Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 1101 van 1112

...  1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111 - 1112
[17] Want het licht heeft in de Godsopenbaring geen begin; integendeel, het heeft eeuwig in de openbaring geschenen en God weet zelf daar het begin niet van. De geest doet alleen de poorten van de hel voor u open, opdat gij zult zien hoe het er daar bij de duivelen in de hel uitziet, en hoe het met de mens gesteld is, als het goddelijk licht uitdooft en hij zich bevindt in de toorn Gods; dan leeft hij in zulk een openbaring, in zulk een angst, smart en leed.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] De Koning echter is het Hart van alle eigenschappen en heeft zijn ge­bied in het midden als een oerbron; evenals de zon zich te midden der planeten bevindt en zij een koning der sterren is en het hart der natuur in deze wereld, zo groot is ook Cherubijn of Koning der Engelen. En zoals de zes andere planeten naast de zon leiders zijn van de heir­scharen en doen hetgeen de zon verlangt, opdat deze in hen regeren en werken moge, zo doen alle Engelen des Konings wil en de Engelenvorsten beraadslagen tezamen met den Koning. Ge zult echter moeten weten, dat zij allen elkander gelijkelijk liefhebben; geen van hen misgunt één der anderen zijn schoonheid en gestalte, want zoals het gesteld is met de geesten van God, alzo is het met hèn gesteld. Ook hebben zij allen tegelijk de Goddelijke Vreugden en genieten allen tegelijk de Hemelse spijzen, waarin geen onderscheid is. Slechts in de kleuren en kracht is onderscheid, maar niet in de volmaaktheid ervan, want een ieder heeft de kracht van alle goddelijke geesten in zich; wanneer het Licht van den Zoon van God hen beschijnt, zo is de hoe­danigheid van iedere Engel te onderkennen aan de kleur. Ik heb over de gestalten en de kleuren slechts een weinig gesproken; er is echter veel meer over te zeggen, hetgeen ik, ter wille van de kort­heid niet wil doen. Want zoals de Godheid zich tot in het oneindige open­baart, zo zijn er ook een onbeperkt aantal gestalten en kleuren onder de Engelen; ik kan het slechts vergelijken met de bloei van de aarde in Mei, hoewel dit slechts een dood en aards voorbeeld is.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Een bepaalde hoedanigheid openbaart zich in het Wezen Gods het sterkst op een bepaald ogenblik. Zo is het ook met de Engelenvorst. Waar God in Zijn werkingen worstelt en kampt, daar is ook een werking van deze Engelenkoning. Daar vangt hij aan met zijn legioenen en zingt, klinkt, danst en jubileert vol vreugde. Dat is een Hemelse muziek, want een ieder zingt daar naar de kwaliteit van zijn eigen stem en de koning is de aanvoerder van de reidans, zoals een zanger met zijne leerlingen en de koning verheugt zich en jubileert met zijne Engelen ter ere van den groten God en tot vermeerdering der Hemelse vreugden en dit is als een heilig spel; tot Godes ere en tot vreugde zijn zij geschapen. Wanneer de Hemelse muziek der Engelen weerklinkt, zo beginnen in de Hemelse heerlijkheid, in de goddelijke Salniter allerlei gewassen te groeien, allerlei kleuren en gestalten komen tot aanschijn, want de Godheid openbaart zich in oneindigheid van soort, kleur, vorm en vreugde. Waar de Zoon Gods zich afzonderlijk openbaart, als een triomf, daar rijst op de vreugdevolle muziek der drie koninklijke heirscharen van de gehele Engelenwereld. Welk een vreugde dit zijn zal, geef ik aan een ieder te bedenken, ik kan het met mijn verdorven natuur niet verstaan, nog veel minder beschrijven. Met dit gezang roep ik de lezer op tot dat leven, hij zal zelf te midden der reien verkeren; wat hij hier niet ver­staat, dat zal hij ginds aanschouwen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Wanneer de ene kracht de andere in beweging brengt, dan proeven zij van elkander en worden vriendschappelijk, want het licht wordt uit alle krachten geboren en dringt weer door alle krachten heen, waardoor en waarin zich de verheven vreugde openbaart, waaruit de klank voortkomt. Door het heen en weer bewegen openbaart zich de levende geest, hoewel onvatbaar en onbegrepen, zich indringende in de geboorten en is van een vriendelijke en lieflijke hoedanigheid, als lieflijke muziek. En als de ge­boorte plaats vindt, dan grijpt het licht haar vast en heeft door de zwevende geest weer klank in de geboorte.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[25] Aldus kunt gij begrijpen, wat de Godheid voor een wezen is, en hoe die drie aanzichten zich in de Godheid bevinden. Gij moogt de Godheid niet met de een of andere beeltenis vergelijken, want zij is de oorsprong van alle dingen. Evenzo, wanneer in de eerste vier soorten niet de scherpe geboorte was, dan zou er geen beweeglijkheid zijn, het licht zou zich niet kunnen ontsteken en het leven zou niet geboren worden.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[29] De andere geboorte is nu het water, dat zijn oorsprong neemt in het lichaam der natuur.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Wat spreken zij met elkander? Ziet, gij schone, trotse en hovaardige mens; de wereld zal u hier te eng worden en ge denkt, dat niemand aan u gelijk is; bedenk, of ge een Engelennatuur of een natuur des duivels hebt. Met wie zal ik nu de Engelen vergelijken? Ik wil hen vergelijken met kleine kinderen, die in Mei, wanneer de schone rozen bloeien, met elkander naar buiten gaan en de mooie bloemen afplukken en daaruit kransen vlechten. Zij dragen ze in hunne handen en verheugen zich er over en spreken met elkander over de velerlei soorten schone bloemen; zij nemen elkander bij de hand en wanneer zij thuis komen, zo tonen zij de bloemen aan hunne ouders en zijn blij; dan verheugen zich de ouders in hunne kinderen en met hunne kinderen. Alzo doen ook de heilige Engelen in de Hemel; zij nemen elkander bij de hand en wandelen in de schone Mei des Hemels en spreken van de lieflijke en schone gewassen in de Hemelse lusthof. Zij eten van de verrukkelijke vruchten Gods en gebruiken de schone bloemen des Hemels voor hun spel en maken zich schone kransen en verheugen zich in de schone Mei van God. Daar is niets dan een hartelijk liefhebben, een zachtmoedige liefde, een vriendelijk spreken onderling, een lieflijk samen zijn, daar elk vreugde in de ander heeft en de ander eert. Zij weten van geen boosheid, list of bedrog; de Goddelijke vruchten en de lieflijkheid Gods zijn voor hen allen; de een mag er evenzo zijn deel aan hebben als de andere; daar is geen wangunst, geen nijd, geen afkeer, neen, alle harten zijn in liefde met elkander verbonden. Daaraan nu heeft de Godheid Zijn hoogste welgevallen, evenals de ouders aan de kinderen, dat Zijne lieve kinderen in de Hemel zich vriendelijk gedragen. De Godheid zelf handelt evenzo; de ene oergeest vermeit zich in de anderen. Daarom kunnen de Engelen ook niets anders doen dan wat hun Vader doet, hetgeen ook onze koning Jezus Christus getuigde toen Hij bij ons op aarde woonde; zoals in het Evangelie staat: Voorwaar, voorwaar zeg ik u: de Zoon kan niets van zich zelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen, want zo wat Die doet, dat doet ook de Zoon desgelijks. Joh. 5, vers 9. En Mattheus 18:3 zegt: Voorwaar zeg ik u: Indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkees, zo zult gij in het Koninkrijk der Hemelen geenszins ingaan. Daarmede bedoelt Hij, dat onze harten in liefde verbonden moeten zijn, zoals de heilige Engelen Gods en dat wij elkander met eerbied moeten bejegenen, evenals de Engelen Gods ook doen. Wij mogen elkander niet beliegen en bedriegen, elkander het brood uit de mond stoten uit grote gierigheid; ook zal de een niet over de ander heersen en hèm verachten, die niet listig is als de duivel. O neen, zo doen de Engelen in de Hemel niet; zij hebben elkander lief; geen denkt schoner te zijn dan de ander; elk heeft vreugde aan de ander en verheugt zich over des anderen schone gestalte en zijne lieflijkheid; hunne liefde jegens elkander bloeit op, zodat zij elkander bij de hand nemen en vreugdevol omhelzen. Evenals wanneer de bliksem des levens omhoog stijgt te midden van de goddelijke kracht, waaraan alle geesten Gods hun leven te danken hebben en waar­door zij zich zeer verheugen, terwijl er is een heilig en lieflijk omhelzen, voelen, proeven, horen, zien en ruiken, zo is het ook bij de Engelen. Wanneer de een de ander aanschouwt, hoort en voelt, zo gaat in zijn hart het licht op en de ene geest omvangt de anderen. Zo ge nu wilt weten, waar hun liefde, deemoed en vriendelijkheid haar oorsprong heeft, zo merk het volgende op:
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] Als nu de geboorte der krachten het water des levens proeft, dan gaat zij sidderen van liefdesvreugde, en dat zelfde sidderen of bewegen, hetwelk uit het midden der geboorte opstijgt, is bitter, want zodra het water des levens de geboorte binnenkomt, stijgt het snel als een vreugde­sprong der geboorte omhoog.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] De hele schepping, welke de Hemel aller Hemelen is, zowel deze wereld, die zich bevindt in het lichaam van het heelal, alsook de plaats van de aarde en alle schepselen, en alles waarover gij peinst en denkt, dat alles is God de Vader, die geen begin noch einde heeft; en wat gij ook moogt waarnemen of waarover gij moogt denken, ook in het kleinste kringetje, dat gij moogt uitzoeken, daarin is de ganse openbaring van God, vol­komen, onophoudelijk en onweerstandelijk.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[44] Wel geliefde op het bruine paard, dat u van de Hemel in de hel rijdt, en van de hel in de dood, waarin de angel des doods steekt, keer tot u zelf in, gij wereldwijze mens en zie hoe vol gij zit met boze wijsheid. Merkt het op, gij wereldwijze rechters, hoe gij niet voor deze spiegel, voor het stralende en klare aangezicht van God wilt komen, om u daarin te spiegelen; de geest biedt u de geboorte in de binnenste halve cirkel aan, waar de wijsheid geschapen wordt en waarin de scherpte van de angstige geboorte Gods zich bevindt, want daaruit ontspruit uw wijs­heid en uw dieper verstand.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Toen nu het gehele lichaam der natuur in de ruimte dezer wereld als in de harde dood, waarin toch het leven verborgen was, verstard lag, bracht God het hele lichaam der natuur dezer wereld op de vierde dag in beweging, en schiep uit de natuur, uit het opgegane licht, de sterren. Het rad van de geboorte Gods bewoog zich weer, zoals het van eeuwig­heid af had gedaan.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Nu wordt er gevraagd: wat zijn dan de sterren en waaruit zijn zij ge­worden. Zij zijn de kracht van de zeven Oergeesten Gods. Toen de toorn Gods door de duivel in deze wereld was aangestoken, is het gehele wereldhuis in de natuur of in de buitenste geboorte als in de dood ver­zonken, waaruit de aarde en de stenen zijn voortgekomen. Toen al die harde zelfstandigheden tot een klomp samengedreven waren, werd de diepte zuiver, maar geheel donker, want het licht was in de toorn onder­gegaan. Nu kon het lichaam Gods van deze wereld niet in de dood blijven en daarom bewoog God zich met zijn zeven Oergeesten tot een nieuwe geboorte.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Ge moet echter niet menen, dat God hierdoor gebonden is en hen van die plaats niet kan verdrijven, wanneer hij anders te werk gaat, dan op de wijze, die God niet hem heeft voorgehad. Want zolang hij in de liefde en in de gehoorzaamheid blijft, zo is die plaats rechtens de zijne. Wan­neer hij zich echter verheft, en het vuur der toorn aldaar ontsteekt, zo ontsteekt hij ook het huis Zijns Vaders en is afkerig van datgene, waaruit hij geschapen is en hij maakt uit datgene, wat vóór zijn opstand één was, twee. Wanneer dat nu geschiedt, zo behoudt hij zijn lichamelijk natuur­recht, maar wil het schepsel, dat een begin heeft, zich verzetten tegen hetgeen waaruit het ontstaan is, hetwelk vóór hem bestonden géén begin heeft, en wil dan het schepsel zijn plaats verwoesten, die plaats, waar hij vol liefde tot aanzijn gekomen is, en wil hij deze liefde tot een vuur van toorn maken, zo stort die liefde het vuur der toorn over het schepsel uit en werpt het schepsel tegelijkertijd uit.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Evenzo doen ook de Engelen in de Hemel, wanneer zij bij elkander komen, ieder van uit zijn eigen plaats. Want de verdorven natuur dezer wereld arbeidt volijverig, opdat zij Hemelse vormen zou kunnen te voorschijn brengen en de kleine kinderen moeten vaak hunner ouders leermeesters zijn, wanneer de ouders dit slechts konden verstaan. Er is helaas thans verderf bij de jongeren en bij de ouden. Bij deze deemoed der Engelen vermaant de Geest de kinderen dezer wereld, dat zij er acht op zullen geven, of zij elkander wel zulk een liefde toedragen of er bij hen zulk een deemoed is als bij de Engelen; zij worden vermaand om te bedenken, wat zij voor schepselen zijn en of zij op de Engelen gelijken. Zij toch hebben het derde koninkrijk der Engelen in zich. Ziet, uwe liefde, uw deemoed en uwe vriendelijkheid wil de Geest u alhier voor ogen stellen, gij schone Engelenbruid. Aanzie toch uw tooi; welk een grote vreugde zal de bruidegom aan u hebben, gij lieve Engel, die elke dag met de duivel danst.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Wanneer er thans iemand een hogere plaats gaat bekleden, zo is hem een oudere mens die niet evenzo hoog verheven is als hij, niet goed ge­noeg. Hij acht zijn minderen alsof het de voetbank voor zijn voeten ware. Hij tracht hun bezittingen met list te ontvreemden; kan hij dit niet met list, zo doet hij het met geweld, opdat hij genoegdoening kan vinden voor zijn hoogmoed. Komt een eenvoudig mens tot hem, die zich niet goed verweren kan, zo legt hij hem het zwijgen op alsof hij een hond ware; heeft deze iets met hem te maken, zo moet hij iemand van aanzien zijn, om gehoor te kunnen krijgen. Wat zijt gij voor Engelenvorst, o mens. In het navolgende hoofdstuk, de behandeling van de val des duivels, zult ge u zelf weerspiegeld zien; bezie u zelf dan. Wanneer b.v. thans de ene mens iets meer van een of andere wereldse wetenschap weet dan de andere, of de een heeft meer gestudeerd dan een ander, dan is hij boven die ander verheven. Hij kan niet met hem spreken en kan zijne trotse gang niet volgen. De eenvoudige moet zijn nar zijn, terwijl hij toch een trotse Engel is en in zijn liefde een dode mens; dit alles wordt ook weer­spiegeld in het navolgende hoofdstuk.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111 - 1112