Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 1105 van 1110

...  1085 - 1086 - 1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110
[5] De zeven geesten zijn de vader van het Licht en het Licht is dus hun Zoon, dien zij van eeuwigheid tot eeuwigheid baren. En het Licht ver­licht hen en maakt voortdurend de zeven geesten levend en rijk aan vreugde, want zij leven allen en bewegen zich allen uit de kracht van het Licht. Ziet, ik wil het u nog éénmaal tonen; of ge het ook begrijpen mocht, opdat deze grootse arbeid niet tevergeefs zal geschieden of zonder nuttigheid. De zure, wrange kwaliteit is de eerste geest; deze trekt tezamen, en maakt alles droog; de zoete hoedanigheid is de tweede; deze verzacht en kalmeert. De derde geest is de bitterheid, die ontstaat uit de vierde en de eerste; wanneer de derde vol woede met de wrange strijdt, zo ontsteekt hij het vuur, en de boosheid ontspringt in dat vuur en gaat op in de wrangheid. En deze zelfde boosheid of grimmigheid wordt de geest der bitterheid. Zelfstandig en in de zoetheid wordt hij verzacht, in de hardheid wordt hij lichamelijk concreet gemaakt; nu be­staat hij en ook de vierde geest is geboren. Nu gaat de bliksem in de kracht van deze vier kwaliteiten op in de hitte en stijgt op in het zoete bronwater en de bitterheid maakt hem triomferend en de zure maakt hem schijnend, droog en lichamelijk, de zoete maakt hem zacht. En het Licht staat in het midden van hen als een hart. Wanneer dit Licht, dat in het midden van hen is, in de vier geesten schijnt, zo stijgen de krachten van deze vier geesten op in dat Licht en worden levend, en zij hebben het Licht lief, dat wil zeggen, zij laten het op zich inwerken en worden zwanger van dat Licht en deze zelfde geest, die hen allen omvat is de liefde des levens; dit is de vijfde geest. Wanneer zij deze liefde in zich voelen, zo zijn zij in staat tot grotere vreugden, want de een ziet de andere in het Licht en de ene maakt de andere werkzaam; dan ontstaat de toon of klank, dit is de zesde geest/ In deze toon gaat de kracht van alle zes geesten op en komt er in tot uiting. Ze vormen tezamen één lichaam en dit is het lichaam der natuur, waarin alle Hemelse schepselen en gestalten en gewassen geformeerd worden.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Het Licht echter is een andere persoonlijkheid, want het wordt uit de zeven geesten eeuwigdurend geboren en deze stijgen voortdurend op in het Licht en hunne krachten gaan vol lichtglans uit naar de zevende natuurgeest en vormen en scheppen alles in de zevende geest. Deze uitgang vol licht is de H. Geest. De bliksem of het hart, dat in de krachten geboren wordt, blijft in het midden van hen en is de Zoon; en de glans in alle krachten gaat uit van den Vader en den Zoon en schept en vormt in de zevende natuurgeest alles naar de kracht en de werking der zeven geesten; naar hun aard en onderscheidingen. En dit is de waarachtige Heilige Geest, dien wij, Christenen als derde persoon in de Goddelijkheid eren en aanbidden.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] De natuurwetten zijn een goddelijke ordening; wie daaruit leeft behoeft geen andere wetten, want hij vervult Gods wil. Want uw ongeloof doet niet ter zake, dit heft Gods Waarheid niet op; het geloof echter versterkt de geest der hope en betuigt, dat wij Gods kinderen zijn; het geloof wordt in de bliksem, in het licht geboren en worstelt met God zo lang, tot het overwint en de zege behaalt. Gij richt ons en u zelf, wanneer ge de geest van ijverzucht tot toorn opblaast; deze blust uw licht uit. Ge zijt toch aan een zoete boom gegroeid en ge bedwingt de boze invloeden en leeft heilig en goed naar de wet der natuur, die u zeker aantoont, hetgeen goed is. Zijt ge echter niet uit een boze twijg gegroeid, ik bedoel uit zeer goddeloos zaad, daar er vaak distels groeien, hoewel er toch hulp zou zijn, wanneer de wil zou worden gebroken; maar aan een goede boom verdorren ook nog dikwijls de takken, en zijt ge blind, wie zal u scheiden van de liefde Gods, waarin ge geboren zijt, en waarin ge leeft, zo ge daarin tot aan 't einde volhardt? Wie zal u van God scheiden, in Wie ge hier geleefd hebt? Wat ge in de akker gezaaid hebt, dat zal opkomen; of het tarwe, koren, gerst of doornen zijn; wat voor uiteindelijk vuur niet geschikt is, dat zal ook niet branden.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Neen, hij is uit God geboren. O gij blinde en half dode wereld, laat àf van uw richten; o gij blinde jood, Turk en heiden, laat af van uw laster en geef u over aan de gehoorzaamheid aan God en wandel in het Licht; zo zult ge zien, hoe ge uit uw val kunt opstaan, en hoe ge u in deze wereld tegen de helse grimmigheid te weer kunt stellen. Ge zult ervaren, hoe ge kunt zegevieren en eeuwig niet God kunt leven. Er is waarlijk slechts één God; wanneer echter de blinddoek van uwe ogen weggedaan wordt, zodat gij Hem ziet en herkent, zo zult ge ook al uwe broeders zien en herkennen, of het Christenen, joden, Turken of heidenen zijn. Of meent ge, dat God slechts de God der Christenen is? Leven niet ook de heidenen in God? Al wie rechtvaardig is, is hem aan­genaam en die heeft Hij lief. (Apost. 10 : 35). Of zoudt ge weten, gij die een Christen zijt, hoe God u van den boze wil verlossen? God liet Zijn Zoon een mens worden, teneinde het menselijk geslacht te verlossen! Is Hij alleen uw Koning? Staat er niet geschreven in Hagg. 2 : 8: Hij is aller heidenen troost?
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Alzo is liet ook met de mensen; er zijn velerlei gaven en bekwaamheden; de ene mens verstaat de dingen Gods beter dan de andere; dewijl zij echter den levenden Geest in zich hebben, zo zijn zij niet verwerpelijk; wanneer echter de geest verdort, zo deugt hij tot niets dan om in het vuur geworpen te worden. Behoren echter de Turken tot de wrange en de heidenen tot de bittere kwaliteit, wat gaat het u aan? Wanneer het Licht in de wrange en de bittere eigenschap schijnen gaat, zo straalt het óók. Gij echter zijt in de warmte geboren, alwaar het licht opstijgt in het zoete bronwater. Ziet toe, dat de hitte u niet verbrandt; ge moogt het wel blussen. Gij nu spreekt aldus: Is het dan goed, dat de heidenen, Joden en Turken volharden in hunne blindheid? Neen, maar dit zeg ik echter: hoe kan hij zien, die geen ogen heeft, om te zien. Wat weet de arme leek ervan, wat de priesters in hun dronkenheid rumoeren? Hij gaat daarheen in zijn eenvoud en het is hem angstig te moede. Ge spreekt aldus: Heeft God dan de Turken, joden en heidenen blind ge­maakt? Neen, maar voor God voor hen het Licht ontstak, zo leefden zij voor hun hartenlust en wilden zich niet door den Geest laten leiden, waardoor het licht werd uitgeblust. Het Licht is echter daarom niet geheel geblust, en het kan in een mens wederom geboren worden, dewijl de mens uit God is en in Hem leeft, hetzij in liefde of in toorn. Zo nu de mens verlangt, zo zal hij daardoor nog niet zwanger worden; zo hij echter zwanger is, zo kan hij ook baren. Dewijl voor hem echter het uitwendige Licht schijnt, zo kent hij zijnen Zoon niet, dien hij heeft doen geboren worden; wanneer echter het Licht ten jongste dage zal opgaan, zo zal hij hem zien.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[20] Ziet, ik zeg u een geheimenis; het is de tijd, dat de bruidegom zijn bruid kroont. Waar is de kroon? Tegen middernacht, te midden van de zuur­heid wordt het Licht geboren. Vanwaar komt evenwel de bruidegom? Uit het midden, waar de hitte het Licht voortbrengt en het vaart tegen middernacht in de zure eigenschap; alsdan wordt het Licht helder. Wat doen zij, die in de volheid des dags leven? Zij zijn in de hitte ont­slapen, maar het stormweder zal hen opwekken. Velen onder hen zullen ten dode toe verschrikt zijn. Wat doen zij die in de avondstond leven? Hun bittere kwaliteit wil strijden met de anderen, maar wanneer zij het zoete water proeven, zo wordt hun geest verzacht. Wat doen dan degenen die in de morgenstond leven? Ge zijt van de aan­vang af als een trotse bruid; de kroon is u, van de aanvang af aan ge­boden, gij echter leefde met de anderen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Hiervan wil de sophist niets weten, want hij wordt niet uit God, maar uit vlees en bloed geboren. Hij wil niet in gaan; de duivel houdt hem vast; God verblindt niemand. Slaat hij mij zoo moet ik terug wijken, maar de Goddelijke kracht helpt mij wederom overeind; dan bekomt de satan zijn straf en verliest de slag. Wanneer hij overwonnen is, zoo gaat de Hemelpoort van mijn geest open; dan ziet de geest het goddelijk en Hemelse Wezen; niet buiten het lichaam, maar in de oerbron van het hart opent zich als 't ware een deur, waardoor uitzicht is op datgene, wat de geest, door middel van de hersenen, als stoffelijk zintuig, ziet van de hogere dingen. Want de mens is uit alle krachten Gods gemaakt, uit alle zeven geesten Gods, evenals ook de Engelen; dewijl hij nu echter verdorven is, zo oefent de Goddelijke geboorte niet altijd zijn invloed op hem uit, en evenmin op de anderen. En al zou dat wèl zo zijn, zo schijnt het hoge Licht nog niet in allen, en al schijnt het, zo begrijpt de verdorven menselijke natuur het nog niet. Want de H. Geest laat zich niet door het zondige vlees binden, maar vertoont zich als een bliksem­straal, evenals het vuur uit een steen, wanneer men daarop slaat. Wan­neer echter deze bliksemstraal in het hart gevangen wordt, zo gaat hij door de zeven geesten naar de hersenen; als het morgenrood stijgt hij daarin op; dit is ook het doel. In dit Licht ziet de ene geest de andere, ruikt de een de andere, proeft de een de andere en hoort de een de ander en elk van hen is, alsof de gehele goddelijkheid zich in hem open­baarde.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Ge zult vragen: Wat is eigenlik een Engel? Ziet, toen God de Engelen schiep, zo schiep hij ze uit de zevende oergeest, welke de natuur is, of de heilige Hemel. Het woord “schiep” moet ge verstaan, alsof men zou zeggen: te zamen trekken of samendrijven, zoals de aarde tezamen gedreven is. Toen God, de Godheid zich bewoog, zo trok de wrange kwaliteit de Salniter der natuur tezamen en deed deze verdrogen; zo ontstonden de Engelen. Zoals nu een bepaalde kwaliteit was in Zijn beweging, zo werd ook de Engel. Er zijn zeven Goddelijke Geesten; deze hebben alle zeven hun beweging, en het Licht, dat in hen is, heeft ook zijn beweging; en de Geest, die van de zeven Geesten Gods uitgaat, is ook in beweging. Nu wilde de Schepper, naar het voorbeeld van Zijne Drievuldigheid, ook drie legerscharen scheppen, niet ver van elkander verwijderd, maar de een verbonden met de ander als een cirkel. Merk nu op: Zoals nu de Geesten waren in hun werk en tot ontwikkeling komen, alzo werden ook de schepselen; in het midden van elk heirleger werd het hart van elk heirleger geformeerd en als het ware belichaamd; daaruit ontstond een vorst der Engelen of Grootvorst. Zoals de Zoon van God temidden van de zeven geesten Gods geboren wordt, en Hij het Hart en het Leven is van de zeven Geesten Gods, alzo werd ook een koning der Engelen in het midden van Zijn gebied, uit de natuur of uit de Hemel geschapen en dat wel uit de kracht der zeven Oergeesten; deze nu is het Hart van een heirleger en heeft de hoedanig­heid, macht en sterkte van dat bepaalde heirleger en is temidden van hen de allerschoonste.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Zoals de Zoon van God is het Hart en het Leven en de sterkte van alle zeven Goddelijke Geesten, alzo is ook een Engelenkoning in zijn gebied. Zoals nu in de Goddelijke kracht zeven belangrijke kwaliteiten zijn, waar­uit het Hart van God geboren wordt, alzo zijn ook ettelijke machtige Engelenvorsten, naar het voorbeeld van iedere hoofdeigenschap, in elk heirleger geformeerd. (Hun aantal weet ik niet.) Naast de koning zijn zij aanvoerders der andere Engelen. Hier zij opgemerkt, dat de Engelen niet alle van één maaksel zijn, ook zijn zij in kracht en macht niet alle aan elkaar gelijk; wel heeft iedere Engel de kracht van alle zeven oer­bronnen in zich, maar in elk van hen is een bepaalde eigenschap de meest opvallende en hij glorieert ook in die eigenschap. Want, zoals op die bepaalde plaats de Salniter ten tijde der Schepping geweest is, alzo is ook de Engel geschapen; zoals van de weidebloemen elk hare kleur van haar overheersende eigenschap ontvangt en ook haar naam daaraan ontleent, alzo is het ook gesteld neet de heilige Engelen. Enkele van hen zijn gevormd uit de wrange hoedanigheid; zij zijn lichtbruinachtig en zijn het koudst. Wanneer nu het Licht van den Zoon van God hen beschijnt, zo zijn zij als een bruine lichtstraal geheel helder. Enkelen zijn genoemd naar de hoedanigheid van het water en deze zijn licht als de Hemel en wanneer het licht hen beschijnt, zo zijn zij als een kristallen zee. Enkelen zijn gevormd naar de bittere eigenschap; deze zijn als een kostelijke groene steen, die er uitziet als een bliksemstraal en wanneer het Licht hen beschijnt, zo weerkaatst het roodachtig groen, alsof er een karbonkel glansde, of, alsof het Leven daar zijn oorsprong had. Anderen zijn gevormd naar de hoedanigheid van de hitte; deze zijn de allerlichtste, geelachtig en roodachtig; en wanneer het Licht hen beschijnt, zo zien zij er uit als het Licht van den Zoon van God. Enkelen zijn hoofdzakelijk gevormd uit de hoedanigheid der Liefde; zij zijn zeer licht, wanneer het Licht hen beschijnt en zij zien er uit als het Hemelse Vreugdenrijk zelf. Zij zijn lichtblauw en hun verschijning is lieflijk. Anderen zijn gevormd uit de eigenschap van de toon, het geluid. Ook deze zijn lichtend. Wan­neer het Licht hen beschijnt, zo zien zij er uit, als een omhoog schietende bliksemstraal. Enkelen zijn gevormd als uit alle hoedanigheden der ge­hele natuur; zij zien er uit als de Hemel, die uit alle geesten tezamen geformeerd is.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] Vraag: Waarom heeft God Engelenvorsten geschapen inplaats van Engelen, die allen gelijk zijn? Ziet, God is een God van orde; zoals het met Hem zelf is, met Zijn Heerschappij, met Zijne Geboorte en het Zijn werkingen, zo is het ook met Zijne Engelen. In Hem zijn in ’t bijzonder zeven kwaliteiten aanwezig, waardoor het gehele Goddelijke Wezen voortgestuwd wordt, en waardoor dit telkens opnieuw tot openbaring komt. Door die zeven hoedanigheden blijft de Godheid eeuwig en onveranderlijk. En zoals te midden der zeven Geesten Gods het Hart geboren wordt, waaraan de Goddelijke vreugde ontspringt, alzo is het -ook met de Engelen gesteld. De vorsten der Engelen zijn geschapen naar het voor­beeld van de Goddelijke Geesten; de Cherubijn als het hart van God; zoals nu het Goddelijk Wezen werkt, alzo werken ook de Engelen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Iedere Engel is geschapen als de Godheid en hij is als een kleine God, want, dewijl God de Engelen schiep, zo schiep hij ze uit zichzelf; nu is God op de ene plaats evenzeer tegenwoordig als op de andere. Overal is God: Vader, Zoon en Heilige Geest. In deze drie namen en in de kracht dezer drie namen bestaan de Hemel en de aarde en alles, wat in uw hart opkomt. En wanneer ge een kleine cirkel zoudt afsluiten, waar­binnen ge nauwelijks zoudt kunnen zien of die ge u nauwelijks zoudt kunnen voorstellen, zo is niettegenstaande dat, toch de gehele goddelijke kracht daarbinnen tegenwoordig en de Zoon Gods wordt er in geboren en de Heilige Geest in het midden van die cirkel uit van den Vader en den Zoon. Is het niet in liefde, zo is het in toorn, zoals er staat ge­schreven in Psalm 18 : 26: Bij de goedertierene houdt Gij U goedertieren en bij de oprechten man houdt Gij U oprecht. De toorn Gods wordt op­gewekt en is ook in alle geesten Gods op die plaats, waar zij is opge­wekt en de liefde Gods wordt opgewekt en is ook in alle geesten Gods op die plaats, waar zij wordt opgewekt. De Engelen zijn allen hetzelfde geschapen. Allen zijn zij geschapen uit de Goddelijke Salniter der Hemelse natuur; slechts dit is het onderscheid tussen hen, dat elk van hen, toen God hen schiep, een bepaalde hoedanigheid in meerdere mate bezat dan de ander; dat in elk van hen een bepaalde eigenschap over­heerste. Daardoor is het gekomen, dat de Engelen alle hun verschillende kwaliteiten hebben, en er velerlei kleuren en schoonheden zijn, terwijl toch alles uit God is.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[12] Nu heeft echter iedere Engel alle eigenschappen Gods in zich, maar één van deze eigenschappen is het sterkst in hem vertegenwoordigd; naar die eigenschap is hij genoemd en in deze eigenschap triomfeert hij. Zoals nu de eigenschappen in God elkander voortdurend voortbrengen, terwijl zij ook in elkander opstijgen en elkander liefhebben, en, zoals de bliksem in het zoete water in de hitte opgaat, waardoor het leven, de vreugde geboren worden, alzo is het ook in één Engel; zijne innerlijke geboorte is niet anders dan de uiterlijke geboorte in God. Zoals de Zoon Gods in de middelste oerbron in de hitte, in het zoete water geboren wordt uit alle zeven Geesten Gods, van wie zij hun leven en hun vreugde ontvangen, zo wordt ook de Zoon Gods in dezelfde gestalte in een Engel, in de middelste oerbron van het hart in de hitte in het zoete water geboren en hij verlicht wederom alle zeven Oergeesten van de Engel. En zoals de Heilige Geest van den Vader en den Zoon uitgaat en alles vormt en verbeeldt en alles lief heeft, alzo gaat ook de Heilige Geest die in de Engel is uit in zijne medebroeders en heeft hen lief en verheugt zich met hen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[48] Waarlik, men moet uit de Geest geboren worden, den Heiligen Geest, die opgaat in het zoete bronwater des harten, in het Licht. Daarom ook heeft Christus de Doop, of de wedergeboorte in den Heiligen Geest in het water, ingesteld. Hetgeen een groot geheimenis is en ook aan alle mensen is verborgen gebleven van voor de grondlegging der wereld tot nu toe, hetgeen ik ter plaatse duidelijk wil beschrijven en bewijzen. Wanneer ge deze wereldruimte aanziet, zo kunt ge hiermee een verge­lijking trekken met de Hemel. De sterren beduiden de Engelen; want zoals de sterren tot aan het einde van deze bedeling onveranderd door blijven staan, evenzo moeten de Engelen in de Hemel eeuwig onveranderd blijven. De elementen beduiden de verhoudingen en veranderingen van het aanzicht des Hemels. Want zoals de ruimte tussen sterren en de aarde immer verandert naar de uiterlijke verschijningsvorm; nu eens is deze ruimte heerlik licht, dan weer donker; nu weer is er wind, dan weer regen of sneeuw, soms is de ruimte blauw, dan weer groenachtig of wit, dan weer donker, zo ook verandert de Hemel van uiterlijk en van kleur. Echter niet op dezelfde wijze als in deze wereld, want alles is onder­hevig aan verandering, die ontstaat door de invloed van het opstijgen der Goddelijke Geesten.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Met dat doel heeft God de Vader de Engelen geschapen; evenals Hij in Zijn eigenschappen veelvoudig en in Zijn verandering onbegrijpelijk is in Zijn liefdesspel, zo spelen ook de geesten of de lichten der Engelen, die als de Zoon Gods zijn, voor God in het grote Licht zeer lieflijk, opdat de vreugde in Gods Hart vermeerderd moge worden, en er in God een Heilig Spel gespeeld worde! De zeven geesten der natuur, die in de Engelen wonen, vermeien zich lieflijk in God, hun Vader, evenals zij deden, voor zij lichamelijk waren. Zij verheugen zich in hun nieuwgeboren Zoon, het licht en verstand van hun wezen. En dat licht stijgt op in het hart van God en verheugt zich in Gods Licht, zoals een kind zich verheugt bij zijn moeder; daar is een hartelijk liefhebben en omhelzen. Hier openbaart zich een zingen en juichen; alle hoedanigheden verheugen zich daarin en iedere geest volvoert zijn goddelijke arbeid, zoals God de Vader zelf. Want de zeven geesten kunnen, evenals God, alles zien, voelen, ruiken, proeven en horen, wat God de Vader maakt. Toen zij zich echter ver­hieven en in opstand kwamen, deden zij tegen hun natuurrechten in en dus anders, dan God de Vader deed en dat was gekeerd tegen de God­heid. Want zij ontstaken de Salniter des lichaams en deden een triom­ferenden Zoon geboren worden, die in de wrange eigenschap, hard, ruw, duister en koud was en in de zoete eigenschap brandend, bitter en vurig. De toorn was een hart als vuur; de liefde was een hoogmoedige vijand­schap jegens God.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[36] Toen nu Lucifer door God als koning geschapen was, en zijn geest in hem woonde en werkte en hij door God vol Liefde ontvangen werd en werd verheerlijkt, zo zou hij ogenblikkelijk zijn gehoorzame wandel in God hebben moeten aanvangen, en hij zou als een lieve zoon in het huis zijns vaders hebben moeten wonen. Dit echter deed hij niet. Toen in hem het licht werd geboren en zijn Oergeesten daardoor verlicht en ontstoken werden, verheugden zij zich allen zeer, en verhieven zich bovenmate, méér dan hen toekwam en wilden machtiger en groter zijn dan God. Daardoor werden de Oergeesten te vurig; de wrange hoe­danigheid deed het zoete water verdrogen. En de geweldige en grote hitte, die in het zoete water was ontstaan, waardoor het bittere in het zoete teweeg gebracht wordt, worstelde met de wrange eigenschap, als wilde de hitte haar uit grote vreugde uit elkander doen springen. Want het licht was zo schel, dat het de Oergeesten onverdraaglijk was. Daar nu het zoete water door de samentrekking verdroogd was, zo bleef er slechts een kleine vlam over (want het licht ontstaat in de zoetheid van het water), en glinsterde als een heet stuk ijzer, dat nog niet geheel gloeiend is en daardoor donker. Of het is ook te vergelijken met een harde steen, die men in ‘t vuur werpt, welk men dan in de hitte laat liggen, zo lang men wil. Hij wordt dan niet gloeiend, dat komt, doordat hij te weinig water in zich heeft.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1085 - 1086 - 1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110