10915 resultaten - Pagina 116 van 728
... 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 ...
[16] Opdat het gebod echter voor de nieuwe mens datgene zou zijn, wat het moest zijn, moest U de mens een verleider mee.geven om hem te prikkelen het gebod niet te houden, opdat de mens dan uit eigen onwrikbare wil het gebod zou houden en getrouw in acht zou nemen.Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[25] Dit leven is echter toch niets anders dan Uw hoogste, machtigste en zuiverste goddelijke liefde!
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] IK zeg: "Ja, ja, maar niet geheel en al vóór Mijn thuiskeer, daarna echter wel!"
Hoofdstuk 184: De taal van het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] IK zeg: "Ik stel jullie daarvoor ook nog lang niet verantwoordelijk! Iedere leerling heeft een zekere tijd nodig aleer hij in datgene wat hij leert, thuis is en alles weet. Als hij zover is, houdt hij op leerling te zijn en is hij vanaf dat moment pas voor eventuele, latere fouten zelf verantwoordelijk! Daarom zijn jullie niet fout, als je nu nog veel niet begrijpt, maar later zal dat anders zijn! -Nu moeten we echter kalm zijn! Dadelijk zal er iets gebeuren, dat ons veel werk zal geven!"
Hoofdstuk 184: De taal van het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] MARCUS zegt: "Zolang de Ene, die hier is, niets zegt of opdraagt, is er beslist ook geen gevaar! Deze Ene is onze beste en betrouwbaarste veiligheid. Als Hij echter vindt dat er voorzorgsmaatregelen getroffen moeten worden, zullen ze ook zo snel mogelijk getroffen worden! Beste vriend en buurman, maak je dus maar geen zorgen, alles zal best in orde komen!"
Hoofdstuk 186: Voorbereidingen voor de naderende storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] OURAN zegt: "Ik dank U voor deze belofte, die nu al bijna geheel in vervulling is gegaan. Mijn tenten, die zelfs bij de grootste wolkbreuk geen druppel water doorlaten, staan nu allen ten dienste die daarvan gebruik willen maken. Zelf zal ik echter ook bij U, o Heer, bulten blijven.
Hoofdstuk 186: Voorbereidingen voor de naderende storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] In Mijn direkte omgeving blijven echter Cyrenius, Cornelius, Faustus, Julius, Philopold, Kisjonah, Ebahl met Jarah, Raphaël en Josoë, dan de elf leerlingen, de oude Marcus met zijn twee zonen en ook Mathaël met Ouran, Rob, Boz, Micha en Zahr .
Hoofdstuk 187: De storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar Helena, nu de vrouw van Mathaël, vluchtte ook met de vrouw en de dochters van Herme in de tenten. Herme bleef echter bij Mij.
Hoofdstuk 187: De storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] IK zeg: "Hij is nog niet eens behoorlijk begonnen en wil jij hem dan al beëindigd zien?! Als hij omslaat, zul je pas zijn kracht leren kennen! Overigens hoef je je helemaal niet druk te maken over deze storm! Als hij niet noodzakelijk zou zijn, zou één teken van Mij voldoende zijn om hem te laten verdwijnen. Hij is nu echter net zo nodig voor het behoud van de aarde, als jouw ogen voor jou zijn om te zien. Daarom laten wij hem helemaal uitrazen!
Hoofdstuk 187: De storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Ken je deze streek tot in de verre omtrek? Ja, jij kent haar en weet, dat zij als een van de vruchtbaarste alleen maar het bezit is van erg rijke Grieken. De arme Joden moeten echter tegen een waar hongerloontje in het zweet huns aanschijns voor de rijke, Griekse honden werken en alle vruchten in de schuren van de Grieken brengen. Die drijven daarmee handel in alle windrichtingen, wat hun zeer veel goud en zilver oplevert en onze Joden moeten dan in de winter bedelen en vis gaan vangen om in leven te blijven!
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] De IN NOOD VERKERENDEN zeggen: "Wij wilden naar Caesarea Philippi, maar pas na de storm! De storm sloeg het schip echter weg van de oever en dreef ons met grote kracht hierheen. Wij weten niet waar wij ons bevinden, want door de dichte regen zien wij aan geen enkele kant een oever die ons bekend voorkomt. Moeten we nog ver om ons doel te bereiken?"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De reizigers delen de schippers echter mee dat ze op hen moeten wachten tot zij hun zaken in Caesarea Philippi hebben afgehandeld.
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De LOODS verklaart echter: "Ik ben slechts een dienaar van mijn Heer, van Wie ik alles krijg wat ik nodig heb. Daarom neem ik ook absoluut van niemand een beloning aan, want die komt alleen mijn Heer toe!"
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Voor de arme Joden zal er echter rondom de zee genoeg bouwgrond overblijven en de stad zal voor de echte Joden wel weer herbouwd worden, -maar in een reinere en betere stijl dan tot op heden het geval was! Het is weliswaar nog een heel jonge stad, die als stad nauwelijks zeventig jaar bestaat, omdat er voordien slechts een heel onbeduidend gehucht op deze plaats stond. Van nu af aan zal het echter geen stad meer genoemd worden, maar het zal slechts een vissersdorp zijn en blijven. De pracht van de Grieken moet verdwijnen, maar de heerlijkheid van de hemelen zal in plaats daarvan hier zichtbaar worden, zoals dat nu op dit ogenblik gebeurt. -Oude Marcus, ben je het nu eens met Mijn huishouding?"
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] De storm neemt nu echter weer af en ofschoon de hagel is opgehouden, valt de regen nu zo dicht uit de hemel, dat het water zich op de vlakke bodem meteen tot halve manshoogte verzamelt en dan met verschrikkelijk kabaal wegstroomt, zodat zelfs de zee de geweldige toevloed begint te bespeuren, wat toch echt geen kleinigheid is. Huizen, bomen en duizenderlei andere zaken spoelen naar zee. Ook veel vee, zoals kippen, alle soorten vogels, die door de hagel gedood zijn, ontelbare varkens, ezels, koeien, ossen, schapen, geiten en hazen, reeën en herten krijgt de zee te verwerken en het zeer grote aantal vissen, dat deze binnenzee herbergt, zal zich daaraan tegoed doen, er zeer vruchtbaar van worden en zich zeer vermeerderen. Dat zal dan een goede schadeloosstelling zijn voor de arme Joden, die hier toch al niets verliezen konden, omdat zij weinig of niets bezaten. De weinige welgestelden waren in hun hart echter al tamelijk Grieks hard en gevoelloos geworden en het zal hun ziel zeker niet schaden, zich nu ook net als de anderen te gaan bezighouden met vissen en bedelen.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)