Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 1100 van 1166

...  1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111 - 1112 - 1113  ...
[7] Vraag: Als wij bij al deze, door God toch zeker op zijn minst toegelaten rooms-kerkelijke regels lijnrecht tegen de eigenlijke leer van Jezus in hebben gehandeld, kunnen wij daar dan iets aan doen? Degene die daaraan schuld heeft moet bijgevolg naar menselijk en zeker ook goddelijk recht ter verantwoording worden geroepen. Aan ons allen zou echter bekend moeten worden gemaakt, hoe wij ons voor de eeuwige toekomst hebben te gedragen en hoe wij moeten goedmaken, wat we tenslotte zelf voor slechts hebben gedaan!'
Hoofdstuk 64: Eerlijke bekentenis van de Minderbroeder - Rome als de schuldige - Beginnend inzicht en verbetering bij de Minderbroeders - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Men heeft ons gedoopt zonder onze instemming en heeft ons door een dergelijke te vroegtijdige doop een roomse belijdenis opgedrongen en zodoende het kind in de moederschoot al verantwoordelijk gemaakt. Of is het niet meer dan dwaas om een pasgeboren kind door bepaalde vertegenwoordigers een eed van trouw te laten zweren? Zonder er bij na te denken of een kind, als het volwassen is, het met deze gedwongen gezworen trouw wel eens zal zijn of niet, en in het tegengestelde geval kennelijk eedbreuk moet begaan. O, dat is immers heel erg in tegenspraak met de christelijke leer!
Hoofdstuk 64: Eerlijke bekentenis van de Minderbroeder - Rome als de schuldige - Beginnend inzicht en verbetering bij de Minderbroeders - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] EEN VAN DE VIER zegt: 'O ja, daar staat het fatale 'Dies irae, dies illa! Libera nos ab omni malo! Memento, homo, quia pulvis es et in pulverem reverteris! Requiescant in pace! Requiem aeternam dona eis, domine et lux perpema luceat eis! Ex profundis clamavi! Clamor meus ad te veniat! Vitam aeternam dona eis, domine, et sedere in sino Abraharni, et considere ad mensam illius, et comedere cum illo per omnia secuia seculorum, amen!'* (*'Die dag, dag van de toorn! Bevrijd ons van alle kwaad! Bedenk mens dat ge stof zijt en tot stof zult wederkeren! Zij rusten in vrede! Geef hun, Heer, de eeuwige rust en het eeuwige licht verlichte hen! Uit de diepte riep ik! Moge mijn roepen tot U doordringen! Geefhun het eeuwig leven, Heer, en een plaats in de schoot van Abraham en laat ze aan zijn tafel aanzitten en met hem eten in alle eeuwigheid!')
Hoofdstuk 63: Martinus' gesprek met twee andere Jezuïeten en twee Redemptoristen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] Er zou nog veel meer te zeggen zijn en het wordt steeds duidelijker aantoonbaar, dat de roomse stoel de absoluut enig schuldige is aan al ons verkeerde gedrag. Maar ik denk dat wat wij nu slechts vaag beseffen, de Heer zeker in het volste licht zal zien. En Hij zal ons arme, verleide zondaars genadig en barmhartig zijn, als wij allen van harte willen vergeven, die ooit hoe dan ook schuld hebben gehad en nog hebben aan onze systematische misleiding! - Dat is zo mijn mening; wat denken jullie ervan?'
Hoofdstuk 64: Eerlijke bekentenis van de Minderbroeder - Rome als de schuldige - Beginnend inzicht en verbetering bij de Minderbroeders - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] 'Waarom schudden jullie ontkennend je hoofd en halen jullie twijfelachtig de schouders op? Begrijpen jullie de zaak dan misschien beter dan jullie nu echt rechtschapen denkende metgezellen? Ik denk van niet! Ik weet echter, waar jullie op uit zijn, en juist daarin ligt de oorzaak waarom enkele van jullie hierbij het hoofd schudden en de schouders ophalen. Zie, ik wil jullie zeggen, waardoor de drievoudige sluier van Mozes nog voor jullie ogen blijft!
Hoofdstuk 65: Bisschop Martinus maakt de geestelijk blinde Jezuïeten ziende - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Zien jullie een dergelijke dwaasheid dan nog niet in? Zien jullie niet in dat wij allemaal, gedreven door onze hebzucht en onze grote heerszucht, zonder ook maar de geringste evangelische opdracht, zogenaamde godsdienstige werken, wetten, ceremoniën hebben gecreëerd, die regelrecht tegen het woord van God en de leer van de apostelen indruisten, en dat wij daardoor duidelijk zondigden tegen de Heilige Geest, waarover geschreven staat dat het noch in het tijdelijke noch in het eeuwige zal worden vergeven?
Hoofdstuk 65: Bisschop Martinus maakt de geestelijk blinde Jezuïeten ziende - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Allen zijn het nu met bisschop Martinus eens, - alleen DE DAMES VAN HET H. HART VAN JEZUS zeggen: 'Zolang wij niet van God Zelf of ten minste van de zaligste Maagd Maria de opdracht daartoe krijgen, blijven wij de roomse moeder trouw en nemen van jullie geen nieuwe leer aan, die ons in de hel zou kunnen brengen!'
Hoofdstuk 65: Bisschop Martinus maakt de geestelijk blinde Jezuïeten ziende - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Mijn beste vrienden, broeders en zusters. Dat moet jullie hier niet al te zeer verbazen. Want hier verandert alles wat ooit in een bepaalde aard en gestalte tevoorschijn komt, heel gemakkelijk. Hebben jullie, toen je hier aankwam, niet gemerkt, hoe klein dit huis er van buiten uitzag en hoe groot het daarna binnen was? Zie, dat is toch zeker een wonder? Zo is ook dit verschijnsel niets dan een wonder, dat wij weliswaar niet begrijpen, maar dat voor de Heer toch heel gemakkelijk is uit te voeren.
Hoofdstuk 66: De vergroting van hart en huis - Martinus wordt geroepen door de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] BISSCHOP MARTINUS doorzoekt vlijtig de tuin. Omdat hij Mij toch niet vindt, zegt hij bij zichzelf: 'Dat ziet er al weer uit als zo'n kleine, hemelse voor de gek houderij! Maar dat geeft niet, als ik alleen maar de mij bekende plicht nakom. Laat de Heer Zelf of een afgezant van Hem doen wat Hij wil, dat is mij nu helemaal om het even. Ik zou weliswaar wel naar Hem in Zijn woning kunnen gaan, maar daartoe heb ik geen opdracht. Want op het bord stond slechts: 'Martinus, kom naar buiten; want Ik heb het nodige met je te regelen.' Buiten ben ik nu al, dus mijn opdracht heb ik nauwgezet vervuld. Als de Heer mij tevergeefs naar buiten heeft geroepen, dan gaat mij dat niets aan, ik ben er tenminste. '
Hoofdstuk 67: Verandering van de tuin - Borem als tuinman - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Na deze gedachten slentert bisschop Martinus verder door de zeer uitgestrekte tuin en ontdekt aan het eind van de tuin een tuinman, die juist het ene kleine boompje na het andere in de aarde zet. Hij gaat op deze ijverige tuinman toe. Als hij in zijn nabijheid komt, herkent hij meteen de boekhandelaar Borem en zegt vol vreugde: 'O broeder, o vriend! Hoe dikwijls heb ik het al berouwd, dat ik je zo grof en zo erg beledigd heb. Vergeef het mij, vergeef het mij en wordt voor eeuwig mijn onafscheidelijke gids! Want zie, ik besef nu ten volle mijn ongelijk tegenover jou - en vooral tegenover de goedheid van de Heer!'
Hoofdstuk 67: Verandering van de tuin - Borem als tuinman - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] BOREM keert zich om en begroet de bisschop heel vriendelijk met de woorden: 'Wees door mij gegroet, mijn lieve broeder Martinus! Het doet de Heer echt plezier, dat je vrij uit jezelf goed hebt gedaan. Daarom heeft de Heer mij hier ook naar toe gezonden, zodat ik jouw tuin in orde kan brengen en haar vergroten, zoals jij je hart in orde hebt gebracht en het in de liefde heel erg hebt vergroot. Ga zo door met het werken in Naam van de Heer, dan zul je de wedergeboorte van je geest met reuzenschreden naderen.
Hoofdstuk 67: Verandering van de tuin - Borem als tuinman - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Jullie allen moeten nu echter gewillig luisteren naar deze vriend van de Heer en je altijd naar zijn woorden richten, dan zal jullie en misschien ook mijn lot in korte tijd verbeteren en vrijer worden. Want zie, ook ik ben nog lang geen volledig zalige geest, doch alleen maar op weg om door de genade van de Heer de volmaakte zaligheid deelachtig te worden.
Hoofdstuk 68: Borems onderwijzende woorden over de weg naar de zaligheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'O beste vriend en broeder! Nee, dat zou ik van dit schijnheilige gespuis toch niet hebben geloofd. Die kerels zijn nog erger dan alle honden en apen op aarde. Op mijn woord, ik zou echt niet jouw macht en wijsheid moeten bezitten en daarbij de gevoelens die ik heb! Ik zou onmiddellijk minstens een miljoen bliksems op hen laten neerkomen. Hoe deze kerels er na zo' n ingreep zouden uitzien, daarvan is geen beeld te schetsen dat ellendig genoeg is om dat weer te geven.
Hoofdstuk 69: Een nieuw wonder voor bisschop Martinus: beproevingsscène van de Minderbroeders en Jezuïeten - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Wat je nu hebt gezien, speelt zich af in het hart van deze paters. De Heer maakt het echter mogelijk, dat wij dit alles helemaal in salvis*( * absoluut) in beelden uitgedrukt voor ons zien. Wij hebben nu gezien, wat voor mentaliteit en wil deze wezens hebben. Nu zullen we zien of ze misschien toch, indachtig aan de hun gegeven leer, deze verwerpelijke geaardheid en wil niet zullen veranderen tengevolge van deze demonstratie, die de Heer Zelf hun als een tegenwraak in hun gemoed heeft gegoten.
Hoofdstuk 69: Een nieuw wonder voor bisschop Martinus: beproevingsscène van de Minderbroeders en Jezuïeten - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Daarom moet hier iedereen zelf zijn eigen werk aanpakken, omdat het anders onmogelijk zou zijn tot God, de Heer van de gehele eeuwige, oneindige heerlijkheid te komen. Zie, ik ben nu zelf een grote engel van de Heer. Hij roept mij niet anders aan dan: 'Mijn broeder! Hoe oneindig liefheb Ik je!' En zie, ook al zou ik een eeuwigheid lang voor jullie bidden, dan zou dat voor jullie toch geen nut hebben. Want ieder moet zelf vanuit zijn liefde alles doen wat in zijn macht ligt, omdat hij anders niet tot de echte vrijheid van de geest kan komen. God is wel almachtig, maar Zijn almacht maakt niemand vrij, omdat deze het juist is waaruit wij door onze vrije wil en door de liefde tot God moeten worden vrijgemaakt. Anders waren wij niets anders dan machines en automaten van deze almacht van God.
Hoofdstuk 68: Borems onderwijzende woorden over de weg naar de zaligheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111 - 1112 - 1113  ...