Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 1100 van 1112

...  1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111 - 1112
[5] De zeven geesten zijn de vader van het Licht en het Licht is dus hun Zoon, dien zij van eeuwigheid tot eeuwigheid baren. En het Licht ver­licht hen en maakt voortdurend de zeven geesten levend en rijk aan vreugde, want zij leven allen en bewegen zich allen uit de kracht van het Licht. Ziet, ik wil het u nog éénmaal tonen; of ge het ook begrijpen mocht, opdat deze grootse arbeid niet tevergeefs zal geschieden of zonder nuttigheid. De zure, wrange kwaliteit is de eerste geest; deze trekt tezamen, en maakt alles droog; de zoete hoedanigheid is de tweede; deze verzacht en kalmeert. De derde geest is de bitterheid, die ontstaat uit de vierde en de eerste; wanneer de derde vol woede met de wrange strijdt, zo ontsteekt hij het vuur, en de boosheid ontspringt in dat vuur en gaat op in de wrangheid. En deze zelfde boosheid of grimmigheid wordt de geest der bitterheid. Zelfstandig en in de zoetheid wordt hij verzacht, in de hardheid wordt hij lichamelijk concreet gemaakt; nu be­staat hij en ook de vierde geest is geboren. Nu gaat de bliksem in de kracht van deze vier kwaliteiten op in de hitte en stijgt op in het zoete bronwater en de bitterheid maakt hem triomferend en de zure maakt hem schijnend, droog en lichamelijk, de zoete maakt hem zacht. En het Licht staat in het midden van hen als een hart. Wanneer dit Licht, dat in het midden van hen is, in de vier geesten schijnt, zo stijgen de krachten van deze vier geesten op in dat Licht en worden levend, en zij hebben het Licht lief, dat wil zeggen, zij laten het op zich inwerken en worden zwanger van dat Licht en deze zelfde geest, die hen allen omvat is de liefde des levens; dit is de vijfde geest. Wanneer zij deze liefde in zich voelen, zo zijn zij in staat tot grotere vreugden, want de een ziet de andere in het Licht en de ene maakt de andere werkzaam; dan ontstaat de toon of klank, dit is de zesde geest/ In deze toon gaat de kracht van alle zes geesten op en komt er in tot uiting. Ze vormen tezamen één lichaam en dit is het lichaam der natuur, waarin alle Hemelse schepselen en gestalten en gewassen geformeerd worden.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[45] Ik houd het er voor, dat in deze zesde smelting voor de alchimisten met hun zilver- en goudmaken, het grootste gevaar ligt, want hiertoe is nodig een echt fijn vuur, en het kan gauw opgebrand en dof worden, en ook veel te week door een te koud vuur. Het moet een middelmatig vuur zijn, opdat de geest in het hart niet opstandig worde doch integendeel heel zacht heen en weer schommele, dan behoudt het zijn zoete en zachte klank en verheugt zich immer, als het zich weer in het Godslicht zou ontsteken.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[46] Wanneer echter het vuur in de vijfde en zesde smelting te heet is, dan wordt het nieuwe leven, dat in de liefde in de opgang van de lichtkracht uit het water geboren wordt, weer in grimmigheid en toorn ontstoken, en uit het erts komt een verbrand schuim en puin voort, en de alchimist heeft in plaats van goud, slijk.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[47] Als het nu voor de zevende maal gesmolten wordt, dan is daar nog een fijner vuur voor nodig, want aldaar stijgt het leven op en verheugt zich in de liefde en wil zich uiteindelijk vertonen, zoals het voor de tijd van de toorn in de Hemel gedaan heeft.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[51] Het is echter niet mijn plan, dat te proberen, aangezien ik niet in staat ben met vuur om te gaan, en ook niet weet welke kleuren de Oergeesten in hun uiterlijke geboorte hebben, hetgeen twee grote hinderpalen zijn; ik weet deze dingen slechts door een andere mens, die niet in de begrijpelijkheid zich bevindt.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[52] Bij de beschrijving van de zon zult u wel iets meer en diepers daarvan vinden. Mijn bedoeling is alleen, de gehele Godheid, zoveel in mijn ver­mogen ligt, te beschrijven; hoe deze in liefde en toorn is, en hoe zij zich nu in deze wereld openbaart. Over de kostbare stenen zult u lezen bij de beschrijving der planeten.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] God echter zal zijn goede zaad niet zelf vernietigen, maar het opkweken, opdat het vruchten drage ten eeuwigen leve. Dewijl nu alles in God leeft en bestaat, waarom beroemt het onkruid er zich dan op méér te zijn dan de tarwe? Meent ge, dat God een huichelaar is, en iemands persoon of naam aanziet? Wie was ons aller vader? Was het Adam niet? Waar zijn zoon Kaïn boos voor Gods aangezicht leefde, waarom hielp hem zijn vader Adam niet? Maar hier heet het: wie zondigt, moet gestraft worden. (Ezechiel 18 : 4-20). Had Kaïn niet zijn licht verduisterd, wie zou hem dan scheiden van de Liefde Gods. Alzo ook gij, ge beroemt u er op, een Christen te zijn en ge kent het Licht, waarom wandelt ge dan niet daarin? Meent ge, dat de naam “Christen” u heilig maakt? Wacht, en ge zult het ervaren. Ziet, menige jood, Turk en heiden zal u voorgaan in het rijk der Hemelen; zij hebben hunne lampen brandend gehouden.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Alzo is liet ook met de mensen; er zijn velerlei gaven en bekwaamheden; de ene mens verstaat de dingen Gods beter dan de andere; dewijl zij echter den levenden Geest in zich hebben, zo zijn zij niet verwerpelijk; wanneer echter de geest verdort, zo deugt hij tot niets dan om in het vuur geworpen te worden. Behoren echter de Turken tot de wrange en de heidenen tot de bittere kwaliteit, wat gaat het u aan? Wanneer het Licht in de wrange en de bittere eigenschap schijnen gaat, zo straalt het óók. Gij echter zijt in de warmte geboren, alwaar het licht opstijgt in het zoete bronwater. Ziet toe, dat de hitte u niet verbrandt; ge moogt het wel blussen. Gij nu spreekt aldus: Is het dan goed, dat de heidenen, Joden en Turken volharden in hunne blindheid? Neen, maar dit zeg ik echter: hoe kan hij zien, die geen ogen heeft, om te zien. Wat weet de arme leek ervan, wat de priesters in hun dronkenheid rumoeren? Hij gaat daarheen in zijn eenvoud en het is hem angstig te moede. Ge spreekt aldus: Heeft God dan de Turken, joden en heidenen blind ge­maakt? Neen, maar voor God voor hen het Licht ontstak, zo leefden zij voor hun hartenlust en wilden zich niet door den Geest laten leiden, waardoor het licht werd uitgeblust. Het Licht is echter daarom niet geheel geblust, en het kan in een mens wederom geboren worden, dewijl de mens uit God is en in Hem leeft, hetzij in liefde of in toorn. Zo nu de mens verlangt, zo zal hij daardoor nog niet zwanger worden; zo hij echter zwanger is, zo kan hij ook baren. Dewijl voor hem echter het uitwendige Licht schijnt, zo kent hij zijnen Zoon niet, dien hij heeft doen geboren worden; wanneer echter het Licht ten jongste dage zal opgaan, zo zal hij hem zien.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[20] Ziet, ik zeg u een geheimenis; het is de tijd, dat de bruidegom zijn bruid kroont. Waar is de kroon? Tegen middernacht, te midden van de zuur­heid wordt het Licht geboren. Vanwaar komt evenwel de bruidegom? Uit het midden, waar de hitte het Licht voortbrengt en het vaart tegen middernacht in de zure eigenschap; alsdan wordt het Licht helder. Wat doen zij, die in de volheid des dags leven? Zij zijn in de hitte ont­slapen, maar het stormweder zal hen opwekken. Velen onder hen zullen ten dode toe verschrikt zijn. Wat doen zij die in de avondstond leven? Hun bittere kwaliteit wil strijden met de anderen, maar wanneer zij het zoete water proeven, zo wordt hun geest verzacht. Wat doen dan degenen die in de morgenstond leven? Ge zijt van de aan­vang af als een trotse bruid; de kroon is u, van de aanvang af aan ge­boden, gij echter leefde met de anderen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Hiervan wil de sophist niets weten, want hij wordt niet uit God, maar uit vlees en bloed geboren. Hij wil niet in gaan; de duivel houdt hem vast; God verblindt niemand. Slaat hij mij zoo moet ik terug wijken, maar de Goddelijke kracht helpt mij wederom overeind; dan bekomt de satan zijn straf en verliest de slag. Wanneer hij overwonnen is, zoo gaat de Hemelpoort van mijn geest open; dan ziet de geest het goddelijk en Hemelse Wezen; niet buiten het lichaam, maar in de oerbron van het hart opent zich als 't ware een deur, waardoor uitzicht is op datgene, wat de geest, door middel van de hersenen, als stoffelijk zintuig, ziet van de hogere dingen. Want de mens is uit alle krachten Gods gemaakt, uit alle zeven geesten Gods, evenals ook de Engelen; dewijl hij nu echter verdorven is, zo oefent de Goddelijke geboorte niet altijd zijn invloed op hem uit, en evenmin op de anderen. En al zou dat wèl zo zijn, zo schijnt het hoge Licht nog niet in allen, en al schijnt het, zo begrijpt de verdorven menselijke natuur het nog niet. Want de H. Geest laat zich niet door het zondige vlees binden, maar vertoont zich als een bliksem­straal, evenals het vuur uit een steen, wanneer men daarop slaat. Wan­neer echter deze bliksemstraal in het hart gevangen wordt, zo gaat hij door de zeven geesten naar de hersenen; als het morgenrood stijgt hij daarin op; dit is ook het doel. In dit Licht ziet de ene geest de andere, ruikt de een de andere, proeft de een de andere en hoort de een de ander en elk van hen is, alsof de gehele goddelijkheid zich in hem open­baarde.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Dan denkt hij: God heeft dat alles door Zijn besluit uit niets gemaakt, hoe zou God in wezen zijn, of hoe zou God zelf zijn? Hij stelt zich altijd voor, dat het een huis is, waarin God met zijn geesten regeert en woont; God zal toch geen God kunnen zijn, wiens wezen opgaat in de kracht van dat regeren.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Menigeen zou zeggen: wat is dat voor een God, wiens lichaam, wezen en kracht bestaat uit vuur, lucht, water en aarde? Ziet, gij niet begrijpende mens, ik wil u de ware diepte van de Godheid aantonen. Als dat gehele wezen niet God is, dan zijt gij niet God's beeld; als ergens een vreemde God is, dan hebt gij geen deel aan hem, want gij zijt uit deze God ge­schapen en gij, gij leeft in deze zelfde God, en diezelfde God geeft u steeds uit Zijn kracht, zegen, spijs en drank. Ook is al uw wetenschap in deze God gelegen, en wanneer gij sterft, dan wordt gij in deze God begraven.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[24] Hierin ziet de geest tot in de diepte der Godheid; want in God is nabij en ver één en dezelfde God, over Wie ik in dit boek schrijf en is zowel in Zijne Drievoudigheid in het lichaam der heilige zielen als in de Hemel. Van Hem ontvang ik mijn inzicht en van niets of niemand anders; ik wil ook niets anders weten als God alleen; deze zelfde God en Hij is ook de zekerheid mijns geestes, zodat ik bestendig ben in het geloof en op Hem vertrouwe. En of een Engel uit de Hemel het mij ook zoude zeggen, zo zou ik het toch niet kunnen geloven, veel minder het begrijpen; ik zou steeds twijfelen, of het zo zou zijn, maar de zon gaat in mijn geest op; daarom ben ik er zeker van en ik zie de oorsprong en de geboorte der heilige Engelen en van alle dingen, in de Hemel en op deze aarde. Want de heilige Ziel is als één geest met God; of zij al een schepsel is, zo is zij toch aan de Engelen gelijk; zo ziet ook de ziel des mensen véél dieper dan de Engelen; de Engelen zien slechts tot in de Hemelse pracht en praal; de ziel ziet in de Hemel en in de hel, want zij leeft tussen beide in. Daarom moet zij zich wel laten verdrukken en alle dagen en uren met de duivel worstelen, dat wil zeggen met de helse eigenschappen, en zij leeft in deze wereld in groot gevaar; daarom heet dit leven met recht een jammerdal vol van angst, en vol van worstelen en strijden. Maar het koude en halfdode lichaam verstaat deze strijd der zielen niet altijd; het weet niet, wat hem wedervaart, maar het is zwaar­moedig en angstig, en gaat van de ene plaats naar de andere; zoekt ont­houding of rust. En wanneer het dit vindt, zo vindt het nog niets, want twijfel en ongeloof doen zich voelen; het is dikwijls als ware het geheel van God verstoten; het verstaat niet de kamp des geestes; hoe de geest nu eens overwint, dan weer de nederlaag lijdt, en welk een heftige strijd er gestreden moet worden met de helse en met de Hemelse eigenschappen; welk een vuur de duivelen aanblazen en de heilige Engelen wederom blussen, geef ik aan iedere heilige ziel te bedenken. Ge moet weten, dat ik hier geen geschiedenis schrijf, die mij door anderen verteld is gewor­den. Ik moet voortdurend strijd voeren; menigmaal is het mij moeilijk gemaakt, evenals aan alle mensen. Maar om des strijds wille, de strijd, die hevig is en om de wille van de ijver, die wij aan de dag leggen, gewerd mij deze openbaring. Het is mij een dringende behoefte, dit alles op papier te stellen. Wat echter hierna volgen zal, weet ik nog niet geheel en al, alleen weet ik, dat mij ettelijke toekomstige geheimenissen getoond werden. Want wanneer het licht opgaat, zo doorlicht het alles, maar de mens kan niet alles goed verstaan, want het is hem, alsof te midden van een onweer, de bliksem te voorschijn schiet en dan plotseling weer verdwijnt. Alzo gaat het ook in 's mensen ziel, wanneer zij voort­gaat te strijden, zo ziet zij de Godheid als in een bliksemstraal, maar de zonde overschaduwt alles weer, want de oude Adam behoort tot de aarde, en niet met zijn tegenwoordige lichaam, tot de goddelijkheid. Ik schrijf dit niet tot eigen lof en eer, maar opdat de lezer wete, waarin mijn kennis bestaat; opdat hij mij niet aanziet voor iemand, die ik niet ben. Want hetgeen ik ben, dat zijn al degenen, die in de kracht van Jezus Christus, onze Koning jagen naar de troon der eeuwige vreugde en leven in de hope der Volmaking, welke aanvangt op, in de dag der Opstanding, die nu aanstaande is. Ziet daarom toe, dat ge niet slapend bevonden wordt in uwe zonden; waarlijk de wijzen zullen het bemerken, maar de goddelozen blijven in hunne zonden. Zij zeggen: wanneer is de dwaas aan het einde zijner dromen? Zij zijn ontslapen in hunne vleselijke lusten. Ziet gij toe, welke droom gij droomt. Ik wilde ook wel rusten in alle zachtmoedigheid, maar ik moet dit verrichten en God, die de wereld gemaakt heeft, is mij veel te sterk; ik ken Zijner Handen werk; dat Hij mij plaatse waar Hij slechts wil. En of ik ook al in de wereld en in des duivels getier zijn moet, zo is toch mijn hoop op God gericht en op het toekomstige leven, en wel wil ik het wagen en Zijne Geest niet wederstreven. Amen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Ge zult vragen: Wat is eigenlik een Engel? Ziet, toen God de Engelen schiep, zo schiep hij ze uit de zevende oergeest, welke de natuur is, of de heilige Hemel. Het woord “schiep” moet ge verstaan, alsof men zou zeggen: te zamen trekken of samendrijven, zoals de aarde tezamen gedreven is. Toen God, de Godheid zich bewoog, zo trok de wrange kwaliteit de Salniter der natuur tezamen en deed deze verdrogen; zo ontstonden de Engelen. Zoals nu een bepaalde kwaliteit was in Zijn beweging, zo werd ook de Engel. Er zijn zeven Goddelijke Geesten; deze hebben alle zeven hun beweging, en het Licht, dat in hen is, heeft ook zijn beweging; en de Geest, die van de zeven Geesten Gods uitgaat, is ook in beweging. Nu wilde de Schepper, naar het voorbeeld van Zijne Drievuldigheid, ook drie legerscharen scheppen, niet ver van elkander verwijderd, maar de een verbonden met de ander als een cirkel. Merk nu op: Zoals nu de Geesten waren in hun werk en tot ontwikkeling komen, alzo werden ook de schepselen; in het midden van elk heirleger werd het hart van elk heirleger geformeerd en als het ware belichaamd; daaruit ontstond een vorst der Engelen of Grootvorst. Zoals de Zoon van God temidden van de zeven geesten Gods geboren wordt, en Hij het Hart en het Leven is van de zeven Geesten Gods, alzo werd ook een koning der Engelen in het midden van Zijn gebied, uit de natuur of uit de Hemel geschapen en dat wel uit de kracht der zeven Oergeesten; deze nu is het Hart van een heirleger en heeft de hoedanig­heid, macht en sterkte van dat bepaalde heirleger en is temidden van hen de allerschoonste.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Dat licht ontstaat in het midden der vier soorten, uit het vet van het zoete water, en vervult het gehele lichaam van deze geboorte. Het is echter zo zacht, weldadig, welriekend en goed smakend, dat ik niets anders weet, dat daarmede te vergelijken is dan wanneer midden in de dood het leven oprijst, of wanneer een mens die midden in een vuurzee staat, daar plotseling uit gered en in zachte weldadige omgeving ge­plaatst wordt, waar de smarten, die hij door het vuur ondervond, plotse­ling van hem weggenomen worden. Zo wordt de openbaring van de vier soorten in zulk een zachte weldadigheid omgezet, zodra het licht daarin opgaat.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111 - 1112