Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 110 van 263

...  98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123  ...
[2] Maar de waard zei: 'O, hoe kunnen jullie mij dat vragen, daar ik nu immers bij God de Heer en dus ook bij jullie, die zeker Zijn naaste vrienden zijn, eeuwig in de schuld zal staan? leder woord dat Hij tot ons gesproken heeft is immers eindeloos veel meer waard dan alle schatten van de aarde! Al wilden jullie duizend jaar in mijn huis blijven en dag en nacht eten, en ik zou daar ook maar één stater voor vragen, dan zou ik echt niet beter verdienen dan levend en wel als voer voor de slangen en draken gegooid te worden! Maar het is nu bijna middag; wat zou het voor mij een geluk betekenen, als God de Heer met jullie bij mij het middagmaal zou willen gebruiken!'
Hoofdstuk 5: De aankomst bij Jericho De Heer in Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De leerling zei: 'Op eenzelfde manier zijn er al dikwijls enkele duizenden mensen onder de blote hemel gespijzigd! Ook heeft de Heer verscheidene keren, als men geen wijn maar alleen water had, en niet van het zuiverste soort, dat door Zijn wil voor ons en vele anderen in de beste wijn veranderd; zo heeft Hij ook door Zijn woord en door Zijn leer ons oude, bedorven en troebel geworden geloofswater levend gemaakt, gelijk de. best wijn. Werkelijk, de Heer heeft in minder dan tweeënhalf jaar buitengewoon veel grote wonderwerken gedaan, en wel zoveel, dat die nauwelijks meer te tellen zijn of in boeken beschreven zouden kunnen worden! Maar het grootste en eeuwig blijvende wonder is Zijn woord; wie zich daarnaar richt, zal het eeuwige leven in zich hebben.
Hoofdstuk 214: Het grootste wonder van de Heer: Zijn woord (8.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Maar Ik zei tegen hen: 'Waarom zijn jullie nu zo verbaasd over het verstand van onze zanger? Hebben jullie dan nog nooit gehoord, dat God ook altijd verstand geeft aan wie Hij werkelijk tot Zijn eer een bepaalde taak heeft gegeven?! Ik zeg jullie: de taak van deze zanger is op deze aarde echt niet een van de minste; want door de grote warmte van zijn gezang en snarenspel verzacht hij de harde harten, waar het Woord en de eeuwige waarheid dan gemakkelijk binnendringt.
Hoofdstuk 10: De Griek stelt de Heer een vraag over de scheppingsgeschiedenis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Er bestaat wel een overeenkomstig verband tussen wat van de geest en wat van de materie is. Als jij thuis zou zijn in die wetenschap, zou het gemakkelijk zijn om jou aan te tonen dat alleen wij oude en zuivere Joden de volle waarheid bezitten, maar dat alle heidenen ondanks al hun wereldse wijsheid toch valse en onware leerstellingen aanhangen; maar die innerlijke wetenschap is jullie vreemd, en langs een andere weg kan jullie moeilijk aangetoond worden dat wij Joden als enigen de volle waarheid bezitten.
Hoofdstuk 11: De Heer geneest de Griek die een zieke maag heeft - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] David heeft de ene, ware God alleen daarom bezongen omdat hij niet alleen in Hem heeft geloofd, maar Hem ook gezien en voortdurend met Hem gesproken heeft. En onze zanger, die zelf een zuivere Jood is, heeft helemaal gelijk dat hij door zijn harpspel en zijn gezang alleen Hem de eer geeft, aan Wie sinds eeuwigheid als enige de eer toekomt! Daarom moet hij ook voor de heidenen, die David al naar de oude waarheid heeft teruggeroepen, alleen de psalmen van David zingen, zodat hun harten zachter worden en meer open gaan staan om de ene, eeuwig ware God te herkennen en te aanbidden; en die God is voor een waarachtig mens niet zo verborgen en ontoegankelijk als jullie goden, die alleen maar verzonnen en naderhand door mensenhanden uit dode materie zijn gemaakt, dat voor jullie zijn. Dat het inderdaad zo is, kunnen wij je bijna allemaal ook praktisch bewijzen, hoewel je daardoor niet dichter bij de innerlijke, geestelijke en dus alleen in zichzelf levende waarheid zult staan dan nu.'
Hoofdstuk 11: De Heer geneest de Griek die een zieke maag heeft - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De eerste spreker zei: 'Wat mij betreft ben ik van mening dat de machtige vriend van de ene, ware God absoluut nooit iets alleen maar pro forma zegt; maar wat hij eenmaal in verbondenheid met de innerlijke, in hem wonende kracht van Jehova vast uitspreekt, dat gebeurt ook precies zoals hij het gezegd heeft. En daarom zullen de acrobaten zich nu dan ook al ver in Afrika bevinden, waar hij een plaats voor hen heeft bestemd!'
Hoofdstuk 14: Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Onze vader stierf echter enkele jaren eerder dan onze moeder, die steeds veel op had met de priesters, met name die in Jeruzalem; wat die haar met een vroom gezicht zeiden, nam zij aan als Gods woord.
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Ik zei: 'Niemand heeft nog zijn hand naar Mij uitgestrekt om Mij te grijpen; waarom zou Ik hen dan straffen? Ik heb eerst gesproken, en nu praten zij onder elkaar en beginnen zich uit de voeten te maken; want Mijn woord heeft hun niet gesmaakt en daarvoor straf Ik die blinden niet. Wanneer ze echter eenmaal hun handen naar Mij zullen uitstrekken, zal ook de straf over hen komen, zoals Ik jullie al verscheidene keren heb getoond. Laat ze nu dus maar ongestraft praten en huns weegs gaan! Maar laten wij nu het huis van vriend Zacheüs binnengaan, dan zal hij een middagmaal voor ons klaarmaken.'
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Dit teken veroorzaakte echter bij allen die daarbij aanwezig waren -zelfs Mijn oude leerlingen niet uitgezonderd - een regelrechte ontzetting, zodat enkelen op de vlucht sloegen en anderen er van louter verbluftheid verstomd bijstonden en geen woord durfden te zeggen.
Hoofdstuk 33: Het opwekken van de dode jongeman in Nahim - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] Wij waren heidenen nog maar een paar uur geleden, toen deze Godmens naar ons toe kwam en mijn blindgeboren dochter Achaia met één woord ziende heeft gemaakt en evenzo onze afgodstempel in één ogenblik zodanig vernietigd, dat daar niet het minste spoor van achterbleef en men zelfs de plaats niet meer ziet waar die gestaan heeft, en dat alles deed Hij enkel uit Zichzelf, dus uit Zijn hoogst eigen volmaakte macht. Maar als Hij nu zulke dingen doet en zo handelt, moet Hijzelf ook een echte God zijn en hoeft Hij niet tot een nog hogere en echtere God te bidden om Hem te helpen een wonder te verrichten; want Hij is Zelf al de hoogste en meest ware God!
Hoofdstuk 33: Het opwekken van de dode jongeman in Nahim - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Na deze voor een jongeman zeer geestrijke woorden, waarover zelfs al Mijn leerlingen zich erg verwonderden, zei Mijn oude leerling Jacobus de Oudere: 'Heer en Meester! U weet hoe zelden er een woord over mijn lippen komt; maar nu voel ik een drang in mijn hart om ook eens een paar woorden te zeggen, als U mij dat wilt toestaan.'
Hoofdstuk 39: Jacobus vraagt naar de geestelijke betekenis van de opwekking van de dode jongeman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Ik zei: 'Mijn beste broeder! Als Ik niet wilde dat ook jij een keer onder mensen zou spreken, zou je hart even rustig zijn als altijd; maar Ik wil dat ook jij eens wat zegt, dus doe je mond maar open en zeg, watje innerlijke bewustzijn je zal geven!'
Hoofdstuk 39: Jacobus vraagt naar de geestelijke betekenis van de opwekking van de dode jongeman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Ook heb Ik tegen jullie en tegen de andere zeventig leerlingen, die Ik in Emmaüs heb uitgezonden om de mensen het evangelie uit de hemelen te verkondigen, gezegd dat niemand twee mantels moet hebben, geen tas om iets in te doen en ook geen stok om zich tegen een vijand te weer te stellen; want Mijn naam, Mijn woord en Mijn genade moet iedereen genoeg zijn!
Hoofdstuk 39: Jacobus vraagt naar de geestelijke betekenis van de opwekking van de dode jongeman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] De Griek zei: 'Eigenaardig, dat jij als schriftgeleerde Jood hier op die manier wilt oordelen, terwijl het geboren Kind en de gegeven Zoon, wiens grote naam de profeet openlijk heeft uitgesproken, hier toch onmiskenbaar in persoon, woord en daad voor ons staat! Als nu voor ons zichtbare mens is Hij ook een knecht in wie God Zijn hoogste welbehagen heeft, omdat Hij zeker in al Zijn volheid in Hem woont. Zijn lichaam is alleen de knecht; maar Zijn ziel is God van eeuwigheid. Dit lichaam is toch zeker een allerhoogst uitverkorene Gods, in wie Hij Zijn grootste welbehagen heeft! Als heiden zal ik hierin volgens mijn natuurlijke geest welhaast dichter bij de waarheid staan dan jij met al je -volgens je eigen getuigenis -onduidelijke en onbegrijpelijke schriftgeleerdheid!'
Hoofdstuk 34: Het meningsverschil over de persoonlijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De Griek, die de vader van het blinde meisje en het hoofd van het Griekse dorpje was, zei: 'O, Heer, Heer, Heer van eeuwigheid, met een onderkomen zit het hier wel goed! Wij zijn weliswaar met ongeveer honderd personen, maar bij de gelukkige weduwe kunnen en - met Uw almachtige hulp - zullen we allemaal een heel ruim onderkomen vinden. Als wij vannacht in Uw gezelschap mogen blijven, dan blijven wij, ook al zouden vannacht thuis al onze wereldse prullen te gronde gaan; want één woord uit Uw goddelijke mond te horen is eindeloos veel meer waard dan alle schatten der aarde en meer dan de zon, de maan en alle sterren! Wij blijven daarom hier. Voor wat de herberg zal kosten hebben wij genoeg geld bij ons; en al zou het ons al onze goederen kosten, dan bleven we toch bij U, o Heer, Heer, Heer! Want al hebben wij ook al onze aardse goederen om Uwentwil verloren, maar daarbij Uw genade echt gevonden, dan hebben wij daardoor een eindeloos grote winst geboekt! Daarom blijven wij in Uw nabijheid, bereid tot ieder offer dat wij kunnen opbrengen!'
Hoofdstuk 35: Over het toelaten van nood en ziekte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123  ...