17481 resultaten - Pagina 1116 van 1166
... 1104 - 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111 - 1112 - 1113 - 1114 - 1115 - 1116 - 1117 - 1118 - 1119 - 1120 - 1121 - 1122 - 1123 - 1124 - 1125 - 1126 - 1127 - 1128 - 1129 ...
[12] Gella valt meteen ook aan Mijn borst en is vol zaligheid.Hoofdstuk 123: Het geestelijk ontwaken van de andere Chinezen en de monniken - De jaloerse nonnen en hun vernedering - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Zo is het ook hier en wel in het bijzonder met deze vrouwen het geval. Ze hebben heel veel liefde, zoals een edele vruchtboom heel veel edel sap bevat. Probeer echter de slechte woekering uit hun hart te verwijderen door liefde en jullie zullen bij hen wonderen van de meest vruchtbare liefde oogsten. Ga er daarom naar toe en doe, zoals ik jullie nu heb aangeraden, dan zullen jullie voor Mijn hart een goed werk tot stand brengen.'
Hoofdstuk 124: Wenken tot genezing van de ziel - Geestelijke natuurgeneesmethode - Crisis bij de Chinese geesten - Over het wezen van jaloezie - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Nu heeft echter de Heer van alle huisheren mij het recht toebedeeld, ook als gast het recht van de liefde te beoefenen. Daarom wil en zal ik mij nu volledig inspannen om jullie recht te doen en alles goedmaken in naam van de Heer, wat jullie nu bedrukt en jullie hart heeft beledigd. Zijn jullie, mijn lieve zusters, daarmee allemaal tevreden?'
Hoofdstuk 125: Borem en de nonnen, die ziek van hart zijn - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] BOREM zegt: 'Ja, mijn zeer geliefde zusters, jullie verlangen is terecht. Heb slechts een klein beetje geduld en jullie hart zal al gauw overvloedig worden verzadigd. - Jullie weten immers, dat een goede arts eerst de zieken geneest en dan pas bij de gezonden een bezoek aflegt.
Hoofdstuk 125: Borem en de nonnen, die ziek van hart zijn - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] IK zeg: 'Zo, zo, Mijn lieve broeder Martinus; deze woorden bevallen Mij al veel beter dan je eerdere vragen.
Hoofdstuk 127: Bij de gesloten zonnedeur - De verhouding van licht tot werkzaamheid - Gedragswenken voor de sfeer van de wijsheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] IK zeg: 'Mijn geliefde zoon, Ik zeg je: Maak je over alles maar zorgen, alleen daarover nooit! Want waar de kinderen zijn, daar is ook de Vader - en waar de Vader is, daar zijn ook de kinderen! Maar je weet dat Mijn familie groot is en nog groter de kudde van al Mijn schapen. Deze zullen wij dan allemaal in één huis brengen en er zal dan één kudde zijn en één herder! Maar daartoe zal er nog veel gedaan moeten worden.
Hoofdstuk 127: Bij de gesloten zonnedeur - De verhouding van licht tot werkzaamheid - Gedragswenken voor de sfeer van de wijsheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] MARTINUS zegt: 'O Heer, U doorziet mijn hart als een waterdruppel. Ik ervaar in mij nu niets anders meer dan de warmste liefde tot U, oneindige, goede, heilige Vader! U weet, dat bij mij het werk, dat overeenkomt met mijn krachten, boven alles welkom is; daarom zal een nog hogere graad van licht ook bij mij zeker goed van pas komen. Want U weet, dat het mij aan de wil om het goede te doen, nog nooit heeft ontbroken, maar meestal wel aan het licht, dat wil zeggen aan de juiste wijsheid daartoe. Daarom denk ik dat de volledige wederopenstelling van deze tempel voor mij juist van groot nut zal zijn. Alhoewel ik wat mij betreft alleen in U de eigenlijke Zon van alle zonnen en het Licht van alle licht zie en het nu ook in alle volheid bezit, zodat ik ook voor eeuwig elk ander licht kan ontberen.'
Hoofdstuk 127: Bij de gesloten zonnedeur - De verhouding van licht tot werkzaamheid - Gedragswenken voor de sfeer van de wijsheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Het is wel waar, dat Ik de Zon van alle zonnen ben, het Licht van alle licht. Wie Mij heeft, die wandelt en handelt op klaarlichte dag. Maar omdat toch elk mens uit Mij nu een eigen en vrij wezen is, heeft hij ook zijn eigen licht. Dit moet even vrij in hem schijnen als de zon vrijelijk schijnt in de grote ruimtehal van haar planeten, even vrij als bij elk mens de ogen stralen en zo vrij als elk mensenhart steeds nieuwe gedachten naar boven stuwt. Daaruit komen dan vrije ideeën naar voren, daaruit de kennis van zichzelf en daaruit de grote erkenning van Mijn Godswezen, van Mijn liefde en wijsheid. Daarom wordt voor deze gasten nu ook deze deur geopend, opdat zij zichzelf kennen en dan pas Mij in alle waarheid. Zullen wij dan nu ook maar deze deur openmaken?'
Hoofdstuk 127: Bij de gesloten zonnedeur - De verhouding van licht tot werkzaamheid - Gedragswenken voor de sfeer van de wijsheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] Nu echter nog iets, Mijn geliefde Martinus. Zie, wij zullen deze keer de grote zonnevelden veel intensiever en verder betreden dan de eerste keer. Je zult daar vrouwelijke wezens van nooit vermoede schoonheid met de grootste bekoorlijkheid, liefde en onbeschrijflijke tederheid ontmoeten, evenals ook mannen. Je moet ze echter steeds met echte, hemelse ernst behandelen. Als je spreekt, spreek dan weinig en wijs; daardoor zul je ze het beste voor je winnen. Liefhebben moet je hen zeker niet openlijk, zodat ze het niet merken, dan zul je veilig en zeker onder hen wandelen.
Hoofdstuk 127: Bij de gesloten zonnedeur - De verhouding van licht tot werkzaamheid - Gedragswenken voor de sfeer van de wijsheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] Want op deze grote wereld van het licht staat de wijsheid bovenaan. Hier binnen verbergt de liefde zich, net zoals in het licht van de zon de warmte geheel onzichtbaar aanwezig is en alleen maar tot uitdrukking komt in de talloos veelsoortige, opbouwende uitwerkingen. In de zon moet je daarom alleen maar schijnen, zoals je ook Mij zult zien schijnen. Als je deze regel aldus getrouw nakomt, zul je bij deze eerste grote expeditie veel zaligheid genieten. En ga er nu naar toe en open de deur in Mijn naam. Zo zij het!'
Hoofdstuk 127: Bij de gesloten zonnedeur - De verhouding van licht tot werkzaamheid - Gedragswenken voor de sfeer van de wijsheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Als nu allen buiten zijn, volg ook Ik met Chanchah en Gella, die door dit felle licht aanvankelijk ook aarzelen. Maar aan Mijn zijde vergaat hun vrees en ze betreden nu heel behaaglijk deze nieuwe lichtvelden.
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Nu bevinden zich allen op de lichtende grond van de zon en dat niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk. Want alle geesten uit Mijn hoogste hemel zien ook van elk natuurlijk lichaam hoe het er uit- en inwendig uitziet. Omdat ze bij Mij zijn, zien ze door Mij alles, wat in de geestenwereld en in de stoffelijke wereld is precies zoals Ik het zie.
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] (MARTINUS:) 'O Heer, o Vader, naar mijn gevoel zijn wij nu volgens aardse maatstaf wel meer dan 1000 mijlen van mijn huis verwijderd en hebben behalve enkele struiken nog niets te zien gekregen. Hoe ver en hoe lang zullen wij nog moeten wandelen, voor we een bepaald doel hebben bereikt?
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] IK zeg: 'Mijn zoon Martinus, ga nu maar geduldig en onverdroten verder op de grond van het licht; dan zal het doel van onze pelgrimstocht wel komen. Weet je dan niet dat de zon miljoenen malen groter is dan de aarde? Als er al groot geduld en veel zelfverloochening voor nodig is om op aarde grote reizen te maken, dan is hier op de zon, waarvan de grond veel en veel uitgestrekter is, toch zeker heel wat meer geduld nodig, om zulke verre velden te bereizen. Ga jij daarom maar weer als gids voorop: wij zullen je allemaal met gelijke pas volgen.
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Ik kan hier echter niet vooraan lopen, om ten eerste niemand van jullie allen in zijn vrijheid te storen. En ten tweede, omdat als Ik voorop liep en de bewoners van deze lichtwereld zouden ons tegemoet komen, dan zouden zij Mijn wezen met hun zeer heldere geest maar al te snel herkennen, maar daarbij dadelijk wegkwijnen vanwege een te grote hoogachting voor Mij. Maar als Ik helemaal als laatste achter jullie aanloop, dan geeft dat niet. Want bij deze zonnebewoners is het eerste altijd het beste. Maar wat zich helemaal achteraan bevindt, dat zien zij nauwelijks of helemaal niet. En daarom ben Ik achteraan het best op Mijn plaats!
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus