17481 resultaten - Pagina 1084 van 1166
... 1072 - 1073 - 1074 - 1075 - 1076 - 1077 - 1078 - 1079 - 1080 - 1081 - 1082 - 1083 - 1084 - 1085 - 1086 - 1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 ...
[12] Ik begrijp alleen niet, dat ik niet meer angst heb in deze voor mij beslist wanhopige toestand? Ik ben in feite meer kwaad dan angstig; maar omdat ik niemand heb op wie ik mijn gerechtvaardigde toorn kan richten, moet ik die maar verbijten als verschaalde azijn.Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Ik denk trouwens, dat zelfs wanneer God, als Hij bestaat, nu bij mij kwam, mijn verschaalde azijn weer vers zou worden. Ik zou mij duchtig kunnen vergrijpen aan zo'n Schijngod, als Hij bestaat, omdat Hij de vergankelijke wereld met talloze heerlijkheden uitrustte, maar deze onvergankelijke wereld slechter bedacht dan een barbaarse tiran van een stiefvader zijn gehate stiefkinderen, die buiten hun schuld waren geboren en jammer genoeg zijn stiefkinderen zijn geworden!
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Maar ik kan toch niet alleen zijn? Die vele duizend maal duizend miljoenen mensen van de aarde die net zoals ik werden geboren, geleefd hebben en weer zijn gestorven, waar zijn die dan terecht gekomen? Hebben zij helemaal opgehouden te bestaan, of hebben zij op de talloze plaatsen van de totale oneindigheid - eindeloos ver van elkaar verwijderd - evenals ik eenzelfde droevig lot? Dat lijkt mij wel het meest waarschijnlijk, want mijn vroegere gids en daarna die mooie schapen en lammeren waren toch een zeker bewijs, dat er in deze eindeloze wereld nog ergens mensen bestaan. Maar waar, waar, waar? Dat is een andere vraag!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Daar aan de overkant van deze eindeloze zee zal wel weinig levends meer zijn - maar waarschijnlijk wel onmetelijk ver achter mijn rug. Als ik maar terug kon, dan zou ik dit willen proberen en ze opzoeken. Jammer genoeg ben ik hier zo door water omringd en ingesloten, dat een terugkeer bijna onuitvoerbaar lijkt.
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Hier onder mijn voeten is het nog wel droog, en ik sta nog op vaste grond, hoewel die mij maar net kan dragen. Maar als ik mijn voeten zou verzetten, voorwaarts of achterwaarts, hoe zou het mij dan vergaan? Ik zou zeker in de bodemloze diepte wegzinken.in dit eindeloze watergraf. Daarom moet ik hier wel blijven tot in alle eeuwigheid, wat in ieder geval voor mij wel een plezierige conversatie zal opleveren!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Ach, als er hier toch eens een klein, betrouwbaar schip was, waar ik onbekommerd in kon stappen en dat ik sturen kon waarheen ik wilde. Wat een heerlijkheid zou dat zijn voor mij armzalige dui-- oh, nee, die naam mag nooit over mijn lippen komen. Ofschoon de dui--nee - die 'God sta ons bij' wel evenmin zal bestaan als de Godheid zelf, maar het begrip op zichzelf is zo verschrikkelijk, dat men het eerlijk gezegd niet gemakkelijk zonder heimelijke huivering kan uitspreken!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Maar wat zie ik daar op het water, niet ver hier vandaan? Is dat een monster of misschien zelfs een schip? Kijk, volgens mijn verlangende ogen komt het steeds dichterbij! Bij God! - het is werkelijk een schip, een echt mooi schip met zeil en roer! Nee maar - als dat hier zou komen dan zou ik weer aan een God moeten gaan geloven, want zoiets zou een te opmerkelijk bewijs zijn tegenover alles wat ik tot nu toe heb uitgekraamd! Ja, het komt steeds dichterbij! Misschien is er zelfs iemand aan boord? Ik zal om hulp schreeuwen: misschien hoort iemand mij?!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Eerst moest ik mijn bisschopsgewaad, dat ik God weet hoe van de aarde heb meegenomen, afleggen en daarvoor in de plaats deze boerenkleding aan trekken, die wel van de allerbeste stof gemaakt moet zijn, anders zou ze zelfs bij mijn rustige gedrag onmogelijk miljoenen aardse jaren intact hebben kunnen blijven.
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] Deze hele geschiedenis was in wezen zeker niet slecht, vooral niet voor een nieuweling in deze wereld; want wist ik van tevoren, dat ik in plaats van schapen en lammeren zulke meisjes onder mijn hoede zou krijgen?
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[19] Maar toen was zo snel als de bliksem ook mijn mooie gids al aanwezig en gaf mij een preek, die Maarten Luther niet misstaan zou hebben. Daarna gaf hij mij onder vele bedreigingen nieuwe, maar nog dommere en vagere voorschriften die ik precies moest opvolgen, om tenslotte de schapen en lammeren op een aangewezen berg te brengen!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Met deze zonderlinge opdracht toch al niet erg tevreden, kreeg ik daarna noch de leider, noch de kudde te zien, wachtte God weet hoeveel miljoenen jaren - maar tevergeefs; en tenslotte wilde ik dat boek voor mijn fraaie werkgever in zijn huis terugleggen. Maar het boek, dat waarschijnlijk een soort geestelijke automaat was, verdween vanzelf te samen met de hele omgeving; en tenslotte ging ook ik weg. Ik ben tot hier gekomen en kon niet meer verder, schold een tijdlang wat ik maar kon en werd uiteindelijk totaal wanhopig, omdat er gedurende zo lange tijd nergens ook maar enige redding kwam opdagen.
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[21] Eindelijk kwam jij als een waarlijk goddelijke reddende engel hierheen en hebt mij opgenomen in je veilige schip. Neem mijn grootst mogelijke dank daarvoor aan! Had ik maar iets waarmee ik dit goed kon maken, hoe goed zou dat mijn eeuwig dankbare hart doen! Maar je ziet, dat ik hier armer ben dan alles, wat een mens maar arm kan noemen en behalve mijzelf niets bezit. Neem daarom voor je grote vriendschap genoegen met mijn dank en met mijzelf, als je mij kunt gebruiken voor een of andere dienst!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[22] O God, o God, hoe rustig en zeker vaart jouw schip over de bruisende golven van deze onmetelijke zee en wat een aangenaam gevoel! O, jij goede goddelijke vriend, nu moest mijn vorige, zeer bekrompen gids hier zijn! Het zou zeker de moeite lonen hem aan jou voor te stellen en te laten zien wat een goede leider en redder voor gevoel moet hebben, wil hij een echte gids zijn! Ik was wel zelf op de wereld ook ooit een leider, maar - daarover zwijg ik. - O dank je! Hoe heerlijk vaart dit scheepje!'
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Of heb jij ooit een arm kind in Mijn naam opgenomen, gekleed, gevoed, gelaafd? Hoeveel naakten heb jij wel gekleed, hoeveel hongerigen verzadigd, hoeveel gevangenen bevrijd? - Wel, Mij is daarvan niets bekend; maar wel heb jij duizenden in hun geest tot gevangenen gemaakt en niet zelden door vervloeken en verdoemen bij de armen diepe wonden geslagen, terwijl je de groten en de rijken de ene dispensatie na de andere gaf - natuurlijk voor geld, enkel en alleen bij de grote mannen van de wereld vanuit een soort grootse imponerende, wereldse vriendschap. Denk je werkelijk in ernst, dat God zulke werken aangenaam en welgevallig konden zijn en je daarom direct na je sterven meteen in de hemel opgenomen had moeten worden?
Hoofdstuk 13: De woorden van de goddelijke schipper over de zegen van de eenzaamheid - Een biechtspiegel ter bevordering van de zelfkennis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] DE BISSCHOP zegt daarop: 'O mijn hooggeachte redder die alle dank verdient! Ik kan je op deze onthulling niets anders zeggen dan: Dit alles is Mea culpa, mea quam maxima culpa*! (* Mijn schuld, mijn grootst mogelijke schuld.) Want alles is letterlijk waar. Maar wat moet ik nu doen?
Hoofdstuk 14: Bisschop Martinus' oprechte spijtbetuiging en zijn goede wil tot boete en verbetering - Jakob Lorber - Bisschop Martinus