17481 resultaten - Pagina 1117 van 1166
... 1105 - 1106 - 1107 - 1108 - 1109 - 1110 - 1111 - 1112 - 1113 - 1114 - 1115 - 1116 - 1117 - 1118 - 1119 - 1120 - 1121 - 1122 - 1123 - 1124 - 1125 - 1126 - 1127 - 1128 - 1129 - 1130 ...
[7] MARTINUS zegt: 'Luister, mijn beste broeder, jouw verhaal is weliswaar heel aantrekkelijk, maar ik heb niet zo'n zin om al gauw met deze lichtwereldbewoners samen te komen, als deze wezens zulke vreemde snuiters zijn. Ik weet al dat ze oneindig mooi zijn, omdat ik al eens een keer het geluk had er vanuit mijn huis enkelen te zien. Maar dat er achter hun schoonheid zekere wijsheidskneepjes schuilen, dat wist ik nog niet met zekerheid.Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Je weet, dat de Heer mij de grote gave van de diepste wijsheid heeft verleend. Hij heeft mij een zeer diepgaande openbaring gegeven en daarmee nu ook de volkeren van alle zonnen en heeft eonen zeer wijze geesten onder mij gesteld, die echter toch allemaal uit mijn overvloed putten. En zie, zelfs mij hebben vooral de bewoners van deze zon danig in verlegenheid gebracht! Als op zulke momenten de Heer me niet te hulp zou zijn gekomen, dan had ik smadelijk kunnen vertrekken!
Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] JOHANNES zegt: 'Luister eens, vriend en broeder Martinus, jij was bij mijn weten op aarde een grote vriend van Maria en ook van Jozef en andere heiligen. Hoe komt het dan, dat je je hier helemaal niet om hen lijkt te bekommeren? Ook om je familie, vader, moeder, broers en zusters, die al vóór jou hier naar toe kwamen en om nog een heleboel andere familieleden en vrienden bekommer je je niet! Zeg me eens, hoe dat komt?
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] MARTINUS zegt: 'Liefste vriend en broeder, de os vreet hooi en stro en een ezel is al met het slechtste voedsel tevreden; maar ik was op aarde eerst een ezel en daarna een os. Wat was dientengevolge mijn voedsel? Zie, eerst wat miserabel hooi en gras en daarna iets beter stro en hooi. Vraag: Kan men bij een dergelijke kost voor de geest, wel geestelijk vet worden?!
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Wat zijn Maria en Jozef, wat alle zogenaamde heiligen, wat mijn aardse ouders, broers en zusters en alle andere vrienden vergeleken met de Heer! Als ik Hem heb, wat taal ik dan naar 1000 Maria' s en Jozefs, naar 1000 ouders, 10000 broers en zusters en naar allerlei ontelbare vrienden? De Heer zorgt voor hen allen, zoals Hij voor mij heeft gezorgd; en wat is er dan nog meer nodig? Ik denk dat iedere echte hemelburger zal denken zoals ik. Maar als hij anders denkt, dan moet hij noodzakelijkerwijs nog volmaakter zijn dan de Heer Zelf.
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] JOHANNES zegt: 'Absoluut, je hebt wat mij betreft helemaal vanuit het diepst van mijn hart gesproken. Zo is het, zo moet het ook zijn en het kan eeuwig nooit anders zijn! Maar als jij Maria en Jozef en nog andere gedenkwaardige personen zou tegenkomen, zou je daar dan niet een bijzondere vreugde aan beleven?'
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Zie, terwijl ik hier met je spreek, ben ik niet alleen op deze, maar op een ontelbaar aantal zonnen en planeten en handel daar evenals hier in de naam van de Heer en voer met al mijn krachten Zijn heilige wil uit. En wat ik doe, dat doet des te meer de Heer Zelf en Petrus en alle volmaakte hemelburgers. Heb je dat door, vriend, en begrijp je het?'
Hoofdstuk 132: Over het alomtegenwoordig zijn en het overal tegelijkertijd werkzaam zijn van de volmaakte hemel burgers - Martinus' bedenkingen en de weerlegging daarvan door Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] MARTINUS zegt: 'Mijn geliefde broeder, ik moet je openhartig bekennen, dat mij dat een beetje te ver gaat. Jouw uitleg lijkt wel hemelse opschepperij! Vriend, als uit jou, aanvankelijk maar één Johannes in de aardse tijd van bijna 2000 jaar niet minstens tien miljoen dezelfde Johannesen zijn voortgekomen, is dat een absolute onmogelijkheid in alle hemelen en werelden!
Hoofdstuk 132: Over het alomtegenwoordig zijn en het overal tegelijkertijd werkzaam zijn van de volmaakte hemel burgers - Martinus' bedenkingen en de weerlegging daarvan door Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Ja, nu zie ik voor de eerste keer duidelijk in, dat al mijn wijsheid totaal niets voorstelt, een vage, lege cirkel met vele oneffenheden, waarin het centrum ontbreekt. O Heer, wanneer zal ik begrijpen, wat U bent?'
Hoofdstuk 133: Martinus' gedachten over de alomtegenwoordigheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] 'Zal ik na het afleggen van mijn lichaam deze prachtige aarde met haar rivieren, meren, zeeën, bergen, dalen en al haar andere, duizenden wonderbaarlijke heerlijkheden ooit weer kunnen zien? Zal ik alle nieuwe verschijnselen met betrekking tot de geschiedenis van wat er komt en gaat meemaken? Zal ik daar misschien zelfs een of andere werkzame invloed op kunnen uitoefenen?'
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] CHOREL zegt: 'O broeder, absoluut niet! Voor ik nu deze meer dan hemelse velden zou willen verlaten en het heilige gezelschap van de Heer, die zo oneindig goed, lief, mild en zachtmoedig is, zou ik nog eerder triljoen aarden voor eeuwig opgeven! Ik ben er al mee tevreden, dat ik de aarde zou kunnen zien, als ik dat ooit zou willen. Om ook werkelijk gebruik te maken van deze mogelijkheid, dat zal me verder weinig interesseren. Ik dank jou, liefste broeder, met mijn hele hart, dat je mij hierover zo fijn opheldering hebt gegeven; de Heer zal je deze goedheid vergelden!'
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] JOHANNES zegt: 'Broeder, alle dank, alle lof, alle beloning en alle eer komen alleen de Heer toe! Ga nu weer naar Borem; want ik moet nu Martinus weer onder mijn hoede nemen, omdat we nu dadelijk het dal en zijn mooie bewoners zullen bereiken.'
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] (MARTINUS:) 'Zo te zien, zijn we nu eindelijk zo ongeveer ter plekke. O mijn lieve broeders, dat ziet er oneindig schitterend uit! Werkelijk, de enorme pracht en lieflijke schoonheid van deze omgeving beneemt me bijna de adem.
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Ik ben buitengewoon nieuwsgierig naar het wijsheidsgevecht, dat ik met jullie zal voeren. O, dat zal vast heel leuk worden! Ik voel nu al, hoe de moed in mijn schoenen zinkt.
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Als deze mensen ook maar enigszins goede ogen hebben, dan moeten ze al van verre aan mij zien, wat een oerdomme, aardse kerel hun tegemoet komt. O, die zullen een zeldzame vreugde aan mij en mijn wijsheid beleven. O, o, de ontzaglijke wijsheid straalt al uit hun ogen - en bij mij daarentegen een nog grotere portie van de zeldzaamste domheid. Dat zal een heerlijke confrontatie worden!
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus