Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1153 van 1490

...  1141 - 1142 - 1143 - 1144 - 1145 - 1146 - 1147 - 1148 - 1149 - 1150 - 1151 - 1152 - 1153 - 1154 - 1155 - 1156 - 1157 - 1158 - 1159 - 1160 - 1161 - 1162 - 1163 - 1164 - 1165 - 1166  ...
[5] Wat denk je, Helena, dat er met deze vervelende boom moet gebeuren? Moet mijn dreigement ten uitvoer worden gebracht of niet? Want eerlijk gezegd begon de boom de tuinman allang heel erg tegen te staan.
Hoofdstuk 96: De Heer over Godskinderen en kinderen van de wereld. Gelijkenis van de boomgaard en van de onvruchtbare boom - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Ik zeg: 'Liefste Helena, je hebt Me een goede raad gegeven! Daarnaar zullen we ook handelen. Gelukt het ons, dan zullen zij leven; gelukt het echter niet, dan zullen zij verdoemd zijn! We zullen meteen aan het werk gaan, want zolang deze afschuwelijke soort niet omgevormd of vernietigd is, zullen we van de aarde nooit volkomen rijpe en goede vruchten kunnen verwachten.
Hoofdstuk 97: Over zinnelijke lust en hoogmoed. Roberts opdracht betreffende de patheticus. De filosofie van de genotzuchtige, wereldse mens - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] En hoe groot is de hoogmoed, die steeds samengaat met de lust van het vlees, en die zich maar al te gauw aanmeldt, wanneer iemand zulk een geile bok stoort in zijn leven-zaligmakende wereld en hem mogelijkerwijs een of andere vriendschappelijke vermaning durft te geven! Dan is deze voor de ontuchtige een doorn in het oog! Kijk, zo is het met hen gesteld op aarde en zo komen zij ook hier naar toe!
Hoofdstuk 97: Over zinnelijke lust en hoogmoed. Roberts opdracht betreffende de patheticus. De filosofie van de genotzuchtige, wereldse mens - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Ik zie nu volstrekt geen waarachtige liefde meer onder de mensen. Niemand houdt meer van de ander als mens en broeder in U, 0 Heer, maar ziet hem alleen nog maar als een vervelende medebelanghebbende. Kan meneer B voor meneer A van enig nur zijn, dan zal A hem ook met alle vriendelijkheid bejegenen. Maar is B daartoe niet in staat, dan wordt hij voor A maar al te gauw een mens die hem volkomen onverschillig is, ja, die hij vaak zelfs minacht. Ik zou B niet graag aanraden om in een mogelijke noodsituatie bij A hulp te zoeken, wanneer deze intussen vermogend zou zijn geworden. Want B is zijn vriend niet meer, omdat hij hem niet heeft geholpen, ook al had hij kunnen aantonen dat hij hem indertijd onmogelijk had kunnen helpen! Zelfs al had B A werkelijk geholpen, zodat A daardoor naderhand grote voordelen had behaald, en B zou daarna in een of andere verlegenheid raken en hulp zoeken bij A, dan zal A, die op zijn eigen voordeel uit is, zich zeker zoveel hij kan onder hoffelijke verontschuldigingen terugtrekken en alle mogelijke moeite doen om van de lastige B af te komen. Zie Heer, zo ken ik de mensen en het merendeel is werkelijk zo!
Hoofdstuk 94: Helena over het zevenkoppige monster, de strijd tussen de dieren, de wolfsmensen en de koning - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Kijk, Ik ben almachtig en alles wat Ik ook maar denk, moet ook meteen gebeuren wanneer Ik het wil. Wanneer Ik hier nu een miljoen mensen voor Me zou willen hebben, dan zouden ze er ook zijn. Ze zouden zelfs wijs spreken en handelen en er uitzien als de mooiste serafijnen. Ze zouden je zelfs met alle liefde omringen en je van harte dienen, en toch zouden ze op zichzelf volslagen dood zijn. Alles wat ze zouden doen en spreken, zou alleen Ikzelf doen. Want in hen zou geen ander leven zijn dan datgene, wat Ik voor hun, volgens Mijn wil bepaalde levensduur, zou willen hebben. Zou Ik deze, alleen in schijn levende mensen niet meer willen, dan zouden ze echter ook in een oogwenk niet meer bestaan.
Hoofdstuk 95: Uitleg van de Heer over de ontwikkeling van zelfstandige wezens. Sleutel tot begrip van het leven op aarde - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Zou Ik zulke mensen willen behouden en hen in een werkelijk, vrij handelend en van Mijn almacht onafhankelijk leven willen plaatsen, dan zou Ik Mijn geest, die in deze in schijn levende mensen werkt met een geschikt middel van Mij los moeten maken. Ik zou hem dan in deze mensen moeten binden en door een uiterlijke, materiële omhulling gevangen moeten laten nemen, hem zo ten opzichte van Mij tot een zelfstandig wezen moeten maken en hem in die toestand gedragsregels geven. Ik zou hem dan mogelijkheden en prikkels moeten geven, waardoor hij genoodzaakt zou worden vanuit zijn vrije, van Mij helemaal losgemaakte inzicht en wilskracht te handelen, ofwel in overeenstemming met de hem gegeven wet, of in strijd daarmee. De wet zou natuurlijk doelmatig, wijs en volmaakt goed moeten zijn. Als gevolg van de strafmaatregel zou zo'n mens, in geval hij de wet niet in acht neemt, nog strenger en langer gevangen moeten worden gehouden, totdat hij noodgedwongen de wet daadwerkelijk zou aannemen en ernaar zou handelen. Pas dan zou het raadzaam zijn zo iemand de uiterlijke banden weer af te nemen en hem, net als jou, als een goed gevormd wezen in de volste vrijheid te laten overgaan, waarin hij tenslotte vanuit zichzelf een volmaakt, niet meer in het gericht staand leven zou hebben.
Hoofdstuk 95: Uitleg van de Heer over de ontwikkeling van zelfstandige wezens. Sleutel tot begrip van het leven op aarde - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Ofschoon we er voornamelijk op moeten letten, dat de in wording zijnde mensen op aarde zo veel mogelijk handelen volgens de wetten der eeuwige ordening, waardoor het vrije leven natuurlijk vlug en gemakkelijk te bereiken is, moeten we toch ook met het allergrootste geduld de zelfs totaal verkeerde handelingen met dezelfde rust beschouwen als wanneer ze goed en rechtvaardig zouden zijn. Want de eerste en voornaamste voorwaarde voor de vorming van vrije mensen is, dat ze zich eens, volledig van Mij gescheiden bewust worden van zichzelf en vanuit zichzelf beginnen te handelen! Goed of slecht, wettelijk of onwettelijk, dat moet voor het begin van ieder nieuw wordend mens volkomen eender zijn. We moeten hun zelf gemaakte instellingen en uitvindingen respecteren en onze invloed, die hen beschermt, zo veel mogelijk verborgen houden. Want zouden wij openlijk optreden, dat zouden wij de jonge, tere planten in de school voor de vorming der mensen met één stap vernielen; dan zouden we veel langer werk hebben om het vertrapte weer op te richten en naar zijn grootse bestemming te leiden, dan wanneer we geduldig deze eerste ontwikkeling van de mensen op aarde slechts heel voorzichtig werkend en helpend aanzien. Want na deze eerste ontwikkelingsfase hebben we toch nog altijd talloze wegen om de nog ontontwikkelde mensen naar hun juiste bestemming te leiden.
Hoofdstuk 95: Uitleg van de Heer over de ontwikkeling van zelfstandige wezens. Sleutel tot begrip van het leven op aarde - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[16] Je pocht nu wel geweldig op de natuurwetten en wilt me duidelijk maken, dat men wel bekrompen moet zijn, als men deze niet steeds dienstbaar weet te maken aan een genotzuchtig doel. Ik vraag je echter: vriend, hoe verklaar je het dan dat zeer veel van dergelijke ijveraars na een kortstondig zinnelijk genot in allerlei lichamelijk en geestelijk ongeneeslijke ellende terecht komen, waar bij wijze van spreken geen God hen meer uit kan halen? Hun hele natuur wordt verminkt, hun geest geleidelijk aan gedood en hun ziel verduisterd.
Hoofdstuk 97: Over zinnelijke lust en hoogmoed. Roberts opdracht betreffende de patheticus. De filosofie van de genotzuchtige, wereldse mens - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[17] Zeg eens, zou het fysiek en geestelijk voor dergelijke mensen niet beter zijn geweest, als ze die eerste wet der wellust niet zo stipt waren nagekomen, daar ze daardoor een tweede uit de hel over zichzelf hebben afgeroepen? De tweede is evenals de eerste ook een natuurwet. Als je zozeer ingenomen bent met de eerste, waarom dan ook niet met de tweede, wanneer deze haar rechten doet gelden?
Hoofdstuk 97: Over zinnelijke lust en hoogmoed. Roberts opdracht betreffende de patheticus. De filosofie van de genotzuchtige, wereldse mens - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[18] Je zei: 'Waar is die God die mij zou kunnen oordelen voor het opvolgen van de in de natuur gelegde wetten?' Ik vraag je echter: welke God heeft dan de tweede, afschuwelijke wet ingesteld als gevolg van de eerste, wanneer deze gewetensvol en ijverig wordt nageleefd?
Hoofdstuk 97: Over zinnelijke lust en hoogmoed. Roberts opdracht betreffende de patheticus. De filosofie van de genotzuchtige, wereldse mens - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[12] O mensen die van mijn soort zijn, zie af van je boosaardige zinnelijkheid. Jullie zullen spoedig net als ik voor jullie rechters staan en deze zullen jullie je eigen hart openen. Geen God zal jullie richten, maar jullie eigen hart zal jullie richten en verdoemen, en terecht, want jullie hebben je zelf door je duivelse praktijken daartoe gekwalificeerd. Keer je af van je grote verblindheid, want anders zijn jullie door eigen toedoen verloren. Broeder, ga weg van mij, want ik ben een te grote zondaar. Laat mij mijn intrek nemen in de zwijnen!'
Hoofdstuk 98: De patheticus begint naar Jezus te vragen. Er begint zelf kennis in hem te dagen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Er zijn mensen die direct uit Mij zijn voortgekomen, daarnaast zijn er ook mensen die indirect door Mij zijn geschapen. Zij, die rechtstreeks uit Mij zijn voortgekomen, zijn de eigenlijke Godskinderen, in wier harten dan ook de zuivere Godsliefde woont, waaruit de echte erkenning van God voortkomt. De indirect geschapenen zijn echter kinderen van de wereld, verwekt door satan uit de hel. Deze laatsten zijn door Mij echter ook geroepen tot de waarachtige erkenning en de waarachtige zuivere liefde. Omwille van hen heb Ik hoofdzakelijk het werk van de grote verlossing volbracht. Voor juist deze mensen gebeuren nu ook deze dingen op aarde en wordt er hier in Mijn hemelen beraadslaagd. Daarom denk Ik, dat in jouw lofprijzing nog iets aangevoerd had kunnen worden, dat in zekere zin een uitzonderingstoestand weergeeft, welke in Mijn gebruikelijke scheppings- en begeleidingswijze der mensen enkele niet onbeduidende veranderingen noodzakelijk maakt.
Hoofdstuk 96: De Heer over Godskinderen en kinderen van de wereld. Gelijkenis van de boomgaard en van de onvruchtbare boom - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] De eigenaar van een boomgaard heeft een hoeveelheid grote en kleine, edele en onedele fruitbomen geplant. Ze kregen allemaal dezelfde goede grond en de onedele kregen zo mogelijk haast een nog betere dan de edele. Ze werden allemaal met grote ijver verzorgd en het bleek, dat sommige onedele bomen veel weliger groeiden dan de edele. Een van de wilde bomen viel bijzonder op door zijn weelderigheid, zodat de tuinder hem zijn volle aandacht begon te schenken; hij verzorgde hem en bewees hem al zijn liefde. Maar het ene jaar na het andere verstreek; terwijl alle andere bomen vruchten voortbrachten naar hun soort, gaf deze boom geen teken van vruchtbaarheid en bracht alleen bladeren voort. Toen werd de tuinman als beheerder van de boomgaard tenslotte ontstemd en sprak tot zijn knechten: 'Jullie weten hoe ik deze wilde boom jarenlang verzorgde, maar hij heeft me nog geen enkele vrucht opgebracht; graaf hem daarom met wortel en al uit, hak hem in stukken en werp hem in het vuur, want deze vervelende boom begint me verschrikkelijk te ergeren! Op zijn plaats zetten we een wilg ten teken dat hier een onvruchtbare boom jarenlang mijn liefde en geduld heeft misbruikt!' Daarop zeiden de knechten: 'Heer, laat hem nog een jaar staan; we zullen hem een hoofdtak afnemen en hem andere grond geven. Als hij dan nog geen vruchten opbrengt, laat dan met hem gebeuren wat U gezegd hebt!' De heer van de boomgaard prijst het geduld van de tuinlieden en laat hen te werk gaan volgens hun goede bedoelingen. Maar na een, twee en tenslotte drie jaar brengt de boom nog steeds geen vruchten voort. Hij vormt wel bloesems, zodat men zou denken dat de boom tenslotte toch eens met zijn vruchten de moeite van de tuinders zal belonen, maar kijk, er komt desondanks geen vrucht tevoorschijn.
Hoofdstuk 96: De Heer over Godskinderen en kinderen van de wereld. Gelijkenis van de boomgaard en van de onvruchtbare boom - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Onder deze boom dienen echter die mensen te worden verstaan, die kinderen van de wereld zijn en van Mij alle zorg en aandacht krijgen, maar toch behalve bladeren en bedrieglijke bloesems geen vruchten van liefde, deemoed en gehoorzaamheid voortbrengen, omdat hun hart en hun gemoed begraven liggen in al het wereldse en in het goede leven van het lichaam. Zeg Me dus wat er met zulke mensen bomen moet gebeuren, die noch goede, noch slechte vruchten voortbrengen, maar temidden van goede en slechte fruitbomen een soort parasietbomen zijn, die alleen maar genieten, maar nooit iets nuttigs willen doen? Ook al lijken zij nog zo mooi, het is allemaal slechts bedrog, want hun gevoelsleven bestaat, evenals hun liefde, uit buitensporige genotzucht.'
Hoofdstuk 96: De Heer over Godskinderen en kinderen van de wereld. Gelijkenis van de boomgaard en van de onvruchtbare boom - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Ik zeg: 'Je hebt volkomen gelijk en zo zij het ook! Want wanneer Ikzelf iemand alle mogelijke ontwikkeling heb doen toekomen en hem alle mogelijke begrip, geduld en mildheid heb betoond en hem bijna op handen heb gedragen, en hij dan toch nog ondanks alle vermaningen al zijn zinnen in het vuilste moeras laat verzinken, dan is hij werkelijk geen beter lot waard. Maar kijk, we hebben juist hier verscheidene voorbeelden van zulke mensen: daar, die Patheticus is er een, en in het hier tegenoverliggende vertrek staan nog enkele dozijnen, waaronder zelfs enkele bloedschenders, en een, die in één jaar tijd zijn eigen tienjarige tweelingdochters wel honderd keer heeft verkracht, hetgeen deze beide zeer lieve kinderen uiteindelijk het leven en daarmee de voor hen op aarde bestemde geestelijke ontwikkeling heeft gekost. Maar zie, deze slechte bokken zijn hier desondanks in een vrije, niet geoordeelde toestand! Ik vraag je nu wat er in het vervolg met deze en soortgelijke anderen moet gebeuren?'
Hoofdstuk 96: De Heer over Godskinderen en kinderen van de wereld. Gelijkenis van de boomgaard en van de onvruchtbare boom - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
...  1141 - 1142 - 1143 - 1144 - 1145 - 1146 - 1147 - 1148 - 1149 - 1150 - 1151 - 1152 - 1153 - 1154 - 1155 - 1156 - 1157 - 1158 - 1159 - 1160 - 1161 - 1162 - 1163 - 1164 - 1165 - 1166  ...