17481 resultaten - Pagina 1130 van 1166
... 1118 - 1119 - 1120 - 1121 - 1122 - 1123 - 1124 - 1125 - 1126 - 1127 - 1128 - 1129 - 1130 - 1131 - 1132 - 1133 - 1134 - 1135 - 1136 - 1137 - 1138 - 1139 - 1140 - 1141 - 1142 - 1143 ...
[9] MARTINUS trekt de schouders op en zegt: 'Ja, mijn vriend, daarin valt moeilijk te adviseren. Hebben jullie geen plaats die aan de liefde is gewijd?'Hoofdstuk 187: Liefdesmaal van de Heer bij de zonnemensen - Waar de juiste plaats van de Heer is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] MARTINUS zegt: 'Richt dan nu zo'n plaats in, dan zal de zaak wel in orde komen!'
Hoofdstuk 187: Liefdesmaal van de Heer bij de zonnemensen - Waar de juiste plaats van de Heer is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[22] IK zeg: 'Zo, Mijn geliefde nieuwe kinderen, is het goed. Als jullie blijven, zoals jullie nu zijn, dan zal ook alles wat jullie werd beloofd, in volle vervulling gaan. Nu echter gaan wij ook aan deze uiterlijke tafel!
Hoofdstuk 187: Liefdesmaal van de Heer bij de zonnemensen - Waar de juiste plaats van de Heer is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] IK zeg: 'Dat zou geheel onnodig zijn. Wie éénmaal aan Mijn tafel werd gevoed, die heeft zich verzadigd met het eeuwige leven. Hij behoeft niet meer dan één keer Mij in zich op te nemen en hij heeft Mij voor de hele eeuwigheid.
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] De drie dochters, die Mij het eerst tegemoet gekomen zijn en Mij ook het eerst hebben herkend in de liefdegloed van hun hart en een sterke beproeving goed hebben doorstaan, zal Ik tot Mij nemen onder het getal van Mijn kinderen. Maar alleen dan, als jullie het goed vinden. Want het voordeel, dat jullie lichamelijk kunnen leven, zolang jullie willen, zal niet van jullie worden afgenomen. Deel Mij daarom mee wat jullie wil is, of jullie het goed vinden dat Ik hun leven op deze wereld afbreek en ze tot Mij neem!'
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] IK zeg: 'Lieve kinderen, jullie uitspraak bevalt Mij, omdat ze niet alleen uit jullie mond, maar ook uit jullie hart komt. En dus zijn de drie, zoals jullie ze nu zien, niet meer in hun lichamen van deze aarde, doch al in de zuiver geestelijke hier aan Mijn zijde. Want ze zijn veranderd op het ogenblik dat jullie in je hart daarmee waarachtig en vreugdevol instemden! Merken jullie bij hen wel een onderscheid tussen vroeger en nu?'
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] MARTINUS zegt: 'O Heer en lieve Vader Jezus, dat zou op onze kleine aarde ook wel goed zijn. Maar de lichamen van mijn aardse broeders zullen wel te grof-materieel zijn om voor zulk een verandering geschikt te kunnen worden?'
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] MARTINUS zegt: 'O Heer, dat versta ik heel goed. Want ik was zelf zo'n soort was of erts en had veel te weinig warmte in mij om de was ook maar enigszins weker te maken, laat staan om het harde erts van mijn materie te laten smelten. En zo zullen wel een heleboel broeders op de aarde wonen, wier materie niet alleen erts, doch geheel pure diamant zal zijn. Deze zal moeilijk zo kunnen worden als de drie hemelse dochters nu!'
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Gij, o Heer, ziet de verhoudingen stellig beter dan één van ons en weet, waarom Satan op zo' n eindeloze lankmoedigheid en geduld van U kan rekenen. Maar zoals ik de zaak bekijk, is het precies zo, als ik nu heb uiteengezet. U zult wel doen, wat het juiste is vanuit Uw eeuwige liefde en wijsheid; maar ik zou doen, wat ik U daar nu over heb gezegd!'
Hoofdstuk 189: Martinus' menselijk voorstel tot het onschadelijk maken van Satan - Wenk van de Heer over het toelaten van de boze werken van Satan - Martinus' volmacht om Satan uit te bannen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] IK zeg: 'Mijn beste zoon Martinus, jij praat zoals je wijsheid je leert. Een ander zou weer heel anders praten. Wie echter in de diepten van mijn ordening schouwt, die zal dan ook zo spreken, als Ik hierover spreek.
Hoofdstuk 189: Martinus' menselijk voorstel tot het onschadelijk maken van Satan - Wenk van de Heer over het toelaten van de boze werken van Satan - Martinus' volmacht om Satan uit te bannen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Zie, je houd mij voor het allerslechtste van alle wezens en ten opzichte van de hemel ook voor de meest verfoeilijke en met vloek beladene. Maar ik vraag je: wanneer heb ik jou beschimpt, zoals jij mij? Wat voor kwaad heb ik je ooit gedaan? Was jij het niet zelf, die Gods wet uit eigen macht overtrad op aarde en mijn verleiding daartoe niet in het minst nodig had? Als ik je zou hebben verleid, dan zou de Heer terwille van jou stellig met mij en niet met jou de rekening hebben vereffend, meteen na je aankomst in de geestenwereld!
Hoofdstuk 191: Oproep aan Satan door Martinus - Satans poging tot rechtvaardiging - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Of ergert het je misschien nog, dat ik je in mijn verandering terugstootte voor het aangezicht van de Heer, toen je mij een kus wilde geven? Zie, als ik je toen niet teruggestoten zou hebben, zou je verloren zijn gegaan in de grote poel van jouw grove zinnelijkheid! Omdat ik je toen terugstootte en verdeemoedigde en je daardoor de grootste weldaad bewees, verdien ik daarom van jou een dergelijke behandeling?
Hoofdstuk 191: Oproep aan Satan door Martinus - Satans poging tot rechtvaardiging - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Zie, ik ben net zo goed als jij een dienaar van de godheid - weliswaar helaas een veroordeelde die alleen maar een zeer geringe vrijheid is toegestaan. Ik moet doen wat ik doe! En handel ik hier of daar in de totale oneindigheid ook maar een beetje verkeerd, dan voel ik ook meteen door mijn hele wezen de scherpste tuchtroede op mijn rug! Ik ben onder alle dienstbare wezens het laatste, onderste en dientengevolge ook het door de Schepper meest verworpene en ellendige. Ik kan niets doen, behalve waartoe ik veroordeeld word, alhoewel ik daarbij toch de meest volmaakte intelligentie bezit en heel dikwijls iets anders zou willen doen - wat mij dan alleen nog maar ellendiger maakt!
Hoofdstuk 191: Oproep aan Satan door Martinus - Satans poging tot rechtvaardiging - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Hoe zou het jou op mijn plaats vergaan, als de Schepper jou in plaats van mij voor hetzelfde doel zou aanstellen? Hoe zou het je dan bevallen, als er de een of andere Martinus naar je toe zou komen en met jou zou doen, zoals jij nu met mij hebt gedaan? Spreek nu, want ik heb genoeg gepraat!'
Hoofdstuk 191: Oproep aan Satan door Martinus - Satans poging tot rechtvaardiging - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Zou ik mijn meegebrachte bisschoppelijke hoogmoed eerder hebben afgelegd - wat ik, zoals ik nu wel inzie, gemakkelijk had kunnen doen -, dan zou het met mij ook snel beter zijn gegaan. Maar ik was zelfhard en wilde het niet, omdat de bisschoppelijke hoogmoed in mij woonde en van daaruit een enorm grote zinnelijkheid. En dus moest ik wel lijden, maar niet omdat de Heer het wilde, doch alleen vanuit mijn hoogst eigen wil - waaraan jij in eeuwigheid geen schuld zult hebben en nog minder de wil van de Heer!
Hoofdstuk 192: Martinus' verstandige antwoord aan Satan - Satan antwoordt op Martinus' voorstellen vanuit zijn grootheidswaan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus