Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 1098 van 1166

...  1086 - 1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111  ...
[24] Maar wacht, mij schiet nog iets beters te binnen. Waarom zou ik dan in deze holle zonneruimte springen? Ik heb immers bij deur nummer 1 het mij bekende weiland gezien. Hoe zou het zijn, als ik daar eens mijn wandeling uitprobeerde? Misschien zou ik daar ergens bij de mooie lammeren uitkomen. Goed, goed, deze gedachte is beter; daarom naar deur nummer I!
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[26] Hoe zou het zijn, als ik door de deur van Mercurius een echte salto mortale zou proberen te maken? Misschien zou ik daardoor mettertijd met deze planeet in nadere aanraking komen en daardoor misschien ook met de mooie Mercuriaanse, voor wie ik - God vergeef me mijn zonden - een echte, zoals men in het gewone leven pleegt te zeggen, brandende hartstocht voel. O, van haar nu zo'n half kusje en een beetje betasten van haar boezem, dat moet wel een echte godenlust zijn! Dus op naar de deur van Mercurius! Dat is meteen de volgende na deze.
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[28] Werkelijk, dat verandert mijn hele stemming! O, mijn lieve Heer Jezus, dat is zeker Uw werk! O, nu zijn we weer helemaal verzoend, jij, mijn beste boekhandelaar. Kom hier, zodat ik je kan omarmen! Je komt weliswaar niet, maar dat geeft niet,ik heb je daarom toch van harte lief. Nu wil ik meteen de communie houden in naam van de Heer!'
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] (BISSCHOP MARTINUS:) 'God zij dank, nu heeft mijn hongerig geworden maag eindelijk ook weer wat te doen. Ik wil nu echter in mijn tuintje een beetje ronddrentelen en wat frisse lucht inademen.
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Aha, ik ben er al. O, het uitzicht is prachtig! Je ziet helemaal niets! Deze tuin samen met mijn koninklijk paleis lijkt een soort schip te zijn, dat op de golven van de oneindigheid ronddrijft, waar het met een nabuurschap heel slecht gesteld is. Ik ben dus helemaal alleen, volkomen alleen ben ik en dat betekent een beetje vervloekt zijn en verdoemd bovendien!
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Ja, wat sta ik hier dan ook in het domme niets te kijken? Terug naar huis jij! Dan ga ik weer naar de zonnedeur, van waaruit je tenminste de mooie zon kan zien. Of - wacht! Ik ga nog een keer naar de deur van de maan. Misschien tref ik daar mijn wijze man van de maan; die moet me aanwijzingen geven wat ik moet doen, om als dat mogelijk is misschien toch een beetje beter lot te krijgen. Dus nu vlug naar binnen en naar de deur van de maan!
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Hola, daar zou ik bijna gevallen zijn! O, jij wijntje; dat is nog steeds niet helemaal uit mijn hoofd, maar dat geeft niet. Daar is de maandeur al en ze is nog open ook. Maar - o jij hopeloos maanwezen - wat sta je hier ver vandaan. Zo zal er met de wijze van de maan niet veel gesproken kunnen worden! Het is weliswaar juist volle maan, maar hij staat hier nog verder van af dan van de aarde, dus dat is ook niets!
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] Goed zo, goed zo, daar komt al iemand recht op mij af, en nu is de planeet er ook helemaal. O God, o God, wat zijn dat verschrikkelijk ver uitgestrekte landerijen. Het lijkt nu wel, alsof zelfs mijn huis op de grond van deze reus onder de planeten staat!
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[21] (JUPITERBEWONER:) 'Wie ben jij, dat je het waagt om mij te naderen vol vuil en drek, vol bedrog en hoererij: louter schandelijkheden die op mijn aarde totaal onbekend zijn. Mijn aarde is een zuiver land en zou geweldig toornig worden, als het nog langer door jou zou worden betreden. Trek je daarom weer terug in je snerthuis, waar je kunt zwelgen en hoereren tot het toppunt van je schandelijkheid - of ik verscheur je!'
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[22] BISSCHOP MARTINUS doet nu een sprong terug in zijn huis, gooit ijlings de deur achter zich dicht en zegt bij zichzelf: 'Uw gehoorzame dienaar - die kerel komt me nog juist van pas als toegift op mijn ellende! Vaarwel, heer van Jupiter, wij staan voor eeuwig quitte! Nee, dat ontbrak mij nog juist! Verscheuren? Uw gehoorzame dienaar! Daar heb ik voor de laatste keer naar buiten gekeken:'
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Maar wat moet ik nu beginnen, waar zal ik me nu toe wenden? Zal ik misschien naar de deur van Mars gaan of van Venus, of zal ik naar de deur van Saturnus, van Uranus, of van Miron (Neptunus) gaan of naar die van de verschillende kleine planeetjes? Zal ik tenslotte nog grovere, nog onbeschaamdere dingen meemaken? Wat dan? Want van verweer van mij n kant kan immers geen sprake zijn, omdat ik het noch met mijn kracht noch met mijn wijsheid met iemand kan opnemen!
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Als BISSCHOP MARTINUS dat hoort, staat hij bliksemsnel op en zegt: 'Ah, dat is wat anders; bij zoiets kun je niet rustig blijven. Dan kan er ook van mijn voorgenomen eeuwige rust geen sprake zijn. Dus snel naar buiten! Dat zijn mensen in nood, die moeten worden geholpen!'
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Vriend en vrienden. Hier is het poortje. Kom, kom allemaal naar binnen! Mijn huis ziet er van buiten weliswaar niet groot uit, maar ik kan jullie garanderen, dat we binnen allemaal voldoende plaats vinden!'
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Nu nog mooier, ik zal jullie weg laten gaan? Ik ben immers zelf blij, dat ik in jullie zo'n groot gezelschap heb gevonden. Jullie blijven voor eeuwig bij mij; maak het jullie maar gemakkelijk. Ik heb het zelf weliswaar niet zo best hier in mijn hemel. Maar wat ik heb, dat deel ik graag onder jullie uit, ook als er niets voor mij zou overblijven. God zij dank, dat ik eindelijk gezelschap heb gevonden!
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Echt, in jullie vind ik nu mijn grootste vreugde! Ja, jullie zijn mij liever dan alle zogenaamde hemelse engelen van God, die in hun gelukzaligheid een arme drommel een hele eeuwigheid kunnen vergeten en zich helemaal niet kunnen of willen indenken, hoe het een ongelukkige te moede is. Ik zeg jullie: De Heer alleen is goed, dat moet ik zeggen. Maar al het andere hemelse gespuis kan mij voor eeuwig gestolen worden! Want dat heeft me een verwaandheid als het om wijsheid gaat, die voor een rondborstige, eerlijke kerel als ik ben en jullie zeker allemaal ook, ronduit stinkt! Maar zoals gezegd: God, de Heer Jezus, zonder ik daarvan uit. Die is werkelijk goed; ja Hij is heel goed!'
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  1086 - 1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111  ...