17481 resultaten - Pagina 1146 van 1166
... 1134 - 1135 - 1136 - 1137 - 1138 - 1139 - 1140 - 1141 - 1142 - 1143 - 1144 - 1145 - 1146 - 1147 - 1148 - 1149 - 1150 - 1151 - 1152 - 1153 - 1154 - 1155 - 1156 - 1157 - 1158 - 1159 ...
[1] Sommigen van de zogenaamde filosofen zien ook Mij voor niet meer dan een filosoof aan. Zij beweren dat elk mens volgens christelijke interpretatie het recht zou hebben zonden te vergeven, omdat Ik, als de stichter van die leer, ook zonden heb vergeven - en nog wel aan zulke mensen die Mij toch zeker nooit beledigd hadden.Hoofdstuk 72: Vergeving van zonden en beeldenverering - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] 'Heer, vergeef me mijn zonden die ik tegenover veel broeders heb begaan, welke broeders ik nu niet meer om vergeving kan vragen voor de aan hun begane zonden. Uw kracht is het voor eeuwig voorbehouden Heer, datgene in werkelijkheid te bewerkstelligen, wat ik zelf graag zou willen volvoeren als ik het maar zou kunnen!'
Hoofdstuk 72: Vergeving van zonden en beeldenverering - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Maar wat moet Ik dan zeggen van een sekte die alleen maar het geloof leert en de werken verwerpt? Daar zijn doop en oliesel bedorven. Want er staat toch duidelijk geschreven, dat een geloof zonder werken dood is, en Ikzelf heb verschillende keren openlijk gezegd: Wees niet alleen toehoorders, maar ook daders van Mijn woord. Daardoor is duidelijk getoond dat het geloof alleen niet helpt, maar het handelen daarnaar.
Hoofdstuk 73: Over het daadwerkelijk geloof - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Zoals deze gedachtedeken zonder een werkelijke deken niet helpt, zo heeft ook het geloof zonder werken geen nut. Het geloof is alleen maar het opname orgaan van een leer die tot daden aanspoort. Wie deze richtlijn alleen maar in zijn geloof opneemt, maar niet daarnaar handelt, die vraag Ik: 'Waarvoor dient deze richtlijn?' Ik zeg: tot niets anders dan eigenwijze kritiek, net zoals alle regels van de toonkunst alleen iemand niet van nut zijn als men niet in staat is ook maar het minste en eenvoudigste te presteren. Maar Ik zeg: Dan is een straatmuzikant altijd nog meer waard dan zo'n criticus die zelf niets kan, maar over alles wil oordelen.
Hoofdstuk 73: Over het daadwerkelijk geloof - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[23] Maar wie kan zich daar nu een nog moeilijker rechterlijk ambt indenken dan het voormalige joodse? Waar dat bestaat, bestaat het tegen al Mijn verordeningen in en degene die daaraan deelneemt richt zichzelf, als hij denkt daardoor van zijn zonden verlost te worden, als hij zich vrijwillig heeft laten oordelen. Zo’ n gerechtsinrichting wordt voor hen tot een ware spaarbank van zonden, want hoe kan een derde iemand een schuld kwijtschelden, die een tweede aan de eerste schuldig is? De eerste kan de tweede wel zijn schuld kwijtschelden, maar de derde kan dat in der eeuwigheid niet. Een derde kan echter wel, als de eerste en de tweede of de schuldeiser en de schuldenaar domme mensen zijn, als vriend en bemiddelaar optreden en kan hen met goede raad en daad bijstaan om alles te vereffenen; maar van het vergeven van zonde kan nooit sprake zijn - behalve als de schuldeiser hem uit de grond van zijn hart daartoe volmacht geeft.
Hoofdstuk 71: Echte en valse profeten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Kijk, op deze manier kan alleen de kracht van God die zonden wegnemen, die de mensen wederzijds nooit kunnen vergeven, hetzij vanwege hun ver van elkaar verwijderde woonplaatsen, waardoor mensen die elkaar eens beledigd hebben op deze wereld bezwaarlijk weer samen kunnen komen - behalve langs de weg van dode brieven - ofwel als één van de twee gestorven is en dus de dood van het lichaam een ondoordringbare wand tussen hen heeft opgetrokken. In zulke gevallen kan dus alleen maar God de zonden in de eigenlijke zin vergeven, hoewel daarnaast een zogenaamde onrechtvaardige rentmeester zulk soort zondaren in Mijn naam van dienst kan zijn. Wat een slechte of onrechtvaardige rentmeester is weten jullie al. Hij heeft wel geen recht de schuld kwijt te schelden, omdat hijzelf een grote schuld heeft, maar omdat hij een werk van barmhartigheid beoefent, reikt hij door deze uitoefening een dronk fris water aan, dat hem vergolden zal worden.
Hoofdstuk 72: Vergeving van zonden en beeldenverering - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[16] Ik ben niet zoals een patriarch en ook niet als een paus en niet als een superintendent en niet als een bisschop - maar Ik ben als een zeer goede en rechtvaardige Vader voor al Mijn kinderen en ben verheugd als ze werken en wedijveren in de liefde. Maar Ik houd er niet van, dat ze elkaar voor dwazen uitmaken en dat ieder van hen de wijste en onfeilbaarste wil zijn met zuiver redeneren en daarbij niets doet.
Hoofdstuk 73: Over het daadwerkelijk geloof - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Kijk,dat is het lot van de beste wereldgezinde mensen. Want wie niet uit liefde tot Mij vrijwillig van de wereld afstand doet, maar bij wie door Mijn grote erbarming al het wereldse door zulke buitengewone dwangmaatregelen moet worden uitgedreven, die heeft niet vrij gehandeld; wie echter niet vrij handelt, handelt als een slaaf. Wie kan echter de gedwongen handelingen van een slaaf beschouwen als diens eigen verdienste? Als een slaaf echter de hem dwingende voorwaarden vervult, dan is, ondanks dat, zijn handelen toch zoveel waard, dat men hem brood als voedsel reikt, opdat hij ook zal leven in zoverre hij, wel noodgedwongen, maar gewillig heeft gewerkt.
Hoofdstuk 75: De mensen op de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[14] Dit is nu alles, wat nuttig is om te weten! Al het overige, van het kleinste tot aan het grootste zullen jullie in een meer volkomen geestestoestand stap voor stap in het grootste licht van Mijn genade zien, als jullie Mij boven alles liefhebben uit alle kracht die Ik je daartoe heb gegeven. Daarom is het ook niet nodig jullie meer over de bewoonde kant van de maan mede te delen, vooral ook omdat die, wat de uiterlijke vorm betreft, volkomen gelijk is aan de onbewoonde kant, met alleen dat verschil dat daar de materie overheerst zoals hier het geestelijke.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[15] Dat de dieren - en plantenwereld (op de bewoonde zijde van de maan) voor de trapsgewijze vorming van de zielen van de maanmensen volkomen overeenstemt met de op deze zijde (d.w.z. de onbewoonde zijde) afgelegde luchtlichamen van de geesten, die - zoals eerder werd vermeld - door middel van het water door het hele maan lichaam als het ware heen sijpelen en dat deze, op het magere niveau van vegetatie, en zo verder de hele rij van de dierenwereld door, weer belanden op de plaats van hun bestemming, dat alles zullen jullie eens pas in de meer volmaakte geestestoestand langs de weg van Mijn genadelicht duidelijk onderscheidend aanschouwen en inzien.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] En als daarmee de eerste vraag is beantwoord, dan volgt daaruit vanzelf de tweede; want waar Ik ofwel Zelf uiterlijk optreed door daarheen gestuurde engelen, ofwel innerlijk Zelf als leraar optreed, daar zijn geen kerkelijke en ook geen anderssoortige leiders nodig waaruit jullie kunnen opmaken dat degene, wiens leraar Ik ben geworden, alle andere opperste leiders heel gemakkelijk kan missen, vooral als de leider veel meer een gouden dan een geestelijk leider is. En zo is de hele maan niets anders dan een geestelijke correctiestaat onder Mijn persoonlijke leiding.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Volgens deze innerlijke leer worden hun kinderen ook opgevoed. Het enige wat ze nodig hebben is de liefde en hieruit het geloof, volgens de leer van de geesten, dat Ik een mens ben en dat Ik de lichamelijke natuur heb aangenomen op de wereld waar zij oorspronkelijk van afstammen, om niet alleen alle mensen van de aarde en de maan zalig te maken, maar ook om allen die in de eindeloze ruimten over talloze hemellichamen verstrooid zijn, bijeen te brengen en onder het kruis van de liefde ook voor hen een blijvende woonplaats te stichten. - Dit is dan alles over de religie en Godsverering op de maan.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] De vrouw mag daar bijna helemaal geen arbeid verrichten en wordt door de man gevoed en wel zo, dat de man zelf de spijzen van te voren goed doorkauwt en die dan vanuit zijn mond in die van de vrouw geeft, Zij komt alleen maar in noodzakelijke gevallen buiten de woning en komt bij vergevorderde zwangerschap van zijn schouders af. Een vrouw baart daar in haar leven maar twee keer, één keer 's nachts en één keer overdag, maar brengt steeds vier levende kinderen ter wereld en wel overdag vier mannetjes en 's nachts vier vrouwtjes. De kinderen kunnen dadelijk al lopen en de mannetjes worden er al dadelijk aan gewend vrouwtjes te dragen. Dat de kinderen vaak al jong sterven is een net zo natuurlijke zaak als op aarde. Ze worden pas door vreemde geesten in bezit genomen als ze honderd of meer dagen oud zijn.
Hoofdstuk 75: De mensen op de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Welke eer bewijzen de wereldse mensen op aarde Mij en met wat voor lofprijzing betalen ze Mij de gepaste tol? Besteden deze wereldse mensen niet al hun zorg aan hun vuile lijf? Sommigen zijn altijd door bezorgd bezig om te bedenken met welke vodden ze de mesthoop van hun geest zullen omhullen. Weer anderen zijn bezig met te bedenken wat voor heerlijk eten ze wel niet zullen klaarmaken om dat dan daarna in hun maag, als de werkelijke arbeidsplaats van de dood, naar binnen te schuiven. Weer anderen zijn bezorgd over hun prachtige huis, over een schitterende inrichting, zachte stoelen en sofa' s, glanzende tafels en heel zachte bedden om daarin des te gemakkelijker, zowel overdag als 's nachts, te luieren en er nauwkeurig acht op te slaan, dat hun innerlijk meest geliefde vriend 'maag' toch niet een of andere beledigende druk of zelfs een iets pijnlijke kwelling zou ondervinden. Ook zijn deze vrienden van de maag heel erg bang voor zonnestralen, waarom ze dan ook zorg dragen dat niet teveel zonlicht door het raam naar binnen komt, waarom ze hun ramen dan ook met allerlei vodden behangen. Merken jullie niet dat zulke mensen hier al een flauwe verwantschap vertonen met de holbewoners op de maan, die, omdat ze zich niet meer zulke prachtige huizen kunnen inrichten en niet meer in staat zijn hun ramen met vodden te behangen, daarom voor de zonnestralen in hun holen vluchten en daarin ook tot laat in de middag blijven, net zoals de mensen op aarde die het zich gemakkelijk maken, zichzelf goed doen en die vanuit hun kamers in mooi beklede en verende wagens stappen om, naar hun mening, voor hun lichamelijke gezondheid wat passende beweging te nemen. En weer anderen hebben geen belangrijker werk dan zaken doen en met geld woekeren. En nog weer anderen hebben geen andere gedachten dan zich op te dirken, wat vooral door het vrouwelijk geslacht ijverig wordt betracht en wel met het rechtschapen doel een of ander onervaren jongmens daardoor voor de mal te houden en grof te bedriegen. Dit doet trouwens geen rechtschapen meisje, want als ze haar werkelijke innerlijke waarde erkent en daardoor ook de waarde van haar medemens, vraag je dan af, zou ze zich dan wel zo opdirken om iemand te bedriegen en te doen als de joden, die het slechte metaal oppoetsen om het als goud aan een of andere dwaas te verkopen? Ik zeg: dat zal ze niet doen, omdat ze erkent dat ze geen namaak, maar echt goud is, waarvoor ook geen dwaas maar een verstandig mens nodig is om dadelijk te erkennen dat het goud is en het voor de juiste prijs te nemen. Zie - Ik zou nog heel veel meer over wereldse mensen kunnen vertellen; maar het is ter verduidelijking van de zaak niet nodig.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Jullie weten dat Ik eens heb gezegd dat niemand zich zorgen moet maken over wat hij zal eten of drinken en ook niet over zijn kleding, maar hij moet alleen maar Mijn rijk zoeken en diens gerechtigheid, en dat is Mijn grote liefde tot hen, die Mij ook, net zoals Ik hen, boven alles liefhebben. Hoe staat het dan met de verering voor Mij van een beter soort mensen op aarde, die voor het verzorgen van hun lichaam per dag drieëntwintig uur nodig hebben, terwijl Ik wordt afgedaan met nauwelijks een verloren uurtje. Is dat wel het rijk van God zoeken? Ik zeg jullie, de kikkers op de plassen en de mollen in de grond zouden jullie wel als belerende apostelen kunnen dienen, want werkelijk, de kikker kwaakt de meeste tijd van de dag in zijn vreugde over het leven, dat hij in zijn plas mag doorbrengen en looft Mij onbewust in zijn kwakende vreugde over het bezit van dat leven; de mol beseft het en baant zich een weg in de duisternis van de aarde; zijn weg en zijn geluidloze rust is een stille lofzang, waardoor hij onophoudelijk Mij, zijn Schepper, prijst.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan