17481 resultaten - Pagina 113 van 1166
... 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 ...
[14] Ik ben echt wel iemand die diep meeleeft en ik ben bijzonder goedmoedig en mijn fijngevoeligheid maakt dat ik geen vlieg kan doodslaan ; en geen worm kan plattrappen; maar u zou ik zelf zonder angst de kop af kunnen slaan. Ik geef de overste dan ook groot gelijk, dat hij u tot de galg (heeft dezelfde betekenis als kruis) heeft veroordeeld.'Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Toen zei de overste: 'Als Jezus, de Meester, een goed woordje voor jullie doet, wil ik mijn woorden wel terugnemen; als Hij echter zwijgt, dan sterven jullie beslist vandaag nog! Want van wat jullie zeggen geloof ik geen steek, omdat je in je hart heel andere dingen denkt dan je met je mond uitspreekt!'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Dat beloofden ze Mij, en de overste zei: 'Omdat Hij jullie vrede gaf, geef ik het jullie ook en neem voor dit moment mijn oordeel terug; maar wee jullie, als ik ook maar het minste van jullie merk!'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ze haasten zich nu allen naar buiten naar Mij toe, en de kleuters zijn de eersten die aan Mijn voeten neervallen en deze met hun onschuldige zuivere tranen van dankbaarheid en vreugde nat maken!
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] De Farizeeën putten zich uit in dankbetuigingen tegenover Mij en de overste, gingen toen zo snel mogelijk naar huis en zwegen zorgvuldig; want ze waren allemaal erg bang voor Cornelius. Maar in hun harten broedden ze des te meer op plannen om Mij te vernietigen en zich op de overste te wreken, maar ze moesten, omdat er zich geen gelegenheid Voordeed, net doen alsof er geen vuiltje aan de lucht was; want anders waren ze hun leven niet zeker. Dat was voor Mijn bezigheden echter wel prettig; want nu kon Ik geruime tijd, bijna tot in de late herfst, in de steden en marktplaatsen van heel Galiléa het evangelie van het Rijk van God ongestoord verkondigen en daarnaast allerlei besmettelijke ziekten en aandoeningen van het volk genezen. (Matth. 9:35)
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Dan zegt de oude man, die ook tot deze familie behoorde en bij wie altijd het hele dorp zich verzamelde om naar zijn wijze woorden te luisteren, want hij kende de Schrift zeer goed: 'Mijn kinderen, vrienden en broeders! Er staat toch in de Schrift: 'Uit de mond van kinderen en onmondigen verzamel Ik Mijn lofuitingen!' En zie, dat gebeurt hier in ons bijzijn! Onze lieve Vader heeft in Zijn grote barmhartigheid aan ons gedacht en heeft dit voor ons gedaan! Hem zij daarom al onze liefde en alle lof uit de monden van onze zuigelingen! Want de lof uit ónze monden is niet zuiver genoeg om welgevallig te zijn aan de Allerheiligste; daarom heeft Hij Zelf al de mond van onze zuigelingen geheiligd. Maar nu gaan we naar buiten naar de jonge man, die zei dat we naar binnen moesten gaan, en beslist wel wist, wat God voor ons heeft gedaan! Hij moet een groot profeet zijn, -misschien zelfs Elia, die nog eenmaal vóór de verwachte en al sinds lang beloofde Messias zal komen!'
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De oude begint te huilen; maar het kleintje legt zijn hoofdje tegen Mijn borst, begint deze te kussen en te strelen en zegt na een poosje: ' Ja, ja, ik hoor het; hier in deze borst klopt het echte goede Vaderhart! Kon ik dat ook maar kussen!' Maar de oude zegt: 'Kindje toch, wees niet zo ondeugend!'
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Heb Ik in Sichar niet hetzelfde gedaan en heb Ik een paar dagen geleden Mijn huis net als het huis van Mijn leerling Matthéus niet ook zo verzorgd? Dat wilden jullie ook allemaal opschrijven en dat liet Ik niet doen, omdat Ik daar een heel grondige reden voor heb. Waarom moet dan deze identieke daad opeens wel opgeschreven worden? Praat er maar niet meer over! Ik alleen weet het best wat nodig is voor de wereld en daarom zal Ik je wel zeggen, wat en wanneer jullie over een nieuwe gebeurtenis moeten schrijven! En broeder Johannes, jij bent nog lang niet aan de beurt.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Daarop gaf Ik het hierna volgende uitgebreide antwoord, dat de twaalf uitgekozenen niet zo erg beviel; en zij voerden die opdracht pas na Mijn hemelvaart ten volle uit.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Voordat Ik echter vertelover de uitgebreide opdracht aan de twaalf, moet Ik voor een juister begrip van het geheel vermelden, dat de evangeliën, ook die van Matthéus en Johannes, zoals ze in deze tijd in de verschillende talen te lezen zijn, slechts uittreksels zijn van het oorspronkelijk evangelie. en daarom ook in de verste verte niet alles bevatten wat Matthéus en Johannes hebben opgeschreven. Toch is er hier en daar door degene die het geschrevene later verzameld en overgeschreven heeft, iets toegevoegd wat duidelijk pas later bijgevoegd kon worden. Een voorbeeld hiervan is hier in het tiende hoofdstuk van Matthéus bij vers vier te vinden, waar bij de twaalfde apostel, Judas Iskariot, staat: 'die Hem later verried'. Matthéus, die zijn evangelie in Mijn bijzijn schreef, wist daar op het moment van de apostelkeuze nog niets van en kon daarom zo'n bijzin ook niet toevoegen; dat heeft in later tijden een overschrijver gedaan.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Net als al eerder zullen in het verdere verloop nog hier en daar verklarende stukken tussengevoegd worden. wat des te noodzakelijker is omdat door het overschrijven menig belangrijk punt niet geheel juist is overgeschreven en menige zaak die de kopiist niet authentiek toe leek. ook wel helemaal werd weggelaten. Want er is toentertijd veel opgeschreven, deels door ooggetuigen, deels van horen zeggen, en voor de eerlijke kopiist was het daardoor een heel moeilijke taak om in alle gevallen volledig waarheidsgetrouw te blijven.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Zo is dat ook het geval bij de afschriften van Mijn woorden. Hoe verschillend ze er ook van buiten uitzien, ze zijn van binnen toch met één en dezelfde geest vervuld, en meer is niet nodig!
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen Ik de twaalf leerlingen uitkoos tot Mijn boodschappers en voorlopers, en hen door het opleggen van Mijn handen veelsoortige macht gaf en ook beknopt opdracht gaf hoe ze moesten handelen, vroegen alle twaalf zeer nadrukkelijk om een complete instructie over wat ze zouden moeten doen, waarover en hoe ze zouden moeten spreken en leren, hoe hun gedrag moest zijn, en wat hen zoal te wachten zou staan. Want hun vrees voor de vele Farizeeën en schriftgeleerden was niet gering.
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Bij de eerste zendingstocht zullen jullie weliswaar niet alles meemaken wat Ik je nu ga zeggen; maar nadat Ik in levende lijve van deze aarde naar Mijn hemelen opgevaren zal zijn om eeuwige woningen voor jullie klaar te maken in het huis van de Vader, zullen jullie alles meemaken wat Ik je nu als één geheel voor nu en voor de hele toekomst zal openbaren. Let daarom goed op en begrijp, wat voor nu en wat voor later bedoeld is!
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Wat Ik echter tegen jullie zeggen zal, geldt ook in meer of mindere mate voor degenen, die in Mijn naam volledig in jullie voetstappen treden. Schrijver Matthéus moet net als op de Garizim alles woordelijk opschrijven wat Ik thans zal spreken; want dit moet voor de wereld bewaard blijven, omdat het een krachtig getuigenis tegen haar zal zijn!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)