5587 resultaten - Pagina 116 van 373
... 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 ...
[15] Nu kwam Ik naar buiten naar Roclus toe en zei tegen hem: 'Zeg hun dat ze de God van de joden nu alleen maar in hun hart moeten danken, wat Hij zeker zal horen, en dat zij nu naar hun herbergen moeten gaan om zich met spijs en drank te sterken. Pas vanmiddag zullen deze armen Mij zien.'Hoofdstuk 202: De genezing van de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Roclus zei: 'Luister, vrienden! Wanneer een mens wel eens onverhoopt vlak voor een grote gebeurtenis staat en met zijn verstand en dikwijls ook met zijn ogen en oren niet waarneemt wat voor groots en buitengewoons er al heel dicht bij hem is, heeft de mens in zijn hart een heel speciaal zintuig, dat men aanvoelingsvermogen noemt. Als datgene wat zonder dat de mens het weet dicht bij hem is, iets buitengewoon goeds is en geluk en zegen brengt, raakt het hart door dat aanvoelingsvermogen heel vrolijk en opgewekt gestemd, maar in het tegenovergestelde geval verdrietig en bedrukt. Ga nu te rade bij jullie innerlijke aanvoelingsvermogen! Hoe is dat gestemd? Wat voelt jullie hart?'
Hoofdstuk 204: Roclus verwijst de rijken naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Ik zei tegen de Arabier: 'Ik heb je weliswaar gezegd dat jij en ook degenen die gisteren bij jou waren tegenover de vreemdelingen niet moesten spreken over wat Ik aan jou heb gedaan. Nu heb je dat in het algemeen wel in acht genomen en hebt uit barmhartigheid alleen aan deze paar zieken verteld, waar en hoe jij zelf geholpen bent; nu heb jij hen meegenomen en in hun plaats zelf het verzoek gedaan, wat Mij over jouw hart een goed getuigenis geeft, en daarom zal jouw terecht verzoek bij Mij ook niet onverhoord blijven! Want de juiste, zuivere en onbaatzuchtige liefde en erbarming van een mens voor zijn lijdende broeders zal ook bij Mij altijd liefde, erbarming en verhoring vinden; er staat immers geschreven: 'God verhoort het gebed van een goed, rein, gelovig en vroom hart te allen tijde.'
Hoofdstuk 201: De genezing van de zieken van de overste der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu zei Roclus: 'Welnu dan, verhef jullie hart en je ogen! Deze man, die hier aan mijn rechter zijde aan tafel zit en het hart en nieren van ieder van ons onderzoekt, is degene naar wie jullie in Galilea wilden reizen!'
Hoofdstuk 205: De ware verering van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] De spreker zei: 'Voor mij althans voelt het zo blij, alsof de Aller verhevenste en Heiligste zich ergens vlakbij bevind en - zelfs in deze herberg. Daarom voel ik een bijzondere blijdschap in mij, hoewel mijn hart evenals dat van al mijn metgezellen nu niet bepaald enige reden kan hebben om blij gestemd te zijn; want ik alleen heb -let wel -al vier dode kinderen de lange weg hierheen gebracht, in de hoop dat ze hier opnieuw tot leven gewekt zouden worden, en heb daar nu twee volle maanden tevergeefs op gewacht! Dat is toch zeker een omstandigheid, die om heel begrijpelijke redenen het hart niet vrolijk en opgewekt kan stemmen; en toch zijn wij vandaag reeds vanaf vanmorgen vroeg merkwaardig genoeg heel opgewekt en vrolijk en kunnen ons ons oude verdriet niet meer voorstellen. Ja, in mijn hart heb ik zelfs het gevoel alsof iemand mij de verzekering geeft dat ik mijn vier kinderen levend naar Cairo terug zal brengen!'
Hoofdstuk 204: Roclus verwijst de rijken naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Daarop zeiden ook alle anderen: 'Ook wij voelen hetzelfde; en het schijnt ons toe dat het inderdaad zo en niet anders zal zijn! Maar ons hart is nu in een vreugdevolle begeerte ontbrand, laat ons dus, o meester, niet langer in het ongewisse en zeg ons waar de Allerverhevenste zich in Zijn persoonlijkheid nu bevindt! In de geest is Hij overal tegenwoordig, zoals wij als oude joden nog wel weten over de God van Abraham, Isaak en Jacob; Hij ziet alles, hoort alles, weet alles, schept alles en houdt alles in stand. Maar aangezien Hij nu Zelf overeenkomstig de oude beloften in menselijke gedaante onder de mensen van deze aarde verblijft en hun grote weldaden bewijst, zouden wij -natuurlijk helaas altijd als grote zondaren in Gods ogen -de oude Schepper en Vader van de mensen toch ook graag met onze lichamelijke ogen willen zien en met onze bevuilde oren Zijn Vaderstem willen horen, zodat wij thuis tegen alle mensen kunnen zeggen: 'Wij hebben God gezien en gesproken en hebben uit Zijn eigen mond Zijn wil vernomen, volgens welke alle mensen moeten handelen en leven!' -Zeg ons, grote meester en overste van dit vanouds bekende wonderinstituut, waar Hij Zich nu bevindt, misschien zelfs vlak bij ons, Hij, wiens naam geen menselijke tong noch de tongen van alle engelen uit kunnen spreken!'
Hoofdstuk 204: Roclus verwijst de rijken naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Daarop zei de spreker, die Mij in zijn hart voor alles bedankte: 'O Heer en Meester, omdat wij nu al zoveel genade bij U gevonden hebben, willen wij onze dankbaarheid daarvoor zo goed we kunnen met daden metterdaad tot uitdrukking brengen! Wees zo genadig ons te zeggen, wat voor offers wij hier uit grote liefde voor U moeten brengen en verrichten!'
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Ik zei: 'Mij en ook de Essenen hoeven jullie geen ander offer te brengen dan dat jullie voortaan alleen in de ene ware God geloven en Hem uit alle macht liefhebben en jullie arme naasten als jezelf, en dat jullie je hart beschermen tegen zelfzucht, tegen gierigheid en afgunst, tegen liefde voor de wereld en tegen hoogmoed; want alles wat in de ogen, oren en harten van de wereld groots en glanzend is, is -luister goed! -in Mijn ogen een gruwel!
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Ik zei: 'Dat was een dwaze vraag! Als jullie je levend geworden kinderen weer hebben, waar hebben jullie die doodskisten dan verder nog voor nodig? Als jullie mensen zouden ontmoeten en die zouden de lege kisten zien, zouden die als eersten verraden wat jullie hier ten deel is gevallen en dat is nu juist wat Ik jullie nadrukkelijk ontraden heb. Daarom is het vanzelfsprekend wat er met die overbodige doodskisten moet gebeuren. De broeders Essenen zullen die in hun smederijen tot ploegscharen en spaden laten omsmeden en ze voor betere doeleinden gebruiken. -Nu weten jullie alles wat jullie te doen staat; verlaat dus met opgelucht hart deze herberg!'
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Dat deze daad meer dan groot opzien baarde bij de betrokkenen is vanzelfsprekend en dat hoeft niet verder beschreven te worden. Al deze vaders en ook enkele moeders dankten Mij in hun hart en namen een versterking in een herberg, die ongeveer een half uur gaans buiten Essea langs de weg naar Egypte lag, om in de plaats zelf geen opzien te baren, en reisden vroeg in de ochtend weer naar huis.
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] En kijk, dat is dan ook goed; want juist bij die gelegenheid zal de overste hun dat kunnen voorhouden zoals Ik hem dat in het hart en in de mond zal leggen, en dan wordt er aan de straatroverij een eind gemaakt. En de zieken die zich hier nu onder het gezag van de Essenen bevinden, zullen tegen hen en de hele tempel getuigen; en dat beslist des te meer, als zij van de overste zullen horen wat voor prijzenswaardige helse bedoelingen de beide tempeldienaren met hen hebben!
Hoofdstuk 207: De twee hoogmoedige Farizeeën uit Jeruzalem in Essea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[23] Maar U, o Heer en Meester, bent uiterst wijs en weet het beste waarom U zoiets toelaat! Maar als die twee komen, vul mijn hart, o Heer, dan met geduld, zodat Ik in staat zal zijn om te verdragen wat zij tegenover mij naar voren zullen brengen!'
Hoofdstuk 207: De twee hoogmoedige Farizeeën uit Jeruzalem in Essea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] jullie zeiden dat ik jullie en de tempel gelasterd en mijzelf strafbaar gemaakt heb. Maar hoe staat het nu eigenlijk met jullie? Maar wat ik, die van God het vermogen heb ontvangen om ieder mens helemaal te doorzien en diens hart en nieren te beproeven, hier gezegd heb, kan ik jullie met duizend getuigen tegenover God en alle gewone wereldse rechtbanken bewijzen. En als ik dat doe, hoe zal het er dan met jullie voor staan? jullie dachten mij met jullie hogepriesterlijke dreigementen tot een gruweldaad te dwingen; maar nu staan de zaken omgekeerd, en ik heb jullie nu in mijn macht! Wat zullen jullie nu doen?'
Hoofdstuk 209: Roclus onthult de bedoelingen van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Zijn jullie niet de ergste godslasteraars, als jullie zeggen dat jullie de voornaamste dienaren van God zijn, dat Hij alleen jullie gebed verhoort, en dat jullie de macht gegeven is om voor de zielen van de mensen de poorten van het hemelrijk te openen? Jullie zelf hebben nog nooit in een God geloofd en Hem in jullie hart de juiste eer gegeven; maar wel hebben jullie nog altijd iedereen hevig vervolgd, die, gewekt en vervuld van Gods geest, noodzakelijkerwijs tegen jullie is gaan getuigen!
Hoofdstuk 209: Roclus onthult de bedoelingen van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] jullie verkondigen de mensen weliswaar de wetten van Mozes, maar zelf nemen jullie er niet één in acht en begaan alle zonden die de duivel, die jullie echte vader is, jullie ook maar in het boosaardige hart legt; jullie liegen altijd tegenover God en alle mensen; jullie bedriegen, zweren valse eden; jullie stelen, roven, doden en moorden, zoals ik jullie tegenover God en ieder wereldse rechtbank met wel duizendmaal duizend getuigen zonneklaar kan bewijzen - en jullie wagen het om diegene een godslasteraar te noemen en hem dan ook te vervolgen, die, gewekt door de ware geest Gods, tegen jullie getuigt en jullie zelfs nog van de afgrond van het eeuwige verderf wil redden?!
Hoofdstuk 209: Roclus onthult de bedoelingen van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)