Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1174 van 1490

...  1162 - 1163 - 1164 - 1165 - 1166 - 1167 - 1168 - 1169 - 1170 - 1171 - 1172 - 1173 - 1174 - 1175 - 1176 - 1177 - 1178 - 1179 - 1180 - 1181 - 1182 - 1183 - 1184 - 1185 - 1186 - 1187  ...
[8] De graaf zegt: 'Juist, juist, precies zo heeft deze hoogst beminnelijke vriend het ons buiten gezegd, maar ik zal heel wat tijd nodig hebben voordat ik klaar zal zijn met het één voor één bekijken van deze talrijke aanwezigen. De zaal is enorm groot en fel verlicht, de aanwezigen stellen zich, als op commando, op in het gelid. Zo zal ik met het zoeken toch eerder klaar zijn dan ik aanvankelijk dacht. Daar in de eerste rijen vind ik niemand, die op Hem lijkt. Ook verderop kan ik niemand vinden. Ik kan hier weliswaar degenen die verderop staan evengoed waarnemen als degenen die vlakbij staan, maar onze lieve, goede vriend schijnt daaronder geen tweelingbroer te hebben. Daar helemaal achteraan ontdek ik nog een groep, die ik wat nader zou willen bekijken, als het toegestaan zou zijn.'
Hoofdstuk 145: Intrede in het hemelse huis. Ontmoeting met oude bekenden. Het blinde zoeken van de graaf naar Jezus. Eindelijk gevonden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[15] De graaf zegt: 'Al goed, maar ons als misdadigers terugwijzen is een beetje vreemd. Maar in godsnaam, het zij zo. Had ik maar vast mijn doel bereikt. Het is mij onverklaarbaar, dat ik hier bijna voor niets anders dan alleen maar voor Jezus de Heer belangstelling heb. Al deze werkelijk hemelse schoonheden zijn voor mij als beelden zonder ziel, zolang die Ene er niet is. Hier, waar men op het punt staat om als geest de volmaakte geest Gods te kunnen zien, wordt voor iemand het bestaan onverdraaglijk wanneer men Hem niet te zien krijgt, die als enige alles in alles is. Als jij, beste vriend, weet waar Hij zich nu bevindt, wijs mij Hem dan aan, zodat ik Hem tenminste van veraf mag zien!'
Hoofdstuk 145: Intrede in het hemelse huis. Ontmoeting met oude bekenden. Het blinde zoeken van de graaf naar Jezus. Eindelijk gevonden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Dus u... U b-b-bent het! U!?,.. de eeuwige Heer... over alles wat tijd en ruimte bevat en over alles wat boven alle tijd en ruimte verheven, in eeuwige vrijheid leeft en in de eeuwige diepten van Uw wonderbaarlijke scheppingen schouwt! O God, o God, o God! Ik... ellendige worm, een nietig stofje, sta nu voor U, de heilige, eeuwige Meester van de eindeloze wonderwerken, die allemaal uit Uw almachtige hand zijn voortgekomen; voor mijn God, voor mijn Schepper, Vader, voor mijn Heiland Jezus! O, hoor het alle hemelen! Kom hierheen gij alle overgelukkige aeonen, help mij om de diepte van de hemelse gelukzaligheid te voelen... om te voelen wat het betekent: een schepsel staat voor het eerst voor God, zijn almachtige Schepper! En... O, het is nauwelijks voor te stellen... deze God is zo eenvoudig en gewoon als een mens, en spreekt door de hoogste liefde geleid zo minzaam, mild en vriendelijk met mij als alleen de beste broeder met zijn andere broeder kan spreken!
Hoofdstuk 146: Het grote ogenblik voor de graaf. U bent het! Heerlijke lofrede. De Heer over de verhouding van de Vader tot Zijn kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Ik ben weliswaar God, als het oereeuwige Wezen vol wijsheid, macht en kracht en jij alleen maar een schepsel voortgekomen uit Mijn wilskracht, maar jouw geest is desondanks geheel datgene, wat Ikzelf ben. Daarom blijft er voortaan tussen ons precies dezelfde verhouding bestaan als tussen vader en zoon of als tussen broeder en broeder. Wat jouw ziel betreft, die nu je uiterlijke wezen is, ben je voor Mij een zoon, en wat je geest betreft een broeder! De ziel kwam voort uit het oerlicht van Mijn wijsheid en is eindeloos veel minder dan dat scheppende oerlicht. Daarom is de ziel een zoon ten opzichte van Mij, omdat ik in diepste wezen een en al liefde ben. Jouw geest echter, die Mijn eigen liefde in jou en dus Mijn hoogsteigen geest is, is dientengevolge door en door Mijn broeder! Denk dus niet al te lang over deze zaak na, maar sta op en kom met Mij mee naar de andere broeders!'
Hoofdstuk 146: Het grote ogenblik voor de graaf. U bent het! Heerlijke lofrede. De Heer over de verhouding van de Vader tot Zijn kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] De graaf zegt: 'Nee Heer, eeuwig nee, van U uit ben ik wel enorm groot, maar vanuit mezelf ben ik niets. Wel, ik sta al op, want Uw woord heeft me geheel opgericht.' Daarop komt de graaf dadelijk moedig naar Mij toe en zegt: 'Heer, Vader, God, Jezus! Ik ben nu door Uw liefde en genade helemaal genezen en de overdreven vrees voor U is ook verdwenen, maar in plaats daarvan brandt er een grenzeloze liefde tot U, in de vorm van een grote hartstocht, in ieder vezel van mijn hart. Langzamerhand zal misschien ook deze nieuwe eigenschap van het geestelijke leven wat tot rust komen, maar nu zou ik U graag met al mijn levenskracht willen omarmen en sterven in de onbeschrijflijke zaligheid van de liefde tot God! Heer, laat mij U toch even omarmen en U aan mijn van liefde brandende hart drukken.'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[8] Bij deze vraag staat de franciscaan radeloos te kijken. Er komt geen antwoord.
Hoofdstuk 149: De franciscaan houdt halsstarrig vast aan de roomse leer. Miklosch geneest hem hiervan door middel van scherpe vragen. Nu is ook bij deze verstarde ziel het ijs gebroken. Zalige verwondering over de hemelse waarheden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Bij het zien van deze verwondering vraagt de al wat flinkere Miklosch hem: 'Wel broeder, wat zeg je dan nu van je aanvankelijke 'helse illusie kost'? Het lijkt mij, dat deze zwavelpoel jou heel voortreffelijk smaakt!'
Hoofdstuk 150: De franciscaan laaft zich. Met warme dank gedenkt hij de Heer. Het ware hemelrijk met nieuwe wonderen. Het gezelschap der zaligen in de hoofdzaal. 'O Heer, wat bent U groot!' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Miklosch zegt: 'Werkelijk te veel van het goede! Eet en drink, broeder! Ik heb al flink mijn best gedaan en ben nu zo verzadigd en gesterkt, dat ik het wel voor eeuwig zou kunnen uithouden.' De franciscaan zegt: 'Mij gaat het al net zo; wat zou de Heer er echter van zeggen, als wij Hem dit brood en deze wijn zouden brengen?'
Hoofdstuk 150: De franciscaan laaft zich. Met warme dank gedenkt hij de Heer. Het ware hemelrijk met nieuwe wonderen. Het gezelschap der zaligen in de hoofdzaal. 'O Heer, wat bent U groot!' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Maar ik zie nu in, dat alleen een hemel die precies zo is ingericht als deze, aan iedere geest de meest ware, vrije en dus ook de hoogste zaligheid voor eeuwig kan bieden. Daarvoor, 0 heilige, liefdevolle God en Vader, willen wij allen U loven, liefhebben en prijzen!'
Hoofdstuk 150: De franciscaan laaft zich. Met warme dank gedenkt hij de Heer. Het ware hemelrijk met nieuwe wonderen. Het gezelschap der zaligen in de hoofdzaal. 'O Heer, wat bent U groot!' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[16] Als wij in deze volgorde in de grote zaal aankomen, waarin de verscheidene duizenden gasten de indruk wekken dat er zich nauwelijks zo'n dertigtal mensen bevinden, zinkt de franciscaan van verwondering bijna op z'n knieën en zegt:
Hoofdstuk 150: De franciscaan laaft zich. Met warme dank gedenkt hij de Heer. Het ware hemelrijk met nieuwe wonderen. Het gezelschap der zaligen in de hoofdzaal. 'O Heer, wat bent U groot!' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Mijn beste broeder, dat zou nu schadelijk voor je zijn, omdat jouw geest nog te weinig vastigheid heeft in je ziel, maar wanneer jouw geest weldra sterk genoeg zal zijn, zullen we elkaar ook zonder vrees voor nadelige gevolgen kunnen omarmen. Ik ben weliswaar voorzover het maar mogelijk is net als jij een mens, maar in deze mens woont niettemin de volheid van Mijn Godheid in levende lijve en jouw geest zou deze niet verdragen. Hij zou alle banden verbreken en zich dan verenigen met de Godheid in Mij als zijnde zijn eeuwige oergrond. Wanneer jouw geest echter zich volkomen in jouw ziel heeft geordend en in zichzelf vervuld zal zijn van alle kracht der liefde uit Mij, dan zal hij Mijn omarming zonder nadelige gevolgen kunnen verdragen.
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] Miklosch zegt: 'Vriend, je bent hardleers. Verder kan ik je niets zeggen, omdat ik je, door een innerlijke stem gewaarschuwd, niets anders zeggen mag. Er zullen op aarde zeker nog wel heel veel van zulke hardleerse mensen als jij zijn, maar zij zullen vast eerder te genezen zijn dan jij, hoewel zij zich nog op aarde in het vlees bevinden, terwijl jij je als geest hier allang op Gods akkers bevindt. Om jou echter de ogen zo mogelijk wat verder te openen, zal ik je een passende gelijkenis vertellen. Kijk, er was op aarde eens een groot en machtig heer en gebieder. Omdat het hem er om te doen was zijn onderdanen persoonlijk te leren kennen, verkleedde hij zich vaak als gewoon mens en bezocht zelfs meer dan eens als bedelaar hun huizen, vooral van die rijken, die door hem met de zorg voor de armen waren belast. Gelukkig diegenen, die hij, als onbekende, in de door hem voorgeschreven wettelijke orde aantrof! Maar wee degenen die zich niet aan deze orde hielden! En kijk, de Heer van de hemel en alle werelden schijnt iets dergelijks te doen. Weliswaar niet met de bedoeling om Zijn mensen op de proef te stellen en daaruit te zien hoe zij werkelijk zijn, maar om hun de gelegenheid te geven zichzelf te onderzoeken, waartoe Hij hun door Zijn liefde en wijsheid gelegenheid te over biedt. Ook hier zou ik bijna willen zeggen: wee degenen die door hun eigenzinnigheid, door hun opzettelijke blindheid en stompzinnigheid, Hem, wat zijn lankmoedigheid betreft, al te gevoelig op de proef stellen! Heb je deze gelijkenis begrepen?'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Mijn vriend, dit huis behoort niet aan een ketter en nog minder aan een gezelschap duivels toe. Dat zeg Ik je, de enige, eeuwige Heer van hemel en aarde, want in de hel wandelen nergens vrije gestalten in het licht van de hemelen. Komt deze echt hemelse broederschap je echter te verdacht voor, dan zie je daar de nog openstaande poort en buiten een weidse verte. Je kunt gaan of blijven, dat is ons om het even. De oneindigheid is ver, breed, hoog en diep genoeg. Zwijg nu of ga! Maar jij, broeder Blum, ga naar de grote, aangrenzende zaal en laat allen hier binnenkomen. Laat brood en wijn in overvloed op deze grote ronde tafel zetten, opdat deze blinde dwaas zich ervan mag overtuigen, hoe de zogenaamde duivels van dit huis eruit zien en hoe ze misschien zelfs gaar gestoofd en gebraden worden.'
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Robert verwijdert zich snel om Mijn wil ten uitvoer te brengen. Meteen komen alle aartsvaders, profeten en apostelen die aan hun uiterlijk gemakkelijk te herkennen zijn. Zo ook de aartsmoeders, te beginnen bij Eva, en ook moeder Maria met Jozef en alle personen die in de evangeliën voorkomen. Bij deze grote stoet sluiten zich dan de nieuw aangekomenen aan: Robert, Messenhauser, Jellinek, Becher, Niklas, Bardo en al degenen die bij hen horen. Tenslotte ook nog de vierentwintig danseressen, die door Roberts vrouw worden geleid. Zij dragen wijn en brood in overvloed aan en plaatsen deze levensmiddelen goed geordend op tafel. Allen echter die uit de naastgelegen zaal komen, zijn met een sterke glans omhuld, en dat hoofdzakelijk om de franciscaan de ogen te openen.
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Miklosch, die Mij buiten al zo stilaan begon te herkennen, komt dadelijk vol eerbied en deemoed naar Mij toe en zegt: 'O Heer, nu pas kan ik voor het eerst in mijn hele bestaan waarlijk uitroepen: '0 Heer, ik ben het niet waard, dat U binnentreedt onder mijn zondig dak!' Maar Heer, spreek maar één heilig woord en alles wat in en aan mij is wordt gezond. Ja, dat is waarlijk een levend brood van de hemel, Uw werkelijke lichaam zonder valsheid of bedrog, O Heer! Wie dit brood eet, zal eeuwig leven, want het heeft de kracht van eeuwig leven in zich! En wat een overheerlijke, hemelse smaak! En deze wijn, zuiver uit Uw hart gevloeid, is eveneens Uw waarachtige bloed, waardoor alle zonden die wij ooit op aarde hebben begaan, van ons worden weggenomen. Daarom waag ik het, hem, evenals het heilig brood, te genieten. Wat een smaak en wat een geest! 0 Heer, geen sterveling van welke wereld dan ook kan dat bevatten! Broeders, eet en drink en proef zelf hoeveel hemelen er in iedere druppel wonen!'
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
...  1162 - 1163 - 1164 - 1165 - 1166 - 1167 - 1168 - 1169 - 1170 - 1171 - 1172 - 1173 - 1174 - 1175 - 1176 - 1177 - 1178 - 1179 - 1180 - 1181 - 1182 - 1183 - 1184 - 1185 - 1186 - 1187  ...