Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 113 van 278

...  101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126  ...
[9] Daarom probeerden ze ook met behulp van valse profeten, waarvan jullie nog een treurig overblijfsel zijn, het volk te misleiden en het blind te maken voor de ene en ware God. En daardoor kan het uit zichzelf, zonder. door God daartoe geroepen mensen, de juiste weg tot God niet meer vinden, maar leeft het verder in zijn gewoon geworden afgoderij en probeert het van zijn koning of diens gunstelingen door allerlei middelen, - ook al zijn die op zichzelf nog zo slecht -, alleen maar aardse voordelen te verkrijgen. Komt er dan, door God geroepen, een echte profeet, dan wordt die niet alleen niet als zodanig herkend, maar ook nog als godslasteraar vervolgd en vaak gedood, zoals dat bij jullie al heel vaak het geval is geweest.
Hoofdstuk 203: De toekomst van Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer) : 'Toen wees Jozef met zijn hand naar Mij, die enkele passen van hem vandaan in de werkplaats een luik aan het doorzagen was, en hij zei: 'Daar in de werkplaats zie je hem aan het werk! Het is wel merkwaardig: Vanaf dat hij een kind was tot aan zijn twaalfde levensjaar waren ik. en zijn moeder, die nu in de keuken bezig is, er werkelijk geheel van overtuigd dat hij de ons beloofde Messias zou worden; maar na zijn twaalfde jaar is alles wat vroeger zo goddelijk aan hem leek zozeer verloren gegaan, dat er nu geen spoor meer van over is. Hij is verder wel heel vroom, gewillig en vlijtig en zonder te mopperen doet hij alles wat wij hem, naar zijn kunnen, te doen geven; maar, zoals gezegd, van al dat wonderbaarlijke aan hem is niets meer te merken. Als je wilt kun je zelf met hem praten en jezelf van alles overtuigen wat ik je gezegd heb.'
Hoofdstuk 206: De houding van de Heer als jongeling tegenover de priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] De hooggeplaatste zei: ' Als die man dat kan, dan moet hij zonder meer een God zijn, en dan zullen we hem wel goddelijke eer moeten laten bewijzen door onze priesters!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer) : 'Aan het eind van Jozefs verhaal zei een hoge raadsheer tegen Cyrenius: ' Als dat allemaal waar blijkt te zijn wat er over deze mens verteld wordt, moet hij zonder meer een God zijn; want niemand heeft ooit gehoord dat een natuurlijk mens, alleen door de macht van zijn wil, zulke daden heeft verricht. Wij hebben ook wel een heleboel magiërs gezien die allerlei wonderlijke daden verrichtten, -maar meestal kwam men er al gauw achter, hoe en met welke middelen. Ook in het verre achterland van Egypte moeten er mensen zijn, die door hun wil en hun blik in staat zijn om alle dieren te temmen, -maar dat is toch allemaal niets vergeleken met het vermogen van deze mens!
Hoofdstuk 213: Hoe men God waarlijk vereert. Jezus als voorbeeld voor de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De ware en voor God geldende verering bestaat uit het volgende: ten eerste dat men zonder twijfel en vast gelooft aan slechts één ware God, die hemel en aarde en alles wat er is, heeft geschapen; ten tweede dat men deze ene door het geloof erkende God boven alles liefheeft en volgens Zijn wil leeft en handelt; en ten derde dat men ook zijn naaste zo liefheeft als zichzelf
Hoofdstuk 213: Hoe men God waarlijk vereert. Jezus als voorbeeld voor de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] En zie, deze toestand vol twijfel van de grof zinnelijke mensen is een ware straf voor hun zedelijke verdorvenheid, en het is goed zo! Want zonder deze bittere straf zouden de mensen steeds meer en dieper wegzinken in het gericht van de materie; en zo houdt de angst voor de dood van het lichaam hen daarvan af, omdat ze niet kunnen weten en beseffen wat er na de dood van het lichaam met hen zal gebeuren!
Hoofdstuk 218: De geesten vertellen over de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Lange tijd was ik helemaal alleen zonder ook maar enig gezelschap en ik had niemand behalve mijzelf Hoe ik ook riep, smeekte, huilde, rondliep en zocht, het hielp allemaal niets. Alle goden riep ik aan, maar er kwam geen antwoord. Na een lange, treurige, wanhopige tijd in mijn verschrikkelijke toestand, kwam ik op het idee me tot de God der joden te richten. Toen werd het lichter om me heen en die paar sterren werden ook lichter en het leek of ze dichterbij kwamen. Toen ik dat merkte stelde ik mijn volle vertrouwen in de God der joden en vroeg Hem vurig mij te helpen uit mijn grote nood en ellende.
Hoofdstuk 218: De geesten vertellen over de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Daarop zei mijn vriend: 'Wat maakt het ons uit, hoeveel jaar er op aarde voorbij zijn gegaan! Zo'n tijd bestaat hier niet, want hier heerst een en dezelfde eeuwige dag, en onze tijd ligt in onze wil. En deze poel is slechts een noodzakelijke uitbeelding van de onzuiverheid, die zich nog binnen in je hart bevindt, en hier is het vooral jouw taak om je daarvan te zuiveren door een ernstige wil en door geduld, wat je op aarde totaal vreemd was. Maar ik zal je helpen, dan zal ook deze vreselijke poel gauw en zonder al te veel moeite in een vruchtbaar stuk land veranderd worden!'
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] De raadsheer zei: 'Niets maar! We hebben toch geen ander dan alleen maar een natuurlijk verstand?! Als dat niet voldoende is, waar halen we dan een bovennatuurlijk verstand vandaan?! Een mens is zichzelf toch het meest nabij - en kent zichzelf niet; hoe zou hij dan iets moeten kennen dat verder van hem afstaat?! Houd toch op! De natuur van de mens is zonder zijn willen en weten ofwel helemaal bedorven en deugt nergens meer voor, of de mens is gedoemd, meer nog dan ieder dier, zijn onvolkomenheid te voelen en daardoor zo ongelukkig te zijn als maar mogelijk is. Want ik heb nog nooit een wijze gezien die werkelijk gelukkig is. Hoe wijzer iemand is, des te ongelukkiger is hij ook aan het eind van zijn dagen. En zijn grootste vriend is dan altijd de dood. Werkelijk, een merkwaardige liefhebberij van een almachtige en hoogst wijze God: aan één stuk door scheppen en meteen daarna weer vernietigen!'
Hoofdstuk 216: Kritiek van de Romein op de aardse toestanden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Toen richtte ik me weer tot de God der joden en vroeg Hem mijn roem en alle valse afgoden weg te nemen. Daarop kwamen ook de andere sterren als mensen naar me toe en zeiden: 'Ook wij zijn net als jij op de aarde geweest; maar wij waren arme joden, die door jouw priesters vervolgd werden; maar jij hebt ons beschermd, gaf ons geschenken en hielp ons om weer naar ons land te gaan. Nu ben jij arm en hebt van alle aardse schatten niets behalve datgene watje voor ons hebt gedaan; en daarom zijn we nu ook doordat God het toeliet naar je toe gekomen om je het goede te vergelden datje voor ons hebt gedaan; Wanneer je zonder enige roem met ons wilt meegaan, dan zul je bij ons onderdak vinden!'
Hoofdstuk 218: De geesten vertellen over de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Julius Caesar zei: 'Ook dat, ten dele; maar ik zou hen zonder dat zij dat willen niet voor de geest kunnen halen en nog minder met hen kunnen omgaan, hen zien, horen en spreken. Maar dat lijkt ook heel sterk op het zien, horen en voelen van je medemensen op deze aarde. Want jij ziet de werkelijke mens ook niet, maar alleen een afbeelding ervan in jezelf, je voelt hem slechts door je eigen gevoel en hoort het geluid van zijn woorden in je oor, dat zo is ingericht dat het het geluid dat er door de lucht naar toe komt, nabootst. Maar wanneer jij blind, doof en zonder gevoel bent, bestaat er voor jou geen medemens, ook al zou hij zich heel dicht in je buurt bevinden. Maar al hoor, zie en voel jij nog zo veel mensen en stel jij je hen in gedachte voor, dan zul je toch in werkelijkheid niemand zien, horen en voelen als er niemand is.
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] En zo moet ook in de geestenwereld de geest waar jij mee om wilt gaan er zijn, in ieder geval met zijn wil, zijn liefde en zijn bewustzijn. Zonder dat ben je alleen of de mensen die je soms even ziet zijn niets anders dan fantomen van je fantasie, hebben op zichzelf geen bestaan, geen realiteit en kunnen derhalve ook niet wederzijds met jou omgaan; want alles wat zij lijken te zijn, ben jij zelf
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Streef er daarom naar dat jullie ziel één wordt met jullie geest, - die zal jullie dan vanzelf in alle wijsheid binnenleiden; maar zonder de geest zullen jullie steeds schommelen tussen licht en duisternis en tussen leven en dood en tussen vrijheid en gericht!
Hoofdstuk 221: Adam en Eva, de eerste mensen van de aarde De pre-adamieten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Toen allen deze woorden van Mij vernomen hadden, zeiden ze onder elkaar: 'Hij heeft volkomen gelijk en er is niets tegen in te brengen; maar wij zijn al vanaf onze geboorte te diep ondergedompeld in de wereld en zullen ons er nu niet zo gemakkelijk meer geheel van los kunnen maken. Volgens Zijn goed beargumenteerde uitspraak moet iedereen zich, door daar zelf geheel vrijwillig aan te werken, uit zijn materiële toestand verheffen naar de vrije geestelijke toestand; en daarbij kan men geen speciale hoop koesteren op wonderbaarlijke hulp van de ware God, omdat de wil van de mens daardoor al een soort dwang zou ondervinden terwijl die eeuwig vrij moet blijven. Om daar puur zelfstandig aan te werken hebben mensen zoals wij kennelijk te weinig kracht, moed, wil en echt volhardend geduld, en daarom zal het voor ieder van ons moeilijk worden om zonder moe te worden en regelmatig te vallen, vooruit te komen op de wegen die Hij ons getoond heeft.
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] En als jullie denken dat God degene die met volle inzet ernstig voortwandelt op de weg naar Gods rijk en naar het leven van de geest, helemaal niet helpt, wanneer hij af en toe moe en zwak wordt, dan vergissen jullie je flink. Ik zeg jullie: Wie eenmaal in volle ernst deze weg heeft betreden, wordt ook zonder het te weten door God geholpen om vooruit te komen en het doel uiteindelijk ook zeker te bereiken.
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126  ...