Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 1107 van 1110

...  1085 - 1086 - 1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110
[23] Ge moet niet denken, dat de duivel de godheid overwonnen had; neen, maar hij heeft de toorn Gods opgewekt, welke in eeuwigheid in het ver­borgene had gerust, en hij heeft uit de Salniter Gods een moordhol gemaakt, want, wanneer men het stro met het vuur in aanraking brengt, zo brandt het. Ook zo dringt het vuur van Gods toorn in de natuur niet door tot de binnenste hartekern, welke de Zone Gods is; nog minder reikt het tot aan de verborgen heiligheid des geestes, maar het dringt door in de zes Oergeesten ter plaatse, waar de zevende oergeest geboren wordt. Want op deze plaats is Heer Lucifer tot een schepsel geworden en zijne heerschappij ging niet verder; ware hij echter in de liefde ge­bleven, zo zou zijn ziele-geest gereikt hebben tot in het middelpunt van het Hart van God, want de liefde doordringt de gehele Godheid. Toen echter zijne liefde werd uitgedoofd, zo kon de ziele-geest niet meer reiken tot in Gods Hart en zijn voornemen werd verijdeld. Hij woedde en zwoegde in de natuur, welke is de zevende oergeest Gods. Dewijl echter de kracht van alle zeven geesten in de natuur tot uitdrukking kwam, zo werden zij ook alle zeven door de toorn aangedaan, maar slechts naar het uiterlijke. Want het hart kon de duivel niet aanraken; zo ook kon hij het innerlijkste wezen der Oergeesten niet aanraken. De heerlijkheid der zeven Oergeesten was bij het allereerste aanraken al te niet gedaan en aanstonds door de ziele-geest in bezit genomen. Op dit ogenblik heeft koning Lucifer de hel en het eeuwige verderf voor zich gereed gemaakt. Toen nu de natuur zodanig werd aangedaan en door het vuur werd aangestoken, zo veranderde het huis der vreugden in een huis der droefenis. Toen dit geschiedde, zo doofde ook het licht in de natuur uit en alles werd duister en droevig; het water werd zéér koud en dik en werd als in kluisters gevangen gehouden. Dat is de oorsprong van het element “water” op aarde. Want voor de wereld tot aanzijn was gekomen, was het water zéér dun, ijl, zoals de lucht. Toen werd daarin het “leven” geboren, hetwelk thans zo ten dode gedoemd en verdorven is. De volzalige liefde, die opging in het licht des levens, verkeerde in bitter en boos vergif, in een moordhol en een angel des doods.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[43] Ook beseft hij dan, dat hij alle uren en elke dag met hem worstelen moet, hetgeen het vernuft, de wijsheid des mensen niet begrijpen kan, zonder deze strijd te strijden. Want de vleselijke geboorte des mensen is des duivels woonhuis, waarin hij, als in een vesting, met de ziel des mensen strijd voert en haar menige stoot toebrengt. Deze vleeswording nu is niet een lichamelijk aanzijn, dat geschikt is om het woonhuis der ziel te zijn. Neen, er wordt strijd gevoerd met het licht, dat in de mens is, door de kracht van God tegen de duivel. Daaren­tegen spuwt de duivel zijn vergif uit op de zeven Oergeesten, welke de ziel doen geboren worden. Hij doet dit, teneinde haar te verderven, opdat het gehele lichaam hem ten eigendom zou worden. Zo nu de ziel haar licht en haar inzicht in het menselijk gemoed wil doen doordringen, zo moet zij een verwoede strijd voeren. De weg is smal en zij wordt door de duivel menigmaal ter aarde gestoten; zij moet echter standhouden als een ridder in de strijd. Wanneer zij nu zegeviert, zo heeft zij de duivel overwonnen. Zo de duivel evenwel zegeviert, zo wordt de ziel gevangen genomen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[45] Dit is zwaar te verstaan en kan, te midden van deze strijd eigenlik in 't geheel niet verstaan worden; al zou ik hierover vele boeken schrijven, zo zoudt ge dit toch nog niet kunnen begrijpen, tenzij dan dat uw geest dit zelf zou wedervaren en het inzicht in deze dingen in u zou geboren worden. Zonder dat kunt ge het begrijpen, noch geloven. Zo ge het echter verstaat, zo begrijpt ge ook de strijd welke de Engelen met de duivelen gevoerd hebben, want de Engelen zijn niet vleselijk, op dezelfde manier als de mensen dat zijn; evenmin is de duivel dat. Want hun lichamelijkheid openbaart zich alleen in de zeven Oergeesten, maar de geboorte der ziel in de Engelen is van dezelfde hoedanigheid als God; bij de duivelen is dit echter niet zo. Daarom moet het u hier bekend gemaakt worden dat de Engelen in de kracht en door den Geest van God gestreden hebben tegen de duivelen en hen uit het licht van God verstoten hebben en in een hel gedreven, d.w.z. in een klein gebied, een gevangenis gelijk. Daar is hun gebied thans tot aan de jongste dag. Dan zal hun een ver­blijfplaats worden aangewezen, op de plaats, waar thans de aarde is en die plaats zal de brandende hel genaamd worden, welke in de duisternis zal zijn, alwaar de bron des licht niet in zal kunnen doordringen. Lucifer wacht daarop en hoort naar deze profetie, want ge zult de ont­stoken Salniter, die ge zelf ontstoken hebt, tot uw eeuwig huis ontvangen. Maar niet in dezelfde vorm, zoals thans, neen, temidden van het vuur des toorns zullen alle dingen gescheiden worden en aan u zal het duistere, koude, ruwe, harde en bittere, tot een eeuwige woning worden gegeven. Daar zult ge een almachtige God zijn, als een gevangene, in een diepe kerker; ge zult aldaar Gods Licht niet zien, noch ooit bereiken, en de goddelijke toorn, vol bitterheid zal de grens zijn, van uw gebied, waaruit ge nimmer zult kunnen ontkomen!
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Hoewel God een eeuwige, almachtige regeerder is, die niemand weerstaan kan, zo heeft de natuur toch een wondervoile heerschappij ontvangen, welke voor de tijden des toorns niet geweest is. Want de zes Oergeesten hebben de zevende natuurgeest in deze wereld vol liefde doen geboren worden, evenals het thans in de Hemel geschiedt en geen vonk van toorn was er aanwezig. Alles is zeer licht geweest en geen ander licht was er nodig, want de oerbron van het Goddelijk Hart heeft alles verlicht en was in alles en deze was onuitblusbaar en heeft zonder ophouden geschenen; de natuur was lieflijk en schoon. Zodra echter de strijd in de natuur met de trotse duivelen een aanvang nam, zo heeft in de zevende natuurgeest, in het gebied van Lucifer, welk gebied de plaats van deze wereld is, alleen een andere gestalte en een andere werking bekomen. De uiterlijke mens begrijpt deze dingen niet; slechts door het licht, dat in het hart gebroken wordt, is het te verstaan.
Hoofdstuk 17: Over de droevige en ellendige toestand der verdorven natuur en de oorsprong der vier elementen, in de plaats van de Heilige Godsregering. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Ziet, toen Lucifer met zijn heirleger het vuur des toorns in de Goddelijke natuur ontstak, zodat God vertoornd werd, zo werd de natuur boos, koud, verhit, bitter, zuur en wrang. De geest, die voordien in de natuur vol liefde en zachtmoedigheid had gewerkt, werd vol van verschrikking, welke geest men thans het element “lucht” of “wind” noemt. Want toen de zeven Oergeesten ontstoken werden, zo brachten zij een dergelijke geest voort; zo ook werd het zoete water, hetwelk voor de tijden des toorns zeer dun was, dik en de wrange eigenschap werd zeer scherp, want zij trok zich tezamen als het zout. Want het zoute water, of het zout, het­welk thans nog in de aarde gevonden wordt, heeft zijn oorsprong uit het eerste ontsteken der wrange kwaliteit; zo zijn de stenen en ook de aarde ontstaan. Want de wrange kwaliteit deed de Salniter tezamen trekken en verdrogen; daardoor ontstond de bittere aarde; de stenen echter zijn ontstaan uit de Salniter, die zich openbaarde in de kracht van de toon, de klank. Want zoals de natuur heeft gewerkt en geworsteld, naar die mate is de materie genoemd en tezamen getrokken. Nu zou men kunnen vragen: hoe kan een Zoon, die men begrijpen kan, geboren worden uit een moeder, die men niet begrijpen kan. Dit is te vergelijken met het ontstaan der aarde en der stenen, die ook uit het onbegrepene voortgekomen zijn. Ziet, de ruimte tussen Hemel en aarde is ook niet te verstaan; onbegrepen; de eigenschappen der ver­schillende elementen doen menigmaal levende wezens vol verschrikking geboren worden, zoals sprinkhanen, vliegen en wormen. Dat geschiedt door de samentrekking der eigenschappen, en in deze samengetrokken Salniter openbaart zich dan zeer spoedig het leven. Want, wanneer de hitte de zuurheid, de wrangheid ontsteekt, openbaart zich het leven, terwijl de bittere hoedanigheid des levens oorsprong is. Op dezelfde wijze zijn ook de aarde en de stenen ontstaan.
Hoofdstuk 17: Over de droevige en ellendige toestand der verdorven natuur en de oorsprong der vier elementen, in de plaats van de Heilige Godsregering. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Nu moet ge het volgende goed verstaan: Waar de geest der hitte in het zoete water, in de liefde de voornaamste, de eerste is geweest, daar heeft de geest der wrangheid de materie tezamen getrokken, tot één ge­voegd; zo is het alleredelste erts en gesteente ontstaan. Wat echter betreft de kostelijke gesteenten, als daar zijn, karbonkel, smaragd, onyx en dergelijke, die de alleredelste zijn, zij vinden hun oor­sprong daar, waar het licht in de liefde is opgegaan. Want dit licht wordt in de zachtmoedigheid geboren en het is het hart der Oergeesten; daarom zijn deze gesteenten ook zeer lieflijk om te aanschouwen. Iemand zou kunnen vragen: Waarom toch heeft deze mens in deze wereld het goud, het zilver en de edelgesteenten boven al het andere lief en waarom gebruikt hij deze tot verweer of bescherming van zijn lichaam? Het goud, het zilver en de edelgesteenten en alle lichte ertsen vinden hun oorsprong in het licht, hetwelk vóór de tijden des toorns, in de natuur, d.w.z. in de zevende natuurgeest geschenen heeft.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] De andere geboorte in de natuur wordt geopenbaard in de zeven geesten der natuur. Deze geboorte is meer begrijpelijk en duidelijker, maar toch ook slechts voor de kinderen van dit geheimenis; de landman verstaat het niet, al zou hij het ook zien, ruiken, proeven, horen en voelen. Hij ziet het aan en weet toch niet, hoe het innerlijke van deze dingen is. Hieronder wordt verstaan het verdorven verstand zonder de geest Gods en het geldt voor de dokter evenzeer als voor de landman; beiden zijn ten opzichte van de Godheid even blind en de landman heeft menigmaal, zo hij zich door God laat leiden, meer inzicht dan de dokter. Dit nu zijn de geesten, waarin alle dingen, in de Hemel en op deze aarde, vastgeklonken liggen en waaruit de derde geest geboren is, waarin de verderfelijkheid vastligt. Deze geest echter of deze geboorte heeft zeven aanzichten, als daar zijn: wrang, zoet, bitter, warm. De vijfde Geest is de Liefde, die ontstaat door het licht des levens, welke de zinnelijkheid, de lichamelijkheid en het verstand voortbrengt. De zevende geest is de klank; de toon, die het geluid en de vreugde voortbrengt en hij is de opborre­lende bron van alle geesten. In deze zesde geest openbaart zich de geest des levens, de wil of het verstand en de gedachten van alle schepselen, ook alle kunsten en veranderingen, vormen en beeltenissen. De zevende geest is de natuur, waarin het lichamelijke van alle zes andere geesten gestalte vindt, want de zes andere brengen de zevende voort. In deze geest openbaart zich het stoffelijke, het lichamelijke wezen van Engelen, duivelen en mensen. Te midden der zes andere geesten wordt het licht ook geboren, hetwelk het hart van God is.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[14] Nu moet ge echter niet denken dat daarom uit de ganse natuur of de plaats dezer wereld, een bittere toorn Gods ontstaan is. Neen, dit is het doel. De toorn begrijpt niet de innerlijke geboorte in de natuur, want de liefde Gods is nog in de gehele ruimte dezer wereld verborgen; zo ook is het huis, waarin Heer Lucifer zijn verblijfplaats heeft, nog niet geheel en al verloren, want er is in alle dingen dezer wereld liefde en toorn in elkander verweven en deze beide worstelen steeds met elkander. Maar de duivelen kunnen het worstelen van het Licht niet verstaan, maar slechts het worstelen van de toorn. Daarin zijn zij scherprechters en zij leggen beslag op het recht, hetwelk over alle goddeloze mensen door Gods toorn gesproken wordt. Geen mens mag zeggen, dat hij in het vuur des toorns, waarin de vergeving plaats vond, geboren is met de vooropgezette bedoeling van God, dat dit zo gebeuren zou. Neen; want de verdorven aarde staat niet temidden van het vuur des toorns van God.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Maar de Salniter, die verborgen is in de boze dieren zal, vol van de toorn Gods, eeuwig boze en verderfelijke vrucht voortbrengen. Want wanneer de aarde aangestoken wordt, zo brandt het vuur des toorns, maar het licht schijnt in de liefde. Dan zal er scheiding komen tussen deze beiden en zij zullen elkander niet meer kunnen verstaan. In deze tijd echter heeft alles een tweevoudige bron. Wat ge hier in de geest zaait, zij het met gedachten, woorden of werken, dat zult ge ook hebben en dat zal uw woning voor immer zijn. Zo kunt ge hieruit ook opmaken, waaruit de aarde en de stenen voortgekomen zijn. Zo echter deze zelfde Salniter in het ganse gebied van deze wereld zou zijn ge­bleven, zo zou alles geweest zijn als een donker dal, want het Licht zou mede, in de derde geboorte, gevangen zijn gehouden. Het Licht van het Goddelijk Hart is niet gevangen gehouden in de innerlijke geboorte, maar het uiterlijke licht. Dewijl echter de gehele ruimte, het gehele gebied, wegens de verdorven Salniter der aarde en de stenen zeer donker was, zo kon de godheid dit niet verdragen, maar hij voegde aarde en stenen tot een klomp tezamen. Daarover schrijft Mozes in 1 Gen. 1 : 1 : In den beginne schiep God Hemel en aarde. Deze woorden moet men goed beschouwen en overdenken, wat zij te betekenen hebben. Het woord am = in, wordt in het hart geboren en vindt zijn weg, tot het de lippen bereikt. Daar wordt het gevangen ge­houden en gaat, vol klank, terug naar de plaats van uitgang. Dat wil zeggen, dat het geluid, de klank is voortgekomen uit het Goddelijk Hart en het gehele gebied dezer wereld heeft omvat. Toen het echter boos bevonden werd, is het wederom teruggekeerd naar zijn plaats van uit­gang.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] De lettergreep mel opent de lippen weer en bevindt zich midden op de tong en de geest treedt aan beide zijden der tong naar buiten. Dat be­duidt, dat de innerlijke geboorte een geheimenis is voor de uiterlijke, natuurlijke geboorte door de vreselijke zonden en dat de innerlijke geboorte dus ook evenmin door de uiterlijke begrepen kan worden. Wijl dit woord echter een woord is met twee lettergrepen en de tweede lettergreep: mel, de mond weer opent, zo wil dat zeggen, dat de poorten der goddelijkheid wederom geopend zijn geworden. Dat later de tweede lettergreep: mel, op de tong gevormd, door het geHemelte wederom wordt vastgehouden, betekent, dat God aan dit verdorven koninkrijk weder een koning of grootvorst wil geven, die de innerlijkheid, het eigen wezen der Godheid wederom zal openbaren en daardoor de Heilige Geest van beide zijden, d.w.z. uit de innerlijke diepte des Vaders en des Zoons in deze wereld wil uitzenden, opdat deze wereld door de nieuwe koning als nieuw geboren zal zijn.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[32] Het woord sprak wordt gevormd tussen de tanden; deze sluiten zich op elkander en de geest verlaat de mond tussen de tanden”door. De tong wordt in het midden omgebogen en van voren spitst zij zich, alsof zij fluisterde, wat er voor geluid is en alsof zij vreesde daar­voor. Wanneer echter de geest het woord vormt, zo doet hij de mond dichtgaan en vormt het verdere gedeelte van het woord aan de achter­zijde van het verHemelte boven de tong, temidden der bittere en wrange kwaliteit. Dan schrikt de tong en legt zich neer tegen de onderkant van de mond. Daarna verlaat de geest, vanuit het hart, sterk en machtig als een koning de mond en vervult de gehele mond en ook buiten de mond blijft zijn invloed nog gelden. Hij maakt een lange lettergreep als een geest, die de toorn heeft gestild. Hij blijft dan op de plaats waar hij geboren is en laat de geest der zachtmoedigheid naar buiten treden vanuit het hart. Dan blijft hij doorklinken en helpt het woord vormen, terwijl hij steeds op de zelfde plaats blijft, als een gevangene, die vol van verschrikking is.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] Ziet, mensenkind, welk een Hemelpoort, hellepoort, aardepoort, ja een poort tot de Godheid zelf, de geest voor u opensluit. Ge moet u niet voorstellen, dat God te dien tijde op menselijke wijze gesproken heeft; dat het slechts een onmachtig, menselijk spreken geweest is. Het menselijke woord heeft wel dezelfde vorming, verhoudingen, kwaliteit en be­kwaamheid. Maar de mens verstaat het niet immer. Dit verstand echter is edel en kostbaar, want het is geboren uit het inzicht, dat ge­openbaard is door den Heiligen Geest. Gods Woord echter, dat Hij toenmaals met kracht gesproken heeft, heeft Hemel en aarde en aller Hemelen Hemel, ja de ganse godheid omvat. Allereerst wordt het ge­vormd tussen de gesloten tanden en het geeft een sissend geluid, het­geen betekent, dat de Heilige Geest bij de aanvang der schepping door de harde, gesloten muur der geboorten, gevaren is. Want er staat ge­schreven: “En duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.” De afgrond, de diepte of ruimte stelt voor de innerlijke geboorte en de duisternis beduidt de uiterlijke, verdorven geboorte; het water beduidt de zachtmoedigheid des geestes.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[46] Hier hebt ge nu een korte en waarachtige inleiding van liet “Woord”, hetgeen God heeft gesproken, volgens het inzicht des Geestes juist be­schreven en naar de mate van mijn gaven medegedeeld. Nu is de vraag: Wat heeft God gesproken? Hij sprak: “Er zij licht en er was licht.” Het licht is uit de innerlijke geboorte naar buiten getreden en heeft de uiterlijke geboorte lichtend gemaakt. Daardoor heeft de uiterlijke geboorte een natuurlik, eigen licht gekregen. Ge moet niet denken, dat het licht der zon en der natuur hetzelfde is als het Hart Gods, dat in het verborgene, licht uitstraalt. Neen, ge zult het licht der natuur niet aanbidden, want het is niet het Hart Gods, maar een licht, hetwelk ont­staat door de vetheid van het zoete water en door de werking der andere geesten in de derde geboorte en daaraan zijn kracht ontleent. Deze derde geboorte noemt men niet “God”, hoewel zij in God en uit God is. Toch is het licht der natuur een werktuig Gods. En God is ook niet van de natuur gescheiden, neen, zij beiden zijn als één lichaam en één ziel. De natuur is het lichaam; het Goddelijk Hart is de Ziel. Nu zou iemand kunnen vragen: welk licht is het dan geweest, dat ont­stoken werd? Zijn het de zon en de sterren geweest? Neen, de zon en de sterren zijn eerst uit datzelfde licht geschapen geworden op de vierde dag. Het is een licht, dat opgegaan is in de zeven geesten der natuur, het heeft geen eigen verblijfplaats gehad, maar het heeft overal geschenen, maar niet zo helder als de zon, maar zoals het blauw des Hemels, en van een lichtsterkte, overeenkomstig de hoedanigheid der Oergeesten, totdat hierna de eigenlijke schepping en ontsteking van het vuur, in het water in de geest der wrangheid, der zuurheid, met de zon gevolgd is.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] De ware Hemel, welke onze menselijke, eigen Hemel is, waar de ziel henen vaart, wanneer zij afscheid neemt van het lichaam en waar Christus onze Koning heengegaan is en vanwaar hij ook, van Zijnen Vader, gekomen is en geboren en als een mens in de maagd Maria tot vlees is geworden, deze Hemel is de kinderen der mensen verborgen geweest en de mensen hebben hierover allerlei meningen gehad. Ook de geleerden hebben hier­over veel geschreven en hebben elkander hevig bestreden. Hierdoor werd de Heilige Naam Gods schande aangedaan; Zijn leden werden verwond; Zijn Tempel verstoord en de heilige Hemel is door deze laster en vijand­schap ontheiligd geworden. De mensen hebben ten allen tijde en allerwege gemeend, dat de Hemel vele honderden of duizenden mijlen van deze aarde verwijderd is en dat alleen God in de Hemel woont; ook hebben vele natuurkundigen het gewaagd, de afstand te meten en zij hebben zeld­zame dingen geopenbaard. Zelfs heb ik het zelf, vanwege mijn inzicht en hetgeen aan mij werd geopenbaard, er voor gehouden, dat dit alleen de ware Hemel zou zijn, welke zich met een ronde boog, lichtblauw uit­strekt hoog boven de sterren, in de mening, dat God alleen daar woont en in deze wereld slechts regeert door de kracht van Zijn Heiligen Geest. Dewijl ik echter door deze opvattingen menig schok heb gehad, zonder twijfel door dien Geest, die daarin behagen had, zo ben ik eindelik in een grote zwaarmoedigheid en treurigheid geraakt, toen ik de gewel­dige ruimte dezer wereld, de zon en de sterren, de wolken, de regen en de sneeuw aanschouwde, en in mijn geest de gehele schepping dezer wereld overdacht. Toen vond ik in alle dingen het goed en het kwaad; liefde en haat in de redeloze schepselen zowel als in de mensen, ja zelfs in de aarde, de elementen, in hout en in stenen. Daarna overdacht ik de kleine menselijke levensvonk. Wat betekende zij ten opzichte van de grote werken van God, die werken, die betreffen het scheppen van de Hemel en van de aarde.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Ge moet ook niet denken, dat de Godheid een Wezen is, dat slechts in de Hemel boven ons troont. En dat onze ziel, wanneer zij afscheid neemt van het lichaam, naar die Hemel boven ons afreist en zodoende een reis van vele honderdduizend mijlen moet afleggen. Dat is in 't geheel niet nodig, want de ziel wordt tegelijkertijd geplaatst temidden van die innerlijke geboorte, d.w.z. zij is in de Hemel bij God, en zij is als 't ware in God en bij alle heilige Engelen en kan zich nu eens boven, dan weer be­neden ophouden; door niets wordt zij vastgehouden. Want in de innerlijke geboorte, in de Hemel, is de Godheid, naar welk aanzicht ook, als één Lichaam, één open poort. De heilige Engelen wandelen zowel in de innerlijke geboorte bij onzen koning Jezus Christus als in hun eigen gebied. En waar zou de ziel des mensen dan liever vertoeven, dan bij haar Koning en Verlosser, Jezus Christus. Want God is nabij en verre als één en het­zelfde. Overal is de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De poort der Godheid is in de Hemel niet anders dan in deze wereld. Waar zou grotere vreugde kunnen zijn, dan op de plaats, waar elke stond schone, lieflijke, nieuwgeboren kinderen en Engelen tot Christus gaan, die door de dood het leven hebben verkregen! Deze zullen ontwijfel­baar kunnen spreken van veel strijd, die zij hebben moeten strijden. En waar zou grotere vreugde zijn, dan waar temidden van de dood ononder­broken het leven zich baan breekt! Geeft niet iedere nieuwe ziel blijd­schap? Er is dan louter vreugdevolle tegemoetkoming en verwelkoming. Denkt ge, dat, wanneer de ziel der kinderen opvaart naar hun ouders, die hen uit hun lichaam hebben doen geboren worden, dat er dan geen Hemel zou zijn?
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1085 - 1086 - 1087 - 1088 - 1089 - 1090 - 1091 - 1092 - 1093 - 1094 - 1095 - 1096 - 1097 - 1098 - 1099 - 1100 - 1101 - 1102 - 1103 - 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110