Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 117 van 1112

...  105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130  ...
[13] Men begint wel in een soort religieuze opleving met deze feesten, en de feestgangers herinneren zich daarbij nog zeer levendig de persoon of de een of andere belangrijke gebeurtenis, die zij zelf beleefd hebben, maar in de tweede, derde, vierde of zelfs tiende generatie wordt het een nietszeggende ceremonie, waarvan duizenden nauwelijks nog weten waarom ze gehouden wordt, -en later wordt het helemaal heidens.
Hoofdstuk 157: Aalmoezen en herdenkingsfeesten. Aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Dan wendt de baas zich tot JARAH en stelt haar de vraag en zij zegt met het liefste en vriendelijkste gezicht van de wereld: "Beste vrienden. Niet dat ik zoiets ergens geleerd zou hebben en het daardoor nu als een schriftgeleerde zou weten, maar ik voel heel duidelijk in mij dat datgene wat Davids profetische geest verscheidene honderden jaren geleden voorspeld heeft, nu voor onze ogen volkomen vervuld is. Dat moesten jullie toch ook in eerste instantie binnen in je gevoeld hebben!
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Voor Hem moeten wij met onze handen juichen door werken van echte naastenliefde, en Hem moeten wij toejuichen met de zuivere stem der waarheid, zonder bedrog, zonder valsheid of arglist! Want wee degene die Hem met het onzuivere geschal van de leugen zou willen toejuichen! Want hoe mild en zacht Hij ook is voor de rechtvaardige, zo verschrikkelijk is Hij voor degenen, die leugen, valsheid en bedrog in hun hart dragen, zoals ook geschreven staat: 'Het is verschrikkelijk om in Gods handen te vallen, want God is een almachtig koning over de gehele aardbodem, voor Hem kan niemand zich ergens verbergen!'
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Nu is Hij hier om door de macht van Zijn leer alle volkeren dringend uit te nodigen zich bij ons te voegen om deel te krijgen aan ons heil, en de mensen, dat zijn de wereldse kinderen, voor het gericht onder onze voeten te leggen! Want alleen óns heeft Hij erfgenamen van het eeuwige leven gemaakt, ja wij zijn Zijn erfdeel! Hij is het van wie Jacob zei: 'O Heer, U bent alleen mijn luister!' En omdat Jacob dat in zijn hart beleed, werd hij de lieveling van God, en lieveling van Degene, die hier temidden van ons verblijft!
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Omdat wij echter weten wat Hij is, moeten wij Hem met een zuiver en wijs hart eren en prijzen en niet op de manier van de huichelachtige Farizeeën, die met hun lippen een valse Jehova naderen, maar daarbij hun hart voor deze echte en levende Jehova afsluiten en zich van hem verwijderen.
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Hij is echter niet alleen ónze God en koning, maar ook die van de heidenen van de gehele aardbodem. Want Hij alleen zit boven alle mensen en boven de hele eindeloze schepping op de eeuwige zetel van Zijn onbegrensde macht en heerlijkheid. Voor Hém moeten alle vorsten der aarde zich verzamelen, zoals hun volken voor hen, want Hij is de enige God van Abraham, Isaäk en Jacob. Hij alleen heeft Zichzelf verhoogd boven alles, ook boven alle emblemen der machtigen van onze uitgestrekte aarde!
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Dat Hij ons opzocht, is zelfs voor de engelen een onbegrijpelijke genade! Maar toen Hij kwam, kwam hij niet onaangekondigd, want alle profeten hebben daarover geprofeteerd. Veel van de profetieën konden de mensen echter door de steeds groeiende hardheid van hun harten niet begrijpen. Nu is Hij echter Zelf gekomen, waarover de profeten geprofeteerd hebben, en Hij Zelf openbaart zich aan alle mensen die van goede wil zijn.
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Voor diegenen die een slecht en hoogmoedig hart hebben kan Hij alleen maar verschrikkelijk zijn! Want het slechte heeft altijd de almachtige eeuwige gerechtigheid als onverbiddelijke en onomkoopbare rechter tegenover zich! Net zoals een goede gevoelige weegschaal al een zichtbare uitslag geeft als men ook maar een haar aan één kant toevoegt, zo kan er voor Hem, die hier is, geen nog zo geringe onwaarheid, verkeerdheid, boosheid, onrechtvaardigheid of wat voor andere lompheid van het hart bestaan! Daarom moet Hij verschrikkelijk zijn tegenover iedere zondaar die in zijn borst een hard, verstokt en boos hart draagt. -Begrijpen jullie nu de 47e psalm van David?"
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] IK zeg: "Ja, beste vrienden, in deze tijd kost het hemelrijk geweld! Die het niet met geweld tot zich trekken, zullen het niet veroveren! Maar ieder die ter wille van het hemelrijk met zichzelf vecht, is een wijze en verstandige bouwheer. Een wijze en verstandige bouwer bouwt zijn huis echter niet op los zand, maar op vaste rotsgrond, en als dan stormen en watervloeden komen, kunnen zij het huis niet deren, want het staat op een rots.
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Zo is het ook met de innerlijke strijd om het hemelrijk. Wie dit eenmaal door strijd in zich heeft verkregen, heeft het voor eeuwig onverwoestbaar tot zich getrokken. Dan mogen er nog zulke wereldse stormen over hem losbarsten, zij zullen niet in staat zijn hem te schaden. Maar wie het niet met alle inzet van zijn kracht en moed door strijd heeft verkregen, die zal in de stormen der wereld meegesleurd worden en ook nog verliezen wat hij al had! - Denk hier goed aan, want er zullen tijden komen waarin jullie dit alles heus erg nodig zullen hebben!"
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] IK zeg: "Vrede zij met en temidden van jullie! Niemand moet zich meer achten dan de ander! Jullie Zijn allen broeders, maar hij, die zich het geringste acht en de knecht en dienaar van de anderen wil zijn, die is toch de meeste en de hoogste! Als Ik jullie echter als knechten wil hebben, dan zijn jullie in werkelijkheid ook Mijn macht. En op die manier is iedere knecht de kracht van zijn heer, -maar de heer is dan weer de voorspraak van de knecht! Heb elkander lief, doe wel aan je vijanden, zegen hen die je vervloeken en bid voor hen die je. verwensen! Vergeld kwaad met goed en leen je geld niet uit aan hen die veel rente kunnen betalen dan zullen jullie de zegen en de genade van God in overvloed in je hebben! In korte tijd zal daaruit dan het licht, de waarheid en alle macht en kracht je deel worden; want de maat waarmee je geeft, zal ook de maat zijn waarmee je terugontvangt!"
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Maar heel snel werden wij een ander verschijnsel ge waar en dat was nog veel merkwaardiger! Wij wilden nu allen de zee wat nader gaan bekijken. Edoch -ik vraag ons nu niet uit te lachen! -, er zat geen druppel water meer in, en ons schip lag op de droge bodem; wij waren in staat de gehele diepte van de zee te zien. Het was ijzingwekkend! Ons schip rustte op een vooruitspringende rots, maar aan alle kanten van de rots was een afgrond van enkele honderden manshoogten. Daar in de bocht bij Genezareth is het doorgaans slechts ondiep, en daar liepen wij wat rond en verzamelden een hoeveelheid heel mooie en zeldzame mosselen en slakken.
Hoofdstuk 160: De nachtelijke belevenissen van de schippers.(11.4.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Toen de baas van de schippersknechten zijn verhaal beëindigd had, wilde de ruwe schippersknecht van voorheen de mosselen, waarvan ook hij er een paar in der haast had meegenomen - d.w.z. 's nachts van de droge zeebodem -, uit het schip halen. Door een wat onhandige stap gleed hij bij het aan boord gaan uit, en lag languit alsof hij er altijd al gelegen had. Toen begonnen de andere KNECHTEN hem uit te lachen en zeiden: "Hij blijft toch maar steeds een oude onhandige kerel!" De nog op de grond liggende ergerde zich.
Hoofdstuk 161: De schippersknecht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De SCHIPPERSKNECHT bromt achter zijn volle baard: "Nou ja, dat zit wel goed, maar zulke jongens zitten ook vaak vol achterbakse vlegelstreken en zorgen er voor dat een van ons iets overkomt! Oh, ik ken die straatslijpers wel! Overigens schijn jij wel een betrouwbare knaap te zijn, -maar je bent nu eenmaal een knaap en dat zegt al voldoende! Iedere knaap heeft toch altijd wel iets vlegelachtig over zich. Blijf daarom maar altijd op z'n minst drie passen bij mij vandaan!"
Hoofdstuk 161: De schippersknecht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] RAPHAËL zegt: "Die drie groschen stellen voor mij niets voor, maar dat jij iets wilt verkopen dat goed beschouwd nog niet eens volledig je eigendom is, dat vind ik niet juist! Kijk, in deze bocht hebben van oudsher slechts de burgers van Genezareth recht om te vissen, of degenen aan wie ze het verpachten. Jij hebt daarom deze drie mossels op de grond van Ebahl, die dit water in pacht heeft, gevonden, en zij zijn daarom goed beschouwd zijn eigendom. Als hij ze je eerst zonder meer schenkt, dan zijn ze van jou en dan kun je ze ook als je eigendom behandelen."
Hoofdstuk 161: De schippersknecht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130  ...