Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 116 van 215

...  104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129  ...
[3] O Jezus, goede Heiland, verwijst U mij nu toch alstublieft niét -ik ben immers ook zelf niet gezond -naar een tijdstip dat ligt ná Uw terugkeer naar de Hemel, zoals U mij alreeds eerder deed weten. Helpt U toch, helpt, helpt direct mijn zoon!
Hoofdstuk 3: Tweede Brief van Abgarus aan Jezus - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[3] Na het horen van al deze dingen, ben ik bij mijzelf tot de conclusie gekomen, dat één van déze mogelijkheden feitelijk waar moet zijn: ófwel Ge zijt God, Die uit de Hemel is neergedaald, ofwel Ge zijt, waar Ge tot deze dingen in staat zijt, toch tenminste een Zóón van de grote God !
Hoofdstuk 1: Eerste Brief van Abgarus aan Jezus, de Heiland - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[2] Wat er later met de 'verdoemden' ná het 'terugbrengen van alle dingen' zal gebeuren, is niemand toegestaan te weten. Dat weet ook geen engel, zelfs de hoogste voor het licht geschapen geest niet. Alleen de Godheid van de Eeuwige Vader in Haar heiligheid voorziet de lotgevallen van alle schepselen door alle eeuwigheden der eeuwigheden -en iedereen die overeenkom­stig de heilige wil van God in deze uiterst geheimzinnige zaak verlicht wordt, ziet dat pas in komende tijden.
Hoofdstuk 15: Een vraag over de verre toekomst - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[2] 'Met alles wat Ik heb geschapen, kon Ik toch onmogelijk meer dan één doel voor ogen hebben. Daar Ikzelf echter het eeuwige leven ben, kan Ik toch nooit wezens hebben gescha­pen voor de eeuwige dood! Een zogenaamde straf kan daarom slechts een middel zijn om het éne fundamentele hoofddoel te b~reiken, maar kan nooit tegelijkertijd een als het ware vijandig daar tegenover staand doel hebben. Daarom kan er nooit sprake zijn van een 'eeuwige straf'!
Hoofdstuk 14: 'Eeuwige straf' en 'eeuwige verdoemenis' ­bestaan die? - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[1] In het werk Van de hel tot de hemel (IL 226/227) wordt de Heer om opheldering gevraagd over de in bijna alle christelijke kerken en gemeenten voorkomende begrippen van 'eeuwige straf' en 'eeuwige verdoemenis: De Heer antwoordt:
Hoofdstuk 14: 'Eeuwige straf' en 'eeuwige verdoemenis' ­bestaan die? - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[35] Het eigenlijke ware weerzien komt pas in het rijk Gods, dat is de hemel, die de gehele oneindige ruimte vult en derhalve overal aanwezig is, maar die ieder mens alleen via zijn hart kan bereiken. Maar omdat er tegenwoordig zoveel mensen op aarde zo materieel zijn ingesteld dat zij van de geestelijke toe­dracht van de dingen geen enkel idee hebben, en die hier over 'natuurgeesten' lezen en niet begrijpen wat dat zijn en waar ze uit bestaan, dient hierover nog een korte nadere toelichting te volgen.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[34] Tussen deze twee hoofdtoestanden in zijn er nog talloze bestaansvormen, die hier niet beschreven hoeven te worden omdat die in de boeken 'De geestelijke wn', ~rde en maan', 'Bisschop Martinus' en 'Van de Hel tot de Hemel' meer dan voldoende geschetst zijn, evenals in diverse andere mededelin­gen. Alle daarin beschreven bestaansvormen, van welke aard dan ook, zijn gebaseerd op de nu getoonde hoofdregel en de fundamentele wegen naar boven of naar beneden zijn op zich­zelf beschouwd hetzelfde.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[4] Het in het ‘aanhangsel' opgenomen artikel eeuwige straf en eeu­wige verdoemenis, bestaan die?' is genomen uit; Van de Hel tot de Hemel, 2 delen, elk ca. 500 bladzijden. Uitgeverij De Ster; Tilburg.
Hoofdstuk 12: Het gewelddadige einde van een politicus - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[2] In het tweedelige werk Van de Hel tot de Hemel wordt de dood en de ontwikkelingsweg aan gene zijde beschreven van de politicus Robert Blum (1807-1848). Deze revolutionair poogt bij een volksopstand in Wenen op te komen voor het verarmde proletari­aat en moet zijn goede bedoelingen bekopen met de dood voor het vuurpeloton. Na zijn plotselinge dood verkeert deze zie1 aanvankelijk in volslagen duisternis, overeenstemmend met zijn atheïstische en nihilistische levensbeschouwing. Daar er echter in zijn ziel oprechte liefde voor de verdrukte medemens en een uit zijn kin­dertijd stammende verering voor Jezus als mensenvriend aanwe­zig is, blijkt deze revolutionair snel ontvankelijk voor hogere inzichten. Wij maken zijn geestelijk ontwaken mee en zijn er getuigen van hoe deze ziel in zijn geestelijke fantasiewereld.door de Heer zelf wordt benaderd om hem uit zijn wereldse dwalingen te verlossen en hem als gelouterde ziel tot helper en wegwijzer van talloze andere zielen te maken.
Hoofdstuk 12: Het gewelddadige einde van een politicus - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[76] De arme zegt: 'O, mijn verheven vriend, nu wordt het mij heel vreemd te moede! Denk je maar eens in hoe het iemand als mij kan vergaan en hoe het moet zijn om de Heer van hemel en aarde, de Heer over leven en dood, voor het eerst te zien!
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[73] De arme zegt: ach broeder, wat heerlijk, wat zuiver godde­lijk straalt toch dit prachtige morgenlicht, wat een mooie wol­ken! En die heerlijke bergweiden en boompjes! 0, onbegrij­pelijk mooie hemelse wereld! Wat zijn daarbij vergeleken alle heerlijkheden van de aarde? -Maar ik zie nu ook grote scha­ren, die ons tegemoet komen, en ik hoor ook heerlijke hemel­se liederen! 0, wat een harmonie! Wie kan de ongekende wel­luidendheid ervan omvatten? -Wat stralen zij toch, die ons tegemoet komen! Wat voor indruk zal ik wel niet op hen maken in mijn nog heel aards uitziende kleren?
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[29] Daarom meen ik, omdat ik nu volkomen inzie dat ik als zodanig helemaal rijp ben voor de hel, dat de zaak op geen enkele wijze te veranderen is, tenzij ik door een almachtige toelating van God met mijn huidige inzicht nogmaals op de aarde gezet zou worden om daar zo veel mogelijk mijn fouten weer goed te maken. Of, omdat ik voor de hel zo ontzettend bang ben, de Heer zou mij mogelijk voor alle eeuwigheid als een geheelonbeduidend wezen ergens in een uithoekje kun­nen plaatsen, waar ik als een heel eenvoudige landman mij op de schrale grond het allernoodzakelijkste met mijn handen kan verwerven. Ik zie dan van ganser harte af van een hogere zaligheid, omdat ik mijzelf voor de onderste trap van de hemel beslist te onwaardig houd.
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[25] Heb je ooit in je hart gezegd: 'Laat de kleinen tot mij komen'? -O, nee, slechts de groten hadden voor jou waarde. Of heb je ooit een arm kind in Mijn naam opgenomen, gekleed, gevoed en gelaafd? Hoeveel naakten heb je wel gekleed, hoeveel hongerigen verzadigd, hoeveel gevangenen bevrijd? -Wel, Mij is daar niets van bekend; maar wel heb je duizenden in hun geest tot gevangenen gemaakt en niet zel­den door te vervloeken en te verdoemen diepe wonden gesla­gen in de ziel van vele armen, terwijl je de groten en de rijken de ene dispensatie na de andere gunde, natuurlijk tegen be­taling. Een enkele keer ook voor niets bij erg grote heren om hen te imponeren met een soort wereldse vriendschap. Denk je nu werkelijk dat dergelijke werken door God met welgeval­len gezien worden en je daarom direct na je sterven in de hemel opgenomen had moeten worden?
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[3] Hij, die -zelfs toen hij nog maar priester was -de hemelse vreugden in de wonderlijkste kleuren afschilderde en zich uit­putte in het beschrijven van de verrukking en gelukzaligheid in het rijk der engelen, maar daarnaast natuurlijk ook de hel en het onaangename vagevuur niet vergat, wilde nu zelf als bijna 80-jarige grijsaard nog steeds geen bezit nemen van zijn veelgeprezen hemel. Nog duizend jaar leven op aarde zou hem liever geweest zijn dan een toekomstige hemel met al zijn ver­rukkingen en zaligheden.
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[13] Maar zie, de Heer weet wat voor zware last jij te dragen had en Hij heeft groot erbarmen met je. Daarom heeft Hij ons naar je toe gestuurd, opdat je gered zult worden en niet ten onder zult gaan door de grote wereldse last die je nog met je mee hebt gebracht. Denk hierbij niet aan een gericht; want in het rijk van vrijheid van de geest bestaat er geen gericht en geen rechter, behalve de eigen vrije wil van ieder mens! Denk ook niet aan de hel. Die is nergens, behalve in ieder mens zelf, als hij die in zichzelf door het kwaad dat in hem is, zelf schept. Denk echter ook niet aan een hemel als beloning die in het vooruitzicht is gesteld voor goede werken; maar Iaat het Woord van de Heer Jezus jouw wil zijn, zoek Hem alleen! Als je Hem hebt, heb je alle hemelen en je macht is dan uit de lief­de en dat is een heel andere macht dan je gehad hebt op de wereld op grond van je wereldse wijsheid en hoge positie. Nu weet je alles; doe, wat jouw vrije wil toelaat in naam van de Heer Jezus. Amen'.
Hoofdstuk 9: Het sterven van een minister - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
...  104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129  ...