1796 resultaten - Pagina 110 van 120
... 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120
[5] DE WIJZE zegt: 'Vriend, dat willen wij in ieder geval! We willen al het mogelijke doen om de heilig grote Gever van zo talloze goede gaven op passende wijze vanuit de grond van ons hart onze verschuldigde dankbaarheid voor de vele grote weldaden te betuigen. Maar wat het vragen betreft, moet ik je bekennen dat ik het daarmee niet helemaal eens kan zijn, daar ik iedere smeekbede moet aanzien als een belediging van de goddelijke wijsheid.Hoofdstuk 178: Petrus' voorstel om te danken en te bidden - Uhrons veelzeggende afwijzing van een smeekbede tot God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Om de geest helemaal vrij te maken is het niet alleen nodig om zelf in te zien wat de Heer voor ons als noodzakelijk voor het leven vrij geeft, maar hoofdzaak is onze vrije keus bij al hetgeen wat wij nodig hebben. Daartoe behoort duidelijk meer zelfonderzoek en vrije zelfkennis, dan alleen maar in te zien, dat alles wat we zijn, hebben en ontvangen vrije gaven vanuit God de Heer zijn.
Hoofdstuk 179: Petrus als leraar in het bidden van het Onze Vader - Waarom het bidden hoger staat dan het danken - Petrus' belangrijke vraag aan Uhron in opdracht van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Dan zullen zij steeds machtig zijn vanuit het huis, vanuit de stad en vanuit de vele huizen van de stad. Maar wie niet het huis, de stad en de vele huizen van de stad zal bewonen, die zal zwak zijn en deze zwakte zal toenemen en hen doden!'
Hoofdstuk 181: Toespraak van Johannes over de geestelijke betekenis van de beloften van de Heer - De profetische voorstelling van het nieuwe huis en de nieuwe stad als nieuwe belofte van de Heer - Uhron wijst het als dom en loos gepraat af - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Na enig nadenken zegt DE WIJZE: 'Vriend, over deze zuiver goddelijk bepaalde belofte kan ik je vanuit redelijke beweegredenen niets anders zeggen dan: het is een puur en dom en leeg geklets. Daarom kan ze voor de rechterstoel van onze zeer grote wijsheid ook geen goed onthaal vinden!
Hoofdstuk 181: Toespraak van Johannes over de geestelijke betekenis van de beloften van de Heer - De profetische voorstelling van het nieuwe huis en de nieuwe stad als nieuwe belofte van de Heer - Uhron wijst het als dom en loos gepraat af - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[21] JOHANNES zegt: 'Vriend, jij verlangt dingen die totaal onmogelijk zijn en zelfs met jullie zuiverste natuurwijsheid in de grootste tegenspraak zijn! Hoe wil jij nu het zuiver geestelijke in een heel natuurlijke vorm voorgesteld krijgen? Of als jij al beslist het natuurlijke wilt, is het dan niet zo natuurlijk mogelijk, dat ik jou vanuit de Heer profeteer met behulp van natuurlijke beelden, waarin het geestelijke en hemelse zich evengoed verbergt als jouw eigen geestelijk leven zich in jouw natuurlijk lichaam verbergt?
Hoofdstuk 181: Toespraak van Johannes over de geestelijke betekenis van de beloften van de Heer - De profetische voorstelling van het nieuwe huis en de nieuwe stad als nieuwe belofte van de Heer - Uhron wijst het als dom en loos gepraat af - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[23] Dus geef ik je vanuit de Heer ook geen holle woorden en beloften, doch volle en wel van het meest innerlijke tot het meest uiterlijke. En met deze gave zal ook het inzicht niet achterwege blijven! Zeg eens, wat wil je dan nog meer hebben?'
Hoofdstuk 181: Toespraak van Johannes over de geestelijke betekenis van de beloften van de Heer - De profetische voorstelling van het nieuwe huis en de nieuwe stad als nieuwe belofte van de Heer - Uhron wijst het als dom en loos gepraat af - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Gij, o Heer, ziet de verhoudingen stellig beter dan één van ons en weet, waarom Satan op zo' n eindeloze lankmoedigheid en geduld van U kan rekenen. Maar zoals ik de zaak bekijk, is het precies zo, als ik nu heb uiteengezet. U zult wel doen, wat het juiste is vanuit Uw eeuwige liefde en wijsheid; maar ik zou doen, wat ik U daar nu over heb gezegd!'
Hoofdstuk 189: Martinus' menselijk voorstel tot het onschadelijk maken van Satan - Wenk van de Heer over het toelaten van de boze werken van Satan - Martinus' volmacht om Satan uit te bannen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Nauwelijks heeft Martinus deze woorden uitgesproken of het gebeurt ook dienovereenkomstig. Maar het duurt niet lang, of Martinus vraagt aan Johannes: 'Broeder, jij kent de openbaring en hebt haar in jouw tijd vanuit de geest van de Heer voor de wereld geschreven. Zeg mij nu eens, is het goed of niet goed, wat ik nu met de booswicht heb gedaan?'
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Zou ik mijn meegebrachte bisschoppelijke hoogmoed eerder hebben afgelegd - wat ik, zoals ik nu wel inzie, gemakkelijk had kunnen doen -, dan zou het met mij ook snel beter zijn gegaan. Maar ik was zelfhard en wilde het niet, omdat de bisschoppelijke hoogmoed in mij woonde en van daaruit een enorm grote zinnelijkheid. En dus moest ik wel lijden, maar niet omdat de Heer het wilde, doch alleen vanuit mijn hoogst eigen wil - waaraan jij in eeuwigheid geen schuld zult hebben en nog minder de wil van de Heer!
Hoofdstuk 192: Martinus' verstandige antwoord aan Satan - Satan antwoordt op Martinus' voorstellen vanuit zijn grootheidswaan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Doe dat vanuit je zelf, arme broeder en aan je grote ellende zal ogenblikkelijk een einde komen. Vergeef mij ook, dat ik dikwijls hard was en jou de schuld gaf van Mijn zonden. Ik neem nu alles voor mijn rekening en zal je eeuwig een warm hart toedragen, als je mijn voorstel aanneemt en daarnaar handelt!
Hoofdstuk 192: Martinus' verstandige antwoord aan Satan - Satan antwoordt op Martinus' voorstellen vanuit zijn grootheidswaan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Maar als ik nu volgens jouw advies terug zou keren naar de Godheid en daardoor met Haar één positieve kracht zou worden - zeg mij, zouden dan niet alle scheppingen tot nu toe vanuit God en vanuit mij, zich in het niets moeten oplossen? En alles in ons oer-zijn als enkel idee terugkeren en dus het wezen, het bestaan en het bewustzijn opgeven?
Hoofdstuk 193: Martinus' verdere goede voorstellen voor het heil van Satan - Diens verdere bedenkingen - De scheppingsorde voor en na de menswording van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Wel weet ik vanuit de Heer, dat je in ieder geval in stand moet worden gehouden, omdat van jou ingevolge de goddelijke orde het instandhouden van de natuurlijke lichamen en wezens afhangt. Maar, wat is er dan gelegen aan de vergankelijke wezens?
Hoofdstuk 194: Nogmaals een poging van Martinus, om Satan het verkeerde van zijn stijfkoppigheid duidelijk te maken - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] JOHANNES zegt: 'O duizendmaal nee! Want vrees voor een gedrag, waardoor men met jouw botte slechtheid aan jou gelijk zou kunnen worden, is iets heel anders dan onnozele angst voor jouw individuele wezen. De eerste zou voor een zuivere geest heel schadelijk kunnen worden, terwijl de tweede bij een sterke geest vanuit de Heer toch onmogelijk is en de zwakke geesten daarom niet kan schaden, omdat ze altijd de machtigste beschermgeesten om zich heen hebben!
Hoofdstuk 197: De woede van Satan - Martinus' vrees en de rust en duidelijkheid van Johannes - De onafhankelijkheid van de kinderen Gods van Satan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] JOHANNES antwoordt: 'Ongetwijfeld, vanuit Zijn Godswezen en wil is God oneindig en dientengevolge ook alomtegenwoordig. Maar als wezenlijk Godmens en echte Vader van Zijn kinderen, woont Hij alleen onder Zijn kinderen in de hemel der hemelen!'
Hoofdstuk 198: Woordenstrijd tussen Johannes en Satan over Gods alomtegenwoordigheid en het ontstaan van het kwaad - Satan in zijn soort een triomf van de Schepper - Het bewijs van Johannes over de werkelijke verlossing van het kwaad - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] SATAN zegt voorts: 'Heeft God wel alles geschapen, wat de oneindigheid omvat? Of bestaat er nog hier of daar een andere God, die datgene, wat jullie 'kwaad' en 'slecht' noemen heeft vermengd met dat, wat jullie goede God heeft geschapen? Of heeft de ene goede God vanuit Zich Zelf wel goed én slecht kunnen scheppen?'
Hoofdstuk 198: Woordenstrijd tussen Johannes en Satan over Gods alomtegenwoordigheid en het ontstaan van het kwaad - Satan in zijn soort een triomf van de Schepper - Het bewijs van Johannes over de werkelijke verlossing van het kwaad - Jakob Lorber - Bisschop Martinus