17481 resultaten - Pagina 1125 van 1166
... 1113 - 1114 - 1115 - 1116 - 1117 - 1118 - 1119 - 1120 - 1121 - 1122 - 1123 - 1124 - 1125 - 1126 - 1127 - 1128 - 1129 - 1130 - 1131 - 1132 - 1133 - 1134 - 1135 - 1136 - 1137 - 1138 ...
[7] Daarop zeg IK: 'Mijn zoon Uhron, omdat jij er om vraagt, ben Ik ook hier! Want zie, de mensen van de kleine aarde zijn Mij nu helemaal vergeten en hebben een echte hel uit haar gemaakt! Hier en daar zijn er nog maar enkelen, die inderdaad Mijn naam nog iets in ere houden en daar op bouwen; de meeste anderen echter is hij tot ergernis en afkeer geworden. Jij kunt daaruit gemakkelijk opmaken, dat Ik voortaan op die trouweloze aarde nauwelijks meer kinderen voor Mij zal kunnen opvoeden.Hoofdstuk 169: Uhrons goede begroetingstoespraak - Genadevolle mededeling van de Heer aan Uhron - De zonnemensen geroepen tot het kindschap Gods - Een treurig getuigenis over de mensen op aarde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Want met Mijn macht kan zoiets niet worden bewerkstelligd, omdat ze dan gericht zouden zijn. Maar dat mag bij Mijn kinderen in eeuwigheid nooit het geval zijn, omdat Mijn kinderen in de hoogste vrijheid moeten overgaan, daar ze anders Mij niet als Mijn rechterarm zouden kunnen dienen. Als Ik ze echter met Mijn macht niet aantaak en ze voortaan nog uit eigen wil laat doen, wat ze willen, worden ze tot duivels en bedrijven met elkaar zulke dingen en daden van de allerslechtste aard, dat ze daarmee aan de diepste hel ten voorbeeld kunnen worden gesteld.
Hoofdstuk 169: Uhrons goede begroetingstoespraak - Genadevolle mededeling van de Heer aan Uhron - De zonnemensen geroepen tot het kindschap Gods - Een treurig getuigenis over de mensen op aarde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Daarom blijft Mij nu niets anders over, dan de enkele goeden en beteren te beschermen en te bewaren. De anderen wil Ik echter naar hun eigen wil helemaal vrij laten en Mijn verbinding met hen opheffen, waardoor ze dan in een kort tijdsverloop als nietige schimmen helemaal van de aardbodem zullen verdwijnen.
Hoofdstuk 169: Uhrons goede begroetingstoespraak - Genadevolle mededeling van de Heer aan Uhron - De zonnemensen geroepen tot het kindschap Gods - Een treurig getuigenis over de mensen op aarde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Op deze manier kan Ik bijna geen volmaakte kinderen van de aarde meer krijgen. De besten zijn erger dan de ergsten hier, zoals jullie zelf waren. En dus wil Ik hier een nieuwe kweekplaats voor Mijn toekomstige kinderen oprichten, de aarde echter zo reinigen, dat de beteren die zijn overgebleven, dagenlange reizen zullen maken, om een gelijkgezind wezen te kunnen ontmoeten.
Hoofdstuk 169: Uhrons goede begroetingstoespraak - Genadevolle mededeling van de Heer aan Uhron - De zonnemensen geroepen tot het kindschap Gods - Een treurig getuigenis over de mensen op aarde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Omdat Ik dat wil doen, moet Ik jullie nu ook de wegen wijzen, waarop jullie tot Mijn ware kindschap kunnen komen, als jullie dat willen! Doch als de aarde gereinigd wordt, dan wil Ik van haar naar jullie een brug bouwen voor de geest, waarover jullie met hen als het ware hand in hand zullen wandelen!
Hoofdstuk 169: Uhrons goede begroetingstoespraak - Genadevolle mededeling van de Heer aan Uhron - De zonnemensen geroepen tot het kindschap Gods - Een treurig getuigenis over de mensen op aarde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Zend nu snel afgezanten uit en laat velen binnenkomen; want Ik wil voor hun allen de poort naar Mijn hart heel wijd openstellen! Zo zij het en zo zal het gebeuren!'
Hoofdstuk 169: Uhrons goede begroetingstoespraak - Genadevolle mededeling van de Heer aan Uhron - De zonnemensen geroepen tot het kindschap Gods - Een treurig getuigenis over de mensen op aarde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Op de meteen gegeven opdracht van de wijze haasten de afgezanten zich snel naar alle richtingen, om duizenden en nog eens duizenden op te roepen hierheen te komen voor een grote verkondiging van een nieuwe leer die op deze zonnewereld nog nooit zou zijn gehoord.
Hoofdstuk 170: Het samenstromen van de volkeren van de zonnegemeenschap Opdracht tot prediken aan Martinus en zijn angstige bedenkingen - Het heerlijke gezang en de uitwerking daarvan op Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] MARTINUS zegt: 'O Heer, dat zou toch wel een uitermate kortzichtige gedachte van mijn kant zijn; ik denk er alleen maar aan, hoe al deze ontelbare wezens ons zullen horen? Hier in huis - alhoewel het toch reusachtig groot is zullen ze toch onmogelijk ondergebracht kunnen worden. Want ik zie net als op aarde immers vele mijlen ver en in de hele omgeving is één gedrang! Als we echter naar buiten in de open lucht gaan, dan zullen toch alleen maar de enkele omringenden ons horen; alle anderen zullen ons niet eens te zien krijgen. Werkelijk, deze enorme massa onderrichten, dat zal een heel werk worden!'
Hoofdstuk 170: Het samenstromen van de volkeren van de zonnegemeenschap Opdracht tot prediken aan Martinus en zijn angstige bedenkingen - Het heerlijke gezang en de uitwerking daarvan op Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] IK zeg: 'Toch niet, Mijn lieve Martinus, de dingen gaan hier heel anders! Wij zullen ons hier alleen met de mensen om ons heen, en wel hoofdzakelijk met Uhron onderhouden. Deze zal het dan door eigen tekens in een oogwenk aan alle anderen verkondigen, alsof het via een telegraaf gaat.
Hoofdstuk 170: Het samenstromen van de volkeren van de zonnegemeenschap Opdracht tot prediken aan Martinus en zijn angstige bedenkingen - Het heerlijke gezang en de uitwerking daarvan op Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Het hele huis is stampvol. Men kan niet eens meer zien, wat een mannetje of een vrouwtje is! Duizenden onbegrijpelijk mooie wezens staren mij met hun grote, vurige ogen aan en schijnen in de grootste spanning te verkeren over wat ik tot hen zal spreken. O, hoe zal dat gaan! Ik weet nog geen letter van wat ik moet zeggen; en zij zetten reeds alle ogen, oren en mond open, zover ze maar kunnen om mijn wijsheid - of wat daarvoor doorgaat - te vernemen! O wat zullen zij verbaasd staan over die wijsheid van mij!
Hoofdstuk 170: Het samenstromen van de volkeren van de zonnegemeenschap Opdracht tot prediken aan Martinus en zijn angstige bedenkingen - Het heerlijke gezang en de uitwerking daarvan op Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] MARTINUS zegt: 'O Heer, als misschien die vijand zou komen die ik al een keer in mijn huis de eer had te ontmoeten, dan vraag ik U wel om wat meer kracht te verlenen. Want dit beest zou ik toch wel graag een merkteken voor de hele eeuwigheid willen geven als dank voor het vele goede, dat het aan mij heeft gedaan!'
Hoofdstuk 171: Gedragswenken van de Heer aan Martinus - Over de cursus in toorn - Hoe Satan moet worden aangepakt - Martinus' omzichtigheid voor het begin van de prediking - Geweldige bedreigingen van de vijand - Martinus' geruststellende woorden tot de angstige menigte - Troostrijke woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] IK zeg: 'Zo niet, Mijn lieve Martinus, je weet toch dat kwaad met kwaad vergelden nog nooit een gezegende vrucht heeft gedragen. Laat daarom zulke gedachten weer gaan, zoals ze gekomen zijn. Handel, zoals Ik je voorheen heb aangeraden, dan zul je zeker zijn van de beslissende overwinning. Zou je echter vernietigend op je vijand inwerken, dan zou hij wel vluchten, maar niet om niet weer terug te keren, doch om nieuwe krachten te verzamelen, in de waan je daarna meer schade te kunnen berokkenen.
Hoofdstuk 171: Gedragswenken van de Heer aan Martinus - Over de cursus in toorn - Hoe Satan moet worden aangepakt - Martinus' omzichtigheid voor het begin van de prediking - Geweldige bedreigingen van de vijand - Martinus' geruststellende woorden tot de angstige menigte - Troostrijke woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Nu is het gewijde lied uit, houd je daarom gereed. Aan Mijn steun zal het je niet ontbreken, als je naar Mijn raad zult handelen!'
Hoofdstuk 171: Gedragswenken van de Heer aan Martinus - Over de cursus in toorn - Hoe Satan moet worden aangepakt - Martinus' omzichtigheid voor het begin van de prediking - Geweldige bedreigingen van de vijand - Martinus' geruststellende woorden tot de angstige menigte - Troostrijke woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Als er geen vreemdeling is, dan zal ik met jullie heel direct en kort spreken. Maar is er een ongenode hier, die mogelijkerwijs als een rover, dief en moordenaar naar binnen is geslopen om hier tijdens mijn toespraak de gemoederen van deze zeer vele toehoorders te verstoren en in beroering te brengen, wijs hem mij dan aan, zodat ik hem voor jullie aller ogen hier voor me neer kan zetten!'
Hoofdstuk 171: Gedragswenken van de Heer aan Martinus - Over de cursus in toorn - Hoe Satan moet worden aangepakt - Martinus' omzichtigheid voor het begin van de prediking - Geweldige bedreigingen van de vijand - Martinus' geruststellende woorden tot de angstige menigte - Troostrijke woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] DE WIJZE doorzoekt met zijn ogen speurend de menigte gasten, die zich in keurige orde hebben opgesteld. Hij ontdekt echter niemand die hier vreemd zou zijn en zegt tegen Martinus: 'Vriend, zo ver mijn ogen reiken, kan ik niets vreemds ontdekken. Maar ik zal ook aan diegenen, die buiten in grote menigten staan hiertoe een teken doen uitgaan, dan zal meteen blijken of er een of andere vreemdeling onder hen is!'
Hoofdstuk 171: Gedragswenken van de Heer aan Martinus - Over de cursus in toorn - Hoe Satan moet worden aangepakt - Martinus' omzichtigheid voor het begin van de prediking - Geweldige bedreigingen van de vijand - Martinus' geruststellende woorden tot de angstige menigte - Troostrijke woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus