Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1105 van 1490

...  1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111 - 1112 - 1113 - 1114 - 1115 - 1116 - 1117 - 1118  ...
[7] Alleen moet niemand het wagen het wijde territorium van dit paleis met vijandige bedoelingen te betreden. Zou dat gebeuren, dan zou ook onmiddellijk door de wil van de patriarch zijn machtige staf flink in beweging worden gezet. Maar zoiets is op deze centraalzonnenwereld nauwelijks denkbaar alhoewel het toch niet helemaal onmogelijk is. Want ten eerste heeft elk ondergeschikt huis ook alle mogelijke rijkdommen, pracht en velerlei soorten schatten en bovendien heeft elk huis afzonderlijk altijd een wijze oudste, zoals jullie er al een hebben leren kennen. Zodoende is er van vijandigheid nauwelijks sprake.
Hoofdstuk 21: De liefde zet het hout op het altaar in vlammen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Kijk eens hoe onbeschrijfelijk mooi deze mensen zijn! De vrouwen zien eruit als waren ze uit de fijnste etherische lichtmaterie gevormd en de mannen lijken op vurige vlammen, die zich tot een wondermooie, vriendelijk ernstige, majestueuze mensenvorm hebben samengevoegd.
Hoofdstuk 21: De liefde zet het hout op het altaar in vlammen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Ik denk dat jullie uit deze twee voorbeelden nog gemakkelijker kunnen opmaken waarom we nu juist hier het hout moeten aansteken voordat het leven van dit paleis zich om ons heen zal gaan verzamelen. Omvatten jullie dus de Heer en allen die uit Hem zijn voortgekomen met jullie liefde, en dan zal het hout gaan branden en zullen we al gauw omringd worden door de duizenden mensen die dit prachtige woonoord altijd bewonen.
Hoofdstuk 20: Beschrijving van nooit vermoede pracht. Gelijkenis van winterpracht en lentewarmte - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Jullie hoeven niets anders aan dit voorbeeld toe te voegen dan dat de warmte gelijk is aan de levengevende liefde en dat die warmte voortkomt uit het midden van de zon. Daarom zullen jullie heel goed begrijpen waarom hier op dit altaar het hout eerst door jullie liefde moet worden aangestoken voordat jullie de levende bewoners van deze pracht kunnen zien.
Hoofdstuk 20: Beschrijving van nooit vermoede pracht. Gelijkenis van winterpracht en lentewarmte - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Kijk eens naar de grote pracht van een winterdag en ook van een heldere winternacht. Heel het wijde oppervlak van de aarde is overdekt met talloze diamanten die bij het licht van de zon als talloze sterren fonkelen en het oog van de toeschouwer door de overdadige lichtglans bijna verblinden. De takken van de bomen zijn met louter diamantkristallen bezet en bij heldere nacht fonkelen de sterren overvloedig en prachtig glanzend aan de hemel. Maar wanneer jullie deze, met talloze glinsterende diamanten overdekte, wijde vlakte overzien, dan lijkt ze dood, want het leven zoekt warme vertrekken en schept geen genoegen in deze koude verstarde pracht. Als echter in het voorjaar de stralen van de zon niet slechts licht maar ook warmte beginnen te geven, dan vergaat die grote pracht van de aarde; maar in plaats daarvan ontstaat vanuit de binnenste vertrekken leven dat zich voor de koude pracht had teruggetrokken. Dit leven verteert de winterpracht en vormt haar om tot iets veel mooiers.
Hoofdstuk 20: Beschrijving van nooit vermoede pracht. Gelijkenis van winterpracht en lentewarmte - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Kijk, dat komt doordat jullie als natuurlijke mensen voor ruim tweederde meer gehecht zijn aan de materie dan aan het inwendig geestelijke. Maar deze materie is dood omdat ze een gericht is, en bedoeld om verder te worden ontwikkeld. Daarom zien jullie vanuit je natuurlijke sfeer dan ook datgene wat met haar verwant is.
Hoofdstuk 20: Beschrijving van nooit vermoede pracht. Gelijkenis van winterpracht en lentewarmte - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Maar nu zie ik iets in jullie en dat is het volgende: onuitsprekelijk verkwistend is de eindeloos rijke pracht van dit paleis. Waarlijk, als er op aarde zoiets verwezenlijkt zou kunnen worden, dan zouden zelfs de grootste keizers en koningen zich al te gering voelen om heer te zijn van zo'n eindeloze pracht. Zij zouden zo'n paleis vol eerbied tot een algemene tempel van de Heer wijden. Ja, deze eindeloze pracht is werkelijk zelfs voor de stoutmoedigste geest volkomen onverdraaglijk om te aanschouwen.
Hoofdstuk 20: Beschrijving van nooit vermoede pracht. Gelijkenis van winterpracht en lentewarmte - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Maar bij deze pracht missen we toch alweer het voornaamste, namelijk de mensen. Zonder hen is de grootste pracht dood en kunnen we er geen innerlijk welgevallen aan hebben. We kunnen wel zeggen: oneindig groot is de wonderbaarlijke macht en wijsheid van de Heer die alleen zulke heerlijkheden maken kan. Moesten wij er echter zonder broeders of zusters in leven, dan zou het eenvoudigste hutje op aarde met broeders en zusters ons onuitsprekelijk veel liever zijn.
Hoofdstuk 20: Beschrijving van nooit vermoede pracht. Gelijkenis van winterpracht en lentewarmte - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Maar richten jullie je blik nu nog hoger naar het plafond van deze hal! Kijk, het is niets anders dan de wondermooie grote koepel die we al van buitenaf als een geweldige keizerskroon aanschouwd hebben en die met de prachtigste lichtgevende edelstenen van deze centraalzon is bezet. Deze edelstenen verspreiden binnen in de ronde hal een fantastisch licht.
Hoofdstuk 20: Beschrijving van nooit vermoede pracht. Gelijkenis van winterpracht en lentewarmte - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Wel, wat zeggen jullie van deze onmetelijke pracht? Is dat niet meer dan een menselijke geest in één keer kan verdragen?
Hoofdstuk 20: Beschrijving van nooit vermoede pracht. Gelijkenis van winterpracht en lentewarmte - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Maar laten we nu de centrale ruimte van dit gebouw binnengaan vanwaar ons reeds stromen van licht tegemoetkomen. Kijk, het is een heel grote ronde hal. De vloer is azuurblauw en is helemaal ingelegd met de jullie welbekende sterrenbeelden van jullie zichtbare hemel. De sterren stralen echter veel sterker dan die welke je 's nachts vanaf jullie aarde ziet. De wanden van deze ronde hal bestaan eveneens uit drie boven elkaar geplaatste machtige zuilenrijen. De onderste rij bestaat uit louter robijnen, de middelste uit louter smaragd en de bovenste uit de meest zuivere hyacint. De zuilen van elke rij zijn onderling verbonden door witte bogen waarboven prachtige galerijen van doorzichtig goud zijn aangebracht.
Hoofdstuk 20: Beschrijving van nooit vermoede pracht. Gelijkenis van winterpracht en lentewarmte - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[24] Het gebouw heeft zo te zien een omtrek van zo'n zevenduizend klafter en onze blik heeft voldoende ruimte om een goed overzicht te krijgen; maar bij deze allerprachtigste, heerlijke aanblik wordt men toch werkelijk moe van zaligheid. Daarom zullen we voor ons hoofddoel ook dadelijk het gebouw binnengaan en zien hoe het er daar uitziet.
Hoofdstuk 19: Een nieuwe plaats. Prachtig gebouw op een heuvel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[23] En kijk, binnen de zuilenrij is pas een vlakke muur van de allerkostbaarste witte, lichtgevende zonnestenen gebouwd; wat een pracht, wat een pracht! De buitenste zuilenmuur bestaat op de eerste verdieping uit smaragd, op de tweede verdieping uit louter robijnen en op de derde verdieping uit louter hyacint. Hoe prachtig breekt het machtige licht van de vlakke binnenmuur door deze zuilenrijen van de buitenmuur! Het lijkt wel of men al de ontelbare kleurschakeringen in de meest heldere glans waarneemt. Werkelijk, daar is al te veel pracht op één plaats samengebracht.
Hoofdstuk 19: Een nieuwe plaats. Prachtig gebouw op een heuvel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[21] Nu zijn we pas op het eigenlijke hoofdplateau; maar kijk toch eens wat een pracht! Het plateau, zo vlak en glanzend als het oppervlak van een geslepen diamant, is azuurblauw en met wondermooie rijen van veelkleurig glinsterende sterren bezet. Het heeft van deze rand tot aan het hoofdgebouw een doorsnee van nog wel honderd klafter. Waarlijk, deze pracht kan men bijna onuitsprekelijk noemen!
Hoofdstuk 19: Een nieuwe plaats. Prachtig gebouw op een heuvel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] We zijn nu deze bogengalerij voorbij. En kijk, daar is opnieuw een rondom de berg lopende trap van weer dertig treden. Daarlangs komt men op het grote plateau van de berg, waarop het eigenlijke prachtige woonhuis is gebouwd. De treden zijn eveneens van hyacintkleurige stenen gemaakt en ook weer helemaal met rood en groen stralende sterren versierd.
Hoofdstuk 19: Een nieuwe plaats. Prachtig gebouw op een heuvel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111 - 1112 - 1113 - 1114 - 1115 - 1116 - 1117 - 1118  ...