschop steeds zoals Adam vóór de zegening van de boom der kennis met de verleidelijke Eva in een zeker paradijs, en kan nooit genoeg krijgen van de aangeboden appel!
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] O, wat een zwijnerij! Maar het is nu eenmaal zo; wie kan het veranderen? De Schepper alleen, als Hij het wil; zonder Hem blijft de mens - in het bijzonder mijn soort - wel altijd en eeuwig een beest, en dan wel een echt afschuwelijk beest!
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] Heer, wees mij genadig en barmhartig! Ik zie nu wel in, wanneer U mij niet Uw helpende hand toesteekt, dan zal het mij slecht vergaan; want ik ben een beest en mijn gids een eigenzinnige sukkel, misschien wel de geest van Luther! Zo zal het niet gaan! Geduld, verlaat mij niet; alweer duizend jaar op één plek!'
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Nu heb ik genoeg van deze geschiedenis! Een miljoen jaren is er al weer verstreken, tenminste naar mijn gevoel, en nog steeds geen verandering in mijn toestand. Nu ga ik me voor jou, mooie gids die je bent, niet langer meer belachelijk maken; als een eerlijke kerel zal ik jouw domme boek in je lutherse huis leggen en mij dan op weg begeven. Het kan me niet schelen, waarheen. Deze wereld zal toch ook wel met planken zijn dichtgespijkerd, waar men dan zal kunnen zeggen: Huc usque et non plus ultra! (* Tot hier toe en niet verder)
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Kan er dan wel iets vervelender en pijnlijker zijn, dan op iets wat beloofd is te wachten, en wat niet te voorschijn komt? Neen, dat is te erg! Wat een verschrikkelijk lange tijd wacht ik hier nu al! Of het werkelijk zo is of alleen naar mijn gevoel, dat is om het even - God sta ons bij! - en helemaal zonder reden of begrijpelijk doel. Want wachten op die schapen en lammeren, dat is nu allang niet meer waar, zoals het ook nooit waar is geweest!
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Straks zal ik nog deze steen om vergeving moeten vragen, omdat ik zolang mijn onwaardig persoon op hem heb laten rusten, anders verdwijnt hij ook nog. En als ik nu op weg ga door deze heerlijke nevelvlakten en mosvelden bij dubbele schemerbelichting, dan zal ik zeker ook dat mos eerst om toestemming moeten vragen, mijn voeten daarop te mogen zetten om verder te gaan.
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Wel, nu wordt het misschien ook voor mij tijd om te gaan. Maar waarheen? Want hier is werkelijk niet veel keus. Maar regelrecht mijn neus achterna, vooropgesteld dat ik nog een neus heb; want iemand zoals ik, die nu reeds voor de tweede maal enige miljoenen jaren bij de neus genomen is, moet zich immers serieus afvragen hoe het met het bezit van dit lichaamsdeel staat? Maar God zij dank, ik heb hem nog; daarom nu in deze werkelijk fraaie geestenwereld deze enige wegwijzer achterna.'
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Vandaar dat deze bisschop naar het steeds donkerder wordende westen gaat; vandaar de slechts hier en daar met mos bedekte grond, die de dorheid en de schrale en geringe aanwezigheid van Mijn Woord in het gemoed van deze man aanduiden. Daarom ook die steeds toenemende duisternis, omdat het in het geheel niet gerespecteerde en nog minder opgevolgde Woord van God, (waarvoor dergelijke bisschoppen zich alleen pro forma buigen in hun rode en gouden gewaden) zich in hem nooit tot die levende warmte heeft ontwikkeld, waaruit dan het heerlijke licht van de eeuwige morgen voor de geest had kunnen te voorschijn komen.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Dat zou me een mooi 'Requiescant in pace, et lux perpetua luceat eis!' (* 'Opdat zij rusten in vrede, en het eeuwig licht hen verlichte!') zijn. Op de wereld zullen zij mij deze heerlijke hymne zeker vaak genoeg hebben nagezongen. Voor de wereld rust ik nu wel eeuwig en mijn as wordt nog ergens door een zon beschenen of door een fosforiserend schijnsel van ontbinding in het graf; maar ik, ik, het eigenlijke ik - wat is er van mij geworden?
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Door Mijn genade zijn natuurlijk wel vele dingen mogelijk die in de gewone gang van zaken onmogelijk zouden zijn. Daarom moeten jullie juist bij deze man in de praktijk bekijken hoever hij kan komen met wat er in hem is, en wat tenslotte in het uiterste geval Mijn genade nog kan bewerkstelligen zonder de vrijheid van de geest geweld aan te doen! Die genade zal ook deze man ten deel vallen, daar hij eenmaal heeft gebeden om Mijn helpende hand! Ik kan hem echter niet eerder uitsluitend door de kracht van Mijn genade helpen, dan wanneer hij al zijn fouten en verborgen boosheid uit zich heeft verwijderd, wat door de dichte, duistere toestand die hem omgeeft wordt aangeduid.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  1071 - 1072 - 1073 - 1074 - 1075 - 1076 - 1077 - 1078 - 1079 - 1080 - 1081 - 1082 - 1083 - 1084 - 1085 - 1086 - 1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096  ...