Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 113 van 1088

...  101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126  ...
[13] De volgende dag zond Ik enige leerlingen vooruit naar Caesarea Philippi, dat ook een kleine wat versterkte stad in het Grieks-Galilese gebiedsdeel was en wat landinwaarts vanaf de Galilese zee lag. Zij moesten in opdracht van Mij vooraf in deze omgeving navraag doen naar wat de mensen daar van Mij dachten, en of ze eigenlijk al iets over Mij hadden gehoord.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] En verscheidene leerlingen, die in deze streek goed bekend waren, haastten zich na het eten van het morgenbrood meteen naar de bovengenoemde omgeving en vroegen ijverig overal wat de mensen daar over Mij dachten, en of en hoeveel ze soms al over Mij gehoord hadden. De vooruit gezonden leerlingen waren echter niet weinig verbaasd toen ze merkten dat in de gehele omgeving, die nog nooit eerder door Mij bezocht was, Mijn naam overbekend was en dat iedereen veel over Mij wist te vertellen. De leerlingen deden namelijk alsof zij van Mij slechts van horen zeggen iets wisten, en daardoor kregen de gevraagden des te meer speelruimte om allerlei dingen te vertellen.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] En de leerlingen haalden de broden en de vissen. Ik zegende beide, brood en vissen. Daarop gaf ik opdracht dat het volk op de grond moest gaan zitten. (Matth. 15:35) Toen het volk was gaan zitten, nam Ik het brood en de vissen, dankte de Vader, die in alle volheid in Mijn hart woonde, voor de zegen, brak daarop zowel het brood als de vissen in stukken en gaf deze aan de leerlingen en die gaven ze aan het volk. (Matth.15:36) En zie, allen aten naar hartelust en zoveel als hun maag vroeg en werden verzadigd. Meer dan dat konden zij niet eten en er bleven zoveel stukken over dat men daarvan zeven grote korven vol inzamelde. (Matth. 15:37) Het aantal mensen dat gevoed werd was vierduizend mannen en eens zoveel vrouwen en kinderen, die niet meegeteld werden. (Matth. 15:38)
Hoofdstuk 173: Wonderbare spijziging van de vierduizend. In de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Toen wij bij zonnig weer waren overgevaren, terwijl wij van alles oprakelden over de plaatsen en de mensen waar wij goed ontvangen waren, en ons weer aan de voet van de berg bevonden waar de vorige dag op de top zo vele duizenden mensen met zeven broden en een paar vissen gevoed waren, herinnerden de leerlingen zich pas dat zij aan de grens van Magdala vergeten waren brood te kopen en mee te nemen. (Matth. 16:5) Het was namelijk al tamelijk laat in de middag en voornamelijk de honger bracht hen daar op. Daarom besloten enigen van hen om ergens in de omgeving brood te gaan halen of eventueel naar Magdala terug te varen, omdat men van hier met goede wind gemakkelijk in een uur naar het plaatsje Magdala kon komen.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] IK merkte hun angstige gedachten maar al te gauw en zei tegen hen: "O, wat zijn jullie nog steeds kleingelovig! Wat maken jullie je er toch druk over datje geen brood hebt meegenomen?! (Matth. 16:8) Dringt het dan nog niet tot jullie door? Denken jullie niet meer aan de vijf broden voor de vijfduizend vóór de overtocht naar Genezareth, en hoeveel korven daarbij overbleven?! (Matth. 16:9) En soms ook niet meer aan de zeven broden van gisteren voor de vierduizend, de vrouwen en kinderen niet meegerekend, en hoeveel korven jullie daar overhielden?! (Matth. 16:10) Waarom begrijpen jullie toch niet dat Ik niet het brood dat jullie niet meegenomen hebben bedoel, als Ik tegen jullie zeg: 'Pas op voor het zuurdeeg van de Farizeeën en Sadduceeën!' (Matth. 16:11). Maar dat Ik de valse leer bedoel, die deze mensen met allerlei zoetsappige, vroom lijkende en vriendelijke gebaren, trouwhartige verklaringen en beloften tussen het volk strooien, waarbij zij heimelijk in hun vuistje lachen als zij een behoorlijk net vol arme domme zieltjes gevangen hebben.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Het spreekt vanzelf dat daarbij vaak reusachtig overdreven werd. Er was bijvoorbeeld een verhaal dat de leerlingen de verteller met grote ernst verboden hebben nog verder te vertellen. Dit verhaal bestond uit niets minder dan dat Ik Mij snel tot reusachtige grootte kon laten groeien en daarna meteen weer tot een nauwelijks vingergrote dwerg kon laten ineenschrompelen; ook zou Ik in een oogwenk zeer oud en ook weer erg jong kunnen zijn. Ook zou men Mij al helemaal als vrouw gezien hebben. Ja er waren er die nog meer wisten, want zij hadden gehoord dat Ik ook naar willekeur de vorm van het een of andere dier kon aannemen.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Toen de HEER DES HUIZES dat hoorde, liet hij alles in de steek, viel voor Mij neer en zei: "Wat heb ik arme, zondige mens dan ooit voor goeds gedaan, dat U mij nu zo'n grote genade bewijst? O heilige, grote man uit de hemelen, gezonden naar ons arme zondaars op deze aarde! Hoe kan ik als arm en eenvoudig mens u daarvoor op waardige wijze eren en prijzen? Wat moet ik voor u doen om het u naar de zin te maken?"
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[20] Terwijl de arme man van de hut nog zo nadenkend praat, komt zijn VROUW aangestormd en zegt haast helemaal buiten adem van verrukking: "Kom, kom en kijk naar wat er in onze hut gebeurd is! Onze voorraadkamer is helemaal gevuld met allerlei goede spijzen en het beste brood! Dat kan niemand anders gedaan hebben dan dezelfde meester, die een uur geleden naar onze hut kwam en onderdak en een avondmaal vroeg!"
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] De MAN zegt: "Dat is wel boven alle twijfel verheven! Maar hoe? Wie kan ons dat uitleggen? Wat is hij? Wie is hij? Als wij zeggen: 'Hij is een profeet!', dan zeggen wij duidelijk te weinig. Zeggen wij: 'Hij is een engel!', dan hebben we daarmee niet veel méér gezegd. Zeggen we echter: 'Hij is een God!', dan konden we misschien toch te veel zeggen, want een God is immers alleen maar Geest. Hij heeft echter vlees, bloed en botten, en daarom is het misschien nog de vraag of hij tenslotte toch niet zoiets als een Griekse Zeus of Apollo zou zijn. Maar nu moeten we in alle deemoed, liefde en dankbaarheid de wijn naar buiten brengen, en brood en vissen en wat we maar voor eetbaars hebben; want deze weldaad is met geen goud te betalen!"
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[27] Aan de hand van deze waarachtige schildering kun je nu genoeg ontdekken om in jezelf tot een helder inzicht te komen, zodat je Mij in je hart die plaats geeft, die mij toekomt! Noch het licht van de sterren, noch dat van de maan en net zo min de op zichzelf staande gouden glans der morgenwolkjes is in staat de ketens te verbreken van het in de materie van deze aarde gevangen leven, en het dan naar de zelfstandige actieve vrijheid te lokken. Dat kan alleen maar het licht van de zon.
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Nu goed, jullie hebben Mij nu verteld wat je gehoord hebt, maar Ik zou nu ook nog van jullie zelf willen horen, voor wie jullie Mij eigenlijk houden. Ik vraag dat niet zo maar, maar heel serieus, want Ik merk na bepaalde gelegenheden, waarbij naar jullie mening Mijn doen en laten zo nu en dan schijnbaar aards aandoet, dat je dan in je hart meteen anders over Mij oordeelt, en Mij niet volledig daarvoor houdt als waarvoor je Mij houdt wanneer Ik het een of andere grote wonder gedaan heb! Zeg Mij daarom eindelijk eens openlijk waarvoor jullie Mij na rijp en nuchter verstandelijk beraad, serieus houdt!" (Matth. 16:15)
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] IK zeg: "Het wonder in deze plaats niet, en het gesprek tussen Thomas en Judas Iskariot hoef je ook niet te vermelden, maar wel in hoofdzaken wat Ik met Petrus afgesproken heb. Schrijf jij maar altijd zoals Ik je de woorden in het hart zal leggen, dan zal alles juist en goed zijn!" Daarmee was toen ook de schrijver tevreden gesteld en weldra ging hij naar bed. Wij bleven echter nog tot middernacht aan tafel zitten en daarbij kwamen ook nog de bewoners van het huis, die ons heel prettig gezelschap hielden.
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Dan eten wij het avondbrood en de familie van de MAN van de hut maakt voor ons een zo goed mogelijke slaapplaats gereed. In huis zegt hij echter tegen zijn vrouwen kinderen: "Luister! Dit moet zonder meer de beloofde Messias zijn! Hij is dus Jehova Zelf in levende persoon, de eeuwige oerzon van de geestenwereld, waaraan alle met Gods licht vervulde profeten als lichte ochtendwolkjes zijn vooraf gegaan! Ja, ja, nu weet ik wel waar ik aan toe ben, maar wat nu?! Ik durf haast geen woord meer met Hem te spreken! Hij, de eeuwige Allerheiligste, die nu, onzichtbaar voor ons, gediend wordt door talloze scharen engelen, die ieder ogenblik nieuwe bevelen van Hem ontvangen en met de snelheid der gedachte overbrengen naar de sterren en alle einden der wereld! En Die verblijft nu in onze armoedige hut, Hij aan Wie al de eeuwige hemelen en hun paradijzen ten dienste staan!
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] THOMAS zegt: "Zeker, en wel voor de grootste die de aarde ooit gedragen heeft, -hoewel dat niet zijn, maar Gods verdienste is! Want God alleen kan de mens tot profeet roepen, zoals Hij dat met Samuël heeft gedaan toen deze nog een kind was, en zoals Hij zelfs de ezel van de valse profeet Bileam tot echte profeet maakte en door de ezel vervolgens ook Bileam zelf. Dat moeten wij goed begrijpen, en ook het getuigenis dat Jezus over zich zelf geeft, namelijk dat hij slechts een mensenzoon is, ondanks dat hij ook de wonderdadige kracht van God, die in bijzonder grote mate in hem is, zo nu en dan met het goddelijke Ik betitelt. Dan kunnen wij hem naar mijn bescheiden mening onmogelijk een ander getuigenis geven dan dat, wat hij altijd zichzelf geeft! Dus is hij een voortreffelijke Godszoon, zoals wij dat ook zijn, maar dan niet in zo hoge graad als hij."
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De man van de hut, die Marcus heette, wist ons veel te vertellen over de Farizeeën en de zogenaamde schriftgeleerden. Daarbij vertelde hij ook over de heimelijke wreedheden van de tempeldienaars en hoe zij direct iemands doodsvijanden werden als ze bij hen ook maar enige geestelijke en tevens profetische aanleg vermoedden! Veel van zulke spirituele mensen zouden heel in 't geheim vermoord zijn! Ze werden heel vriendelijk uitgenodigd, kregen het ene blijk van eer na het andere en men drukte hen de handen van pure vriendschap. Maar als ze eenmaal in de achterste vertrekken van de tempel waren aangekomen, waar de voornaamste Farizeeën woonden, dan waren ze voor deze wereld verloren, want daaruit kwam er geen een meer in het daglicht! Het was, zo ging Marcus verder, onbegrijpelijk hoe God zulke wreedheden zó lang aan kon zien. In Sodom en Gomorra was het er wel slecht aan toegegaan, maar vergeleken bij Jeruzalem was dat van Sodom en Gomorra nauwelijks een regendruppel ten opzichte van de zee. En toch heeft God ondanks de vele voorbeden van Abraham de steden en alle andere daarbij behorende plaatsen toen door vuur van de hemel laten ondergaan! Maar nu bij deze opeenhoping van alle mogelijke wreedheden, die naar men zegt dag in dag uit in Jeruzalem begaan worden, doet God de Heer alsof Hij er niets van af weet en Zich ook om de gehele mensheid niet meer bekommert! Wat zou daar toch de reden van kunnen zijn?!
Hoofdstuk 177: Marcus, de eigenaar van de hut. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126  ...