17481 resultaten - Pagina 116 van 1166
... 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 ...
[4] Ik mag en Ik kan met Mijn wil niemand Mijn kracht en macht schenken, tenzij iemand komt en ze zelf neemt; want Ik zal niemand ooit verhinderen zich naar eigen keus van het leven te beroven of het oordeel over zich af te roepen, en zo kan men ook Mijn macht en kracht nemen als men die voor een goed doel nodig heeft.Hoofdstuk 145: De geest en de ziel van Johannes de doper. In Kis en op de berg van Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Want wie tot Mij zegt: 'Heer ik ben een zondaar en ik ben niet waard, dat U in mijn huis komt!', is Mij liever dan negen en negentig rechtvaardigen, die geen boetedoening nodig hebben en in hun hart God ervoor prijzen, dat ze geen zondaars zijn en daarom beter zijn dan iemand die haast niet zondigt. Ik zeg jullie: Hun loon zal eens in Mijn rijk niet zeer groot zijn!'
Hoofdstuk 145: De geest en de ziel van Johannes de doper. In Kis en op de berg van Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] 'O Heer! Hier in het stof ligt iemand voor U, die wel een groot zondaar is, maar U toch boven alles durft lief te hebben. Kijk, Heer, het is al ruim tijd voor het middagmaal; als ik waard ben dat U onder mijn dak zou komen, dan wil ik U en al Uw leerlingen aan tafel uitnodigen! Ik en mijn huis zijn te onrein en zondig voor U; maar in mijn keuken zijn reine spijzen en dranken klaargemaakt. 0, bewijs mij arme zondaar de genade, dat ik de spijzen door reine handen voor U hierheen mag laten brengen!'
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Behalve Mijn leerlingen was er echter ook nog een grote volksmenigte uit alle plaatsjes van Galiléa en Judéa verzameld, die Mij tot aan het huis van Kisjonah begeleidde; en Kisjonah liet hen, omdat ze bij Mij waren en er in huis geen plaats voor was, buiten brood en wijn geven.
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Bij zo'n gelegenheid ontbraken natuurlijk nooit de Farizeeën, die Mij vanuit Kapérnaum overal heen volgden. omdat deze Mij weer opgewekt en vrolijk zagen eten en drinken, en zagen hoe Ik ook aan tafel de berouwvolle tollenaars - die, volgens de Joden, verstokte zondaars zijn - in alle vriendschap de handen reikte en hen zelfs Mijn beste vrienden noemde, had Ik het weer gedaan bij de Farizeeën en andere aartsjoden.
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Het ergerde hen vooral, dat Ik na de maaltijd arm in arm met de tollenaars in een mooie, grote, aan het meer liggende tuin ging wandelen, en ook tegen de vijf aardige dochters van Kisjonah heel hartelijk en vriendelijk was, omdat ze een echte en diepe liefde voor Mij opgevat hadden. Ik noemde ze zelfs ook heel liefdevol en vriendelijk 'Mijn lieve bruiden', wat de Farizeeën helemaal ontzettend zondig vonden!
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Dan zegt de tweede weer: 'Maar zijn leer is zuiver en volledig aangepast aan de natuur van de mensen, en het ziet er toch helemaal niet duivels uit! Ik ben het niet helemaal met je eens, want Mozes leerde ons wel beschouwd hetzelfde als deze Nazareeër.
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar Ik zeg jullie: De juistheid van die wijsheid moet door hun kinderen worden aangetoond! (Matth. 11: 19) Dat wil zeggen dat zij de juistheid van hun aan ons verkondigde wijsheid aantonen door hun eigen kinderen dwazen te noemen; maar dat ook de juistheid van Mijn wijsheid wordt aangetoond, omdat hun kinderen Mijn wijsheid aannemen en erkennen. Zo is dan de juistheid van beide soorten wijsheid, de verkeerde en de goede, voldoende aangetoond.' .
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Na die dreigende woorden kwamen Mijn leerlingen bij Mij staan en zeiden: 'Heer! Hoe kunt U dat aanhoren? U heeft toch genoeg macht om zulk gespuis te vernietigen? Verschillende malen werden de Samaritanen verdreven omdat ze zich tegen U wilden verzetten, en toch heeft U in Sichar niet eens zoveel gedaan als in Kapérnaum!'
Hoofdstuk 148: De vervloeking van Chorazin, Bethsaïda en Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] En zij hebben zich niet verbeterd (Matth. II:20) ondanks al Mijn prediking, en al Mijn daden lieten hun harten onberoerd. daarom wee, Chorazin, wee Bethsaïda! Als in Tyrus en Sidon zulke daden gebeurd waren zoals bij jullie, dan zouden ze tijdig in zak en as boete gedaan hebben! (Matth. 11:21)
Hoofdstuk 148: De vervloeking van Chorazin, Bethsaïda en Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Na Mijn strafrede kregen velen een visioen en zagen, hoe het op de jongste dag zal vergaan met zulke steden; die door Mij vervloekt zijn, en zij zagen Mijn gestalte in de wolken en uit Mijn mond kwam een vloek en deze trof de vervloekte steden!
Hoofdstuk 148: De vervloeking van Chorazin, Bethsaïda en Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Maar Ik hief Mijn handen over hen, zegende hen en zei: 'Ook Ik, mens zijnde, prijs U, Vader en Heer des hemels en der aarde, dat U dat voor deze wijzen en verstandigen van de wereld hebt verborgen en het hebt geopenbaard aan de onmondigen! (Matth.11;25) Ja, heilige Vader, zo is het aangenaam voor U en Mij! (Matth. 11:26) Want wat U doet, dat doe Ik ook; want wij zijn eeuwig Een! Ik was nooit een ander dan U, heilige Vader, en wat van U is, is ook van Mij!'
Hoofdstuk 148: De vervloeking van Chorazin, Bethsaïda en Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Door deze laatste woorden worden allen bevangen door een grote vrees. Want onder de Mij steeds volgende leerlingen waren er nu al veel, die niet meer twijfelden aan Mijn goddelijkheid; en juist deze werden het meest door vrees bevangen.
Hoofdstuk 148: De vervloeking van Chorazin, Bethsaïda en Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Nathanaël gaf aan de achtergeblevenen als het ware leiding omdat hij voor zichzelf, zonder dat Ik hem dat persoonlijk opgedragen had, uitgebreider dan alle anderen een evangelie vastlegde in de Griekse taal, die hij goed meester was. Hij kwam tot in het diepst van zijn wezen geschokt naar Mij toe en zei: 'Heer! Almachtige! Ik zag dat visioen ook en daarin de verschrikkelijkste dingen, zodat ik van angst niet meer schrijven kon! Ik vraag U in alle volheid van mijn liefde voor U, eeuwig Heilige, om mij te zeggen of dat te eniger tijd in het hiernamaals in alle werkelijkheid zo gebeuren zal zoals ik en velen het nu hebben gezien.'
Hoofdstuk 149: De opwekking tot het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Maar wee deze en alle latere vijanden van Mijn orde! Waarlijk, die zullen duizendvoudig voelen Wie het was Die zij weerstreefden en met Zijn echte volgelingen met alle vloeken belaadden!
Hoofdstuk 149: De opwekking tot het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)