17481 resultaten - Pagina 114 van 1166
... 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 ...
[2] Matthéus, de tollenaar, was de enige die een beetje meer moed had, en hij gaf als commentaar bij alle bedenkingen die de twaalf naar voren brachten: ' Ach wat, ik ben een Griek; mij kunnen ze niet zo makkelijk iets maken! Daarbij ben ik niet op mijn mondje gevallen en ik heb twee sterke armen aan mijn lijf en kan bovendien duidelijk aantonen dat ik Romeins burger ben waarnaar geen brutale Jood een vinger durft uit te steken. Zo zal ik in ieder geval in het openbaar wel van ze afkomen. Maar voor geheime en verraderlijke vervolgingen zal de almachtige geest van onze Heer en Meester mij beschermen, en dus heb ik zelfs tegen de sluwste vijanden een groot aantal uitmuntende wapens, en ik ben daarom voor de hele hel niet bang! Jullie zijn voor het grootste deel Galileeërs, ofwel vijanden van de tempel, en meer Grieks dan Joods, en de Romeinen zijn jullie vrienden; wat hebben jullie onder die omstandigheden dan te vrezen? We moeten trouwens moedig zijn als het gaat om de verwezenlijking van zaken die zo eindeloos groot en heilig zijn! Ook al valt de aarde tot één grote puinhoop in elkaar, dan moet de juiste man toch met doodsverachting op de resten staande blijven en niet beven als een rietstengel! -Maar ik zou ook graag een complete en volledige instructie voor dit grote en heilige werk willen krijgen; want we moeten goed weten wat we zullen moeten doen en zeggen!'Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Drijf de duivels uit en zorg dat ze niet terug kunnen komen! Maar bij dit alles geldt wel steeds, dat je je daarvoor door niemand iets Iaat betalen! Want jullie hebben het voor niets van Mij gekregen, en net eender moeten jullie het ook weer in Mijn naam geven!' (Matth. 10:8) - Dit laatste zei Ik toen voornamelijk ten behoeve van Judas Iskariot, omdat hij meteen heimelijk bij zichzelf begon uit te rekenen, hoeveel hij zich Voor een bepaalde eenmaal bewezen dienst zou laten betalen. Alleen al voor de opwekking van een dode, voor wie de een of andere zeer rijke erg veel over zou hebben, wilde hij duizend pond vragen! Maar omdat Ik die rekenarij in het hart van de verrader maar al te gauw bemerkte, maakte Ik direkt bovenstaande toevoeging, waarop de desbetreffende wel een wat zuur gezicht trok, wat de tegenover hem staande Thomas niet ontging, die niet kon nalaten er tussendoor te zeggen: 'Nou, nou, je zet een gezicht als iemand, die woekerwinsten had te vorderen, waar het gerecht nu een armdikke streep door haalt!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Judas zegt: 'Het gaat je niets aan wat voor gezicht ik trek! Uiteindelijk zal ik jou ook nog verantwoording af moeten leggen voor mijn gezicht?! Ik ben toch net als jij geroepen en nu uitgekozen; wat sta je me dan steeds te corrigeren?'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Later, als Ik weer naar de hemelen ben opgevaren om eeuwige;: woningen voor jullie gereed te maken in het huis van de Vader, zal men jullie ter wille van Mijn naam wel voor vorsten en koningen sleuren tot een getuigenis over hen en over de heidenen (Matth. 10:18), opdat daardoor ook vervuld wordt, wat Jesaja, Mijn profeet, voor alle tijden en voor Mijn nu op te richten Rijk op aarde over de domme koningen voorspeld heeft, toen hij zei (Jesaja 32:6-20):
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Verhef u echter, trotse vrouwen, en luister naar mijn stem! Gij dochters die zo zeker van jezelf bent, spits je oren voor wat ik zeg! In een jaar en een dag zullen jullie, die zo zeker van jezelf bent, sidderen; want als er geen wijnoogst is, dan wordt er ook geen wijn gelezen. Schrik op, jullie trotse vrouwen! Want het is de hoogste tijd, om de lendenen te ontbloten en aan te gorden!
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Men zal treuren over de akkers, ja, over de liefelijke akkers, en over de vruchtbare wijnstokken; want op de akker van mijn volk zullen dorens en doornhagen groeien en ook over alle bordelen van de vrolijke stad. De paleizen zullen verlaten zijn en de menigte in de stad eenzaam, zodat de torens en vestingen eeuwige holen worden tot vreugde van het wild, tot weide voor de kudde. En dat zo lang, tot de geest uit de hoogte over ons uitgegoten wordt.
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Daar zal mijn volk in huizen des vredes wonen, dus in veilige woningen en in trotse rust, Maar langs het bos zal toch de hagel vallen, en de stad op aarde zal klein zijn.
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Als jullie dus door de slechte dwazen van deze wereld naar de door Jesaja beschreven narrenkoningen gebracht en daaraan overgeleverd worden, maak je dan geen zorgen over wat je zeggen moet en hoe je je verantwoorden moet; want in dat uur zal jullie gegeven worden, wat je zeggen en hoe je je verantwoorden moet! (Matth. 10:19) Want jullie zijn het niet die daar spreken; maar Mijn geest, des Vaders geest is het, die door jullie spreekt! (Matth.10:20)
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Dat heeft echter alleen betrekking op de hiervoor aangeduide tweede uitzending, die jullie na Mijn hemelvaart moeten uitvoeren; nu zullen jullie het niet al te zwaar hebben.
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[22] Want wat de profeet aan het eind zegt, dat zeg Ik jullie nu ook: Het ga jullie goed die gaan zaaien aan de oevers van de wateren. want op deze grond mogen jullie je ezels en ossen, dat betekent jullie vlijt om het goede en juiste te doen waarvoor Ik jullie geroepen en uitgekozen heb, best laten lopen! Je zult daar geen narrenkoning tegenkomen en ook geen trotse en hoogmoedige vrouwen, maar wel lichamelijk en nog meer geestelijk armen, zieken, bezetenen, lammen, doven en blinden; ga daarheen en predik hen het evangelie van het Godsrijk, en genees ieder die gelooft en verzwijg hem Mijn naam niet!'
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Wij zullen nu gaan naar wie ons nodig hebben, Wij zullen prediken wat U ons op de berg hebt geleerd. Uw bergrede is zuiver goddelijk en dus oprecht en hemels. Maar deze leer gaat voor het grootste deellijnrecht in tegen de oude mozaïsche wetten.
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik ken bijna alle plaatsjes langs de langgerekte Galilese zee, en haar inwoners ken ik dikwijls evengoed. Er zijn er veel onder hen, die Mozes en alle profeten allang vervangen hebben door Pythagoras; die zijn nu juist niet zo gevaarlijk voor Uw nieuwe leer. Maar er zijn ook families, die zo gezegd voor Mozes en eigenlijk nog meer voor de tempel, leven en sterven, - en meestal geldt dat meer voor de ouders dan voor de kinderen, hoewel het ook wel voorkomt dat het net omgekeerd is. Als nu kinderen van zulke aan de tempel verknochte Joden Uw op zo vele punten anti-tempelse leer aannemen, terwijl hun ouders dat zeer waarschijnlijk niet doen, - wat zal daar dan uit voortkomen?
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Ik zeg jullie: Het zal gebeuren, en het moet gebeuren, dat ter wille van Mijn naam de ene broeder de andere zal overleveren aan de dood, en dat zal ook de vader met zijn zoon doen, en de kinderen zullen tegen hun ouders opstaan en hen de dood indrijven! (Matth. 10:21) Maar jullie moeten door iedereen van de eigenlijke wereld, zoals die thans is, gehaat worden ter wille van Mijn naam!
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Omdat Mij dus niets verborgen kan blijven wat men van jullie eist of wat men jullie aandoet, kunnen jullie ook altijd Mijn hulp verwachten! Zoals de leeuwin haar jongen niet verlaat en in tijden van gevaar haar leven inzet voor ieder jong dat men haar ontnemen wil; zo kun je van Mij toch wel verwachten dat Ik jullie in tijden van gevaar ook met Mijn leven zal weten te beschermen!?
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[27] Judas neemt weer het woord en zegt: 'Dat is allemaal heel wijs en mooi gezegd, en het is in die vorm ook beslist waar; maar wat helpt dat allemaal? De leer is buitengewoon heerlijk, zuiver en waar - dat staat als een paal boven water -, en ook Uw daden zijn in ieder geval voor ons zoals we hier samen zijn, een meer dan voldoende bewijs van Wie Degene is, Die deze doet. Maar bij de gegeven gedragsregels zal de leer en zullen haar daden bezwaarlijk ooit algemeen op en aangenomen worden. Omdat ze eigenlijk zonder meer onvrede brengt in ieder huis dat haar aanneemt, zal ze zeer streng door de staat vervolgd, of geheel verboden worden, en dan zijn wij nergens meer. Wat dan? Als wij dan als aardse verkondigers van Uw leer en daden zeker maar al te gauw onder stenen of onder het zwaard, in het vuur, of misschien wel aan het kruis of in de leeuwenkuil opgehouden hebben te bestaan, wie zal dan wel onze plaats innemen en ons werk doen?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)