10915 resultaten - Pagina 110 van 728
... 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 ...
[2] Ik bezweer u bij mijn keizerlijke erewoord, dat getrouwen machtig is: er zijn hier in mijn gezelschap een aantal wijzen -niet van mijn, maar van uw geloof -, voor wie de geheimste gedachten van de mens even helder en klaar zijn als een openlijk begane daad! Als zij u op de proef zouden stellen, zou u hen dan met net zo'n onbezwaard geweten te woord staan als mij? Want van mij weet u dat het mij niet aan verstand en scherpzinnigheid, maar wel aan alwetendheid ontbreekt?! Ik heb deze mensen grondig onderzocht en bevonden dat met hen beslist niet te schertsen valt! Ik zal ook u door hen laten onderzoeken. Als alles zo is als u mij nu hebt verteld, krijgt u alles en nog veel meer dan waarom u hebt gevraagd. Als de genoemde wijzen echter iets anders over u getuigen, zal de broeder en oom van de nu op de troon zittende heerser wel heel goed weten wat hij zal doen!"Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Wel, over de Nazareeër, waarover wij door u, geëerde gebieder, pas wat meer zijn geïnformeerd, kunnen wij om Jehova's wil om heel natuurlijke redenen onmogelijk iets pro of contra zeggen. Wij hebben daar alleen maar uit de verte het nodige over horen fluisteren. Het ene klonk erg lofwaardig, andere zaken weer, omdat het waarschijnlijk van zijn vijanden afkomstig was, heel avontuurlijk hoewel niet rechtstreeks slecht. Hij moet bijvoorbeeld doden weer geheel in het leven teruggeroepen hebben! Nu, wij zagen het niet en hoorden er slechts over spreken. Als men echter bedenkt wat het zeggen wil een echte dode weer in het leven terug te roepen, is het, denk ik, toch wel te vergeven als men om zeer voor de hand liggende, natuurlijke redenen daaraan twijfelt! Ik wil daarmee echter de mogelijkheid niet in twijfel trekken, maar alleen de grote moeilijkheid aangeven en aanduiden dat daarvoor meer nodig is dan zo maar de ontwikkelde en volmaakte, fysieke en geestelijke levens krachten van een mens.
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Wat overigens mijn gezegde over de Nazareeër betreft, die mening is niet van mij, ik kon u slechts datgene zeggen wat ik zelf van anderen over hem heb gehoord! Nu ik echter van u een andere mening hoorde, denk ik ook anders over hem! Of wordt er nog iets anders van mij verwacht?! Wie kan mij dan voorschrijven iets goeds over een mens te zeggen, als mij tevoren alleen maar kwade en geen goede berichten over hem ter ore zijn gekomen? Maar omdat u de enige bent die mij nu pas heel goed nieuws over de Nazareeër hebt verteld, kan ik hem nu zelf ook een even goed getuigenis geven als u en ofschoon ik met hem nog niet dezelfde ervaring als u heb opgedaan, is uw getuigenis mij toch voldoende en ik denk nu over de Nazareeër zoals u. -Is dat nu ook nog niet goed?"
Hoofdstuk 145: De loze taal van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Gaat u overigens de overste zeggen, dat hij mij de bewuste oorkonde meteen moet uitleveren, anders zal deze met geweld van hem worden afgenomen. Mocht hij echter proberen het document te vernietigen, dan kan hij vandaag nog rekenen op de kruisiging! - Ga heen en zeg hem dat!"
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] De CRITICUS antwoordt: "Ik weet niets slechts over hem. Hij vervulde zijn ambt steeds streng en volgens de Joodse geest. Dat hij zijn vorderingen vaak op een nu juist niet zeer barmhartige wijze opeiste, is bekend, maar er is mij nauwelijks een geval bekend dat hij zich ooit te hard tegenover iemand zou hebben gedragen. Het kan zijn dat hij van vroeger veel op zijn' geweten heeft, wat hij ons natuurlijk nooit heeft verteld, maar sinds zijn aanstelling hier is ons niets bekend, behalve dat hij gisteren tijdens het wonderlijke voorval echt wat te veel aandrong op offers. Het volk zelf gaf daartoe echter de meeste aanleiding!"
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] IK zeg: "Ik zal in je buurt blijven en Mij, net als tot nu toe, als buitenstaander gedragen. Als je nu tegen de middag een schip zult zien aankomen, ga dan naar de oever en ontvang de aangekomenen in Mijn naam. Zeg hen echter, dat ook zij Mij niet voortijdig aan deze mensen moeten verraden opdat de zaak met de Farizeeën niet bedorven wordt. Laat de boodschapper en zanger Herme naar mijn leerlingen gaan, die zullen hem voor ons werk het nodige onderricht geven. Ik ga met Ouran over de toekomstige inrichting van zijn staat spreken en ook met Mathaël en zijn gemalin. -Nu weet je waar je aan toe bent en wat je te doen hebt!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] RAPHAËL kwam snel naderbij en zei: "Hier sta ik, om God, u en alle mensen die van goeden wille zijn, door de kracht en de macht en in de naam van de Heer te dienen. Wees echter voorzichtig met wat u beveelt, want ik voer alles uit!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Daarmee wil ik echter, los van mijn eigen mening, niet de uiterste mogelijkheid helemaal uitsluiten. Maar één ding is zeker, dat zo'n engelgeest zich zonder een natuurlijk medium nog veel minder als iets wezenlijks aan onze zinnen voor kan doen, dan een lichtstraal zich kan manifesteren zonder een weerkaatsend medium.
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Als een volk echter eenmaal meegaand is gemaakt en door niets dan wonderen behoorlijk tot in de diepste levensgrond verduisterd is, geef dan zo'n volk maar eens licht, maar wel een echt licht! Dan valt het als een tijger over je heen en scheurt je in stukken!
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Ik geloof dat ik nu openhartig heb gesproken. Dat ik me tegenover het volk heel anders moest tonen, zult u hopelijk ook zonder ergernis wel inzien! Maar dat ik zelf daar steeds een heel andere mening over had, geeft mijn innerlijke, betere overtuiging wel aan, die ik u nooit had kunnen tonen als ik die al niet had gehad! Wonderdoeners doen me tegenwoordig niets meer. Ze moeten echter niet, zoals gewoonlijk, uit broodnijd tegen ontwikkelde mensen zoals ik te keer gaan, maar ze moeten ons daarentegen helpen, dan zal het ons allen goed gaan.
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] CYRENIUS zegt: "Daar ben ik het weer helemaal mee oneens, want ik geloof vast en zeker dat er een God is die de gehele geesten en zinnenwereld door Zijn eigen machtsvolkomenheid, namelijk uit Zichzelf, heeft geschapen. Dat gebeurde natuurlijk wel in een wat groter tijdsbestek dan dat wat Mozes, slecht of helemaal niet begrepen, heeft aangegeven. Er zijn hier echter mannen, die Mozes beter begrijpen dan u dat doet!
Hoofdstuk 150: De overste en de engel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Raphaël nodigt Cyrenius echter ook uit om van de vis, die heel goed toebereid was, te proeven. De vis werd in stukken verdeeld. Cyrenius nam meteen een behoorlijk stuk voor zichzelf, at het en prees de smaak uitbundig. Toen probeerde Stahar ook een stuk, at het en was het helemaal met Cyrenius eens en vervolgens namen nog meer gasten stukken van de vis en vonden hem erg lekker .
Hoofdstuk 150: De overste en de engel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] De engel laat zich nu door Stahar betasten en STAHAR vindt alles bij Raphaël degelijk en stevig. Dan haalt hij zijn schouders op en zegt: "Hm, hm, lichamelijk kan het niet beter, erg geestelijk ziet het er niet uit! Tegen wat hij gedaan heeft is niets in te brengen, maar dat heel mooie, gevulde lichaam dat veel weelderiger is dan dat van welke jonge vrouw dan ook, zo'n wonderlijk aantrekkelijke arm, en zo gevuld en stevig, ja, dat lijkt toch in de verste verte niet op iets geestelijks! Je zou zelfs, als ik heel eerlijk wil zijn -afgezien van het feit dat ik al een oude ezel ben en dat jij een man bent -heel gemakkelijk tot over je oren op je verliefd kunnen worden en al je zinnen verliezen! Wel, dat lijkt dan toch helemaal niet op iets wat je met recht rein en hemels geestelijk zou kunnen noemen! Maar misschien is het zo, dat je net als een jonge Tobias, in het geheim, onzichtbaar voor ons sterfelijke mensen, ondersteund wordt door een engel. Dat wil zeggen als je al vanaf je geboorte net als Samuël een zeer vrome knaap was! Maar als dit niet zo is, dan zou je ook net zo goed een geheim verbond met de' Jehova-sta-ons-bij' kunnen hebben, wat ik echter niet zo waarschijnlijk acht omdat je verder zo'n hemels vroom en lieflijk uiterlijk hebt en omdat ik, eerlijk gezegd, nooit zo helemaal echt aan de' Jehova-sta-ons-bij' heb geloofd. Helemaal aan God te geloven was al moeilijk voor mij, Iaat staan dan aan zijn tegendeel!
Hoofdstuk 150: De overste en de engel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Daarna nam hij een aarden vat dat helemaal leeg was, goot de rest van de wijn erin, terwijl hij voorgaf dat het bedoeld was voor de spoedige, verre thuisreis. Maar toen ik daarna meteen het vat, dat er overigens heel rein uitzag, bekeek, bleek het niet eens nat te zijn, Iaat staan dat er iets in zat. Het rook echter wel sterk naar wijn en de tovenaar vertelde dat hij de wijn, om morsen te voorkomen, liever in een droge geestelijke vorm meenam.
Hoofdstuk 151: De overste fantaseert. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Dat antwoord voldeed mij en ik beloonde de magiër met twee ponden zilver, die hij dankbaar aannam. Ik kon hem echter, omdat het te uitzonderlijk was, geen toestemming geven zijn kunst ook in het openbaar voor het blinde volk te vertonen, want het volk zou hem meteen een goddelijke verering bewezen hebben, vooral de Grieken en de vele Romeinen.
Hoofdstuk 151: De overste fantaseert. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)