Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 119 van 1088

...  107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132  ...
[8] CYRENIUS zegt: "Maar Josoë, geliefde zoon, je zult toch wel iets weten te zeggen!? Waarlijk, dat voortdurende verontschuldigen van jou wordt me nu een beetje eentonig! Ik weet nu wel uit ondervinding, dat de lieflijke Jarah je ver vooruit is in wijsheid; maar naar mijn weten ben je toch ook niet zo leeg, dat je op zo'n vraag helemaal geen antwoord zou kunnen vinden. Zeg in ieder geval toch iets! Heb je het fout, -nou, dan zijn er toch wijzen genoeg rondom de tafel, die je op de goede weg kunnen helpen!"
Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] God de Heer ziet dat echter van te voren en laat daarom toe dat de afgestompte mensheid een tijdlang met varkensvoer gevoerd wordt, en dat hun bodem door het onkruid een hoge voedingswaarde krijgt. Dan pas smaakt de in de nacht naar licht smachtende mensheid de reine en edele vrucht van het zuivere woord van God. En in die gelukzalige situatie leven wij nu."
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Wij merkten de zeer zelfzuchtige vraatzucht van de tempelgrond, waarmee ik natuurlijk het priesterdom bedoel, het eerst, en bevrijdden ons zoveel mogelijk van hen. En wij, die ook een edel zaad van God zijn, verspilden onze innerlijke levenskiemkracht niet aan het vullen van de grote buik van de tempel, maar wij richtten ons naar Gods orde, die wij steeds meer in ons herkenden, en staan daarom nu al als een veelvoudig gezegende vrucht vrij op de grote mooie akker van God. De Judeeërs, Mesopotamiërs en de naar het zuiden wonenden, zullen echter nog een hele tijd nodig hebben voor ze beseffen dat zij de meest voor de gek gehouden narren van de tempel te zijn!
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: " Ja, mijn lieve dochter, een complete uitleg zou ons allen veel te ver voeren; maar een paar gelijkenissen daarover wil Ik jou en zo ook al de anderen wel geven. Wie ze begrijpt, zal behalve dat, nog veel meer duidelijk worden, luister dus goed en aandachtig naar Mij:
Hoofdstuk 205: Mensen en volken ontvangen een gerichte opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Na een uur komt dat meisje, danig toegetakeld door de storm, bij het huis van een berucht tollenaar, die in de ogen van de zuivere Joden een groot zondaar is. Hij hoort het arme meisje al van ver jammeren, want hij houdt wacht bij zijn tolboom. Hij was geen vriend van vroeg naar bed gaan en daarom noemden de reine Joden hem ook al een ordeloze schooier .
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Zo'n mens is echter dan geestelijk ook zo goed als dood! Hij weet niets meer van iets geestelijks af. Hij loochent al het geestelijke en vermaterialiseert alles. Buiten de grove materie bestaat er voor zo'n mens niets meer. Zijn buik en zijn zeer zinnelijke huid zijn de twee goden waarvoor hij dag en nacht bereid is ieder offer te brengen. Voor zulke mensen bestaat God niet meer, en wanneer tenslotte zulke mensen, zoals het nu jammer genoeg zeker al veel voorkomt, zelfs nog priesters en dienaars van God worden, zal men toch hopelijk niet lang behoeven te vragen: 'Waarom zijn deze zuivere knechten van het vlees, voor wie in de aard der zaak de woorden: ziel, geest, God en Zijn hemelen niet anders dan verouderde, dichterlijk fantastische begrippen uit de taal zijn, priesters en dienaren van God geworden?' Kijk alleen maar eens naar hun uitpuilende buiken, dan zie je ook het duidelijkste antwoord levend voor je!
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JOSOË snauwde hem echter letterlijk toe: "O vreselijk onzinnig en bovenmatig dom mens! Heb je dan niet gehoord wat voor getuigenis de Heer Zelf aan de lieftallige Jarah heeft gegeven, en wil jij het dan met alle punten van haar antwoord oneens zijn? Oh, laat ons dan maar eens wat horen van je onbevredigde, overgrote domheid, en dan zullen we wel zien met wat voor vuil die gevuld is! Doe je domme ogen toch open, oude os! Kijk eens, hier naast mij zit een engel van God uit de hoogste hemel, zijn wezen is puur licht. En hier zie je de jonge wijze spreekster naar het hart van God, en naast haar hopelijk de Heer Zelf, wiens Geest hemel en aarde en alles wat bestaat schiep, en toch wil jij ondanks het getuigenis van God het niet geheel eens zijn met iets uit de toespraak van de lieftallige Jarah?! Zeg eens wie je wel bent om nu zo onbeschaamd met God te willen redetwisten!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Maar om deze heel belangrijke zaak nog aanschouwelijker te maken, wijs Ik je op de delen van het menselijk lichaam, waarvan ook ieder lid een andere vorm, en dus een andere behandeling en, in geval van ziekte, natuurlijk ook een ander geneesmiddel nodig heeft. Als iemand oogpijn heeft, moet hij daarvoor zeker een ander geneesmiddel gebruiken dan bij pijn in een voet. Wie pijn in zijn buik heeft, moet die anders behandelen dan een pijn in een hand. Ook moet er bij lichamelijke ziekten naar gekeken worden of het nieuwe, of oude en hardnekkige kwalen zijn. Een nieuwe kwaal kan meestal door een eenvoudig middel genezen, terwijl een oude kwaal vaak met een krachtig medicijn op leven en dood bestreden moet worden om haar uit het lichaam te verdrijven. De zielen van de mensen lijken ook altijd op de aparte ledematen van hun lichaam. Naar gelang een ziel meer op een edel of op een onedel deel van haar lichaam lijkt, des te meer moet zij net als dat enkele deel waar zij op lijkt, behandeld worden.
Hoofdstuk 205: Mensen en volken ontvangen een gerichte opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JOSOË zegt: "O Heer, mijn mening daarover zal echt heel onzeker uitvallen! Over het geheel genomen begrijp ik wel wat ermee bedoeld wordt, en ik kan van mijzelf niet zonder meer zeggen dat ik het niet goed genoeg begrepen zou hebben, maar ik voel mij veel te onzeker om van het geheel een soort zonneklare beschouwing te kunnen geven. Daarom zou het weer goed zijn als mijn liefelijke Jarah mij ook hier zou willen vertegenwoordigen. Want al spreek ik naar mijn mening nog zo wijs, er is toch altijd nog wel iets tegenstrijdigs in te vinden! Daarom zou ik veel liever willen luisteren, dan zelf spreken. Ah, als iemand iets ter sprake zou brengen dat ook maar in het minst fout en onjuist zou zijn, dan ben ik wel vlotter van de tongriem gesneden, maar voor de ontwikkeling van te hoog boven mijn kennishorizon liggende waarheden, voel ik mij nog veel te onzeker. Daarom houd ik mij maar heel bescheiden op de achtergrond, laat graag de wijzeren voor mij spreken en luister in stille bewondering, hoe edele woorden uit een wijs gemoed stromen, zoals de lichtstralen uit de zon. Daarbij vind ik het, zeker voor mij, helemaal overbodig om over iets wat zonder meer al zonneklaar is, nog verdere beschouwingen te geven. Wie zal op klaarlichte dag een lamp aansteken om het licht van de zon daarmee te versterken? Maar wie aan de stralende lichtwoorden, die nu uit Uw heilige mond gestroomd zijn, nog enige twijfel kan hebben, nu, laat die zich melden, dan zal men hem zonder bezwaar op het juiste spoor zetten!
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Deze zondige schooier steekt echter snel een fakkel aan en gaat het jammerende meisje vlug tegemoet. Als hij haar voorthinkend en huilend vindt, troost hij haar, tilt haar met zijn sterke armen op en draagt haar zijn huis binnen. Daar geeft hij haar eten en drinken en maakt een goed en zacht bed voor haar klaar. 's Morgens geeft hij haar nog geschenken, zadelt twee lastdieren en brengt haar geheel verkwikt en welgemoed, naar haar nog tamelijk verre woonplaats.
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Tevens is het lichaam naar buiten toe van allerlei zintuigen voorzien en kan horen, zien, voelen, ruiken en proeven. Daarmee krijgt de ziel allerlei informatie over de buitenwereld, goede en juiste, slechte en onjuiste.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Als het lichaam de ziel prikkelt om alles te doen voor zijn zinnelijke bevrediging, is dat steeds afkomstig van de vele onzuivere natuur of onder het gericht vallende materiegeesten, die in de. aard der zaak .het wezen van het lichaam vormen. Als de ziel teveel luistert naar de eisen van het lichaam en daaraan gehoor geeft, stelt zij zich daarmee in verbinding en daalt zo af in haar persoonlijke hel en in ha.ar persoonlijke dood. En als de ziel dat doet, zondigt zij tegen Gods orde in haar.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Jouw Europese volken uit het noorden waren eens in Azië, de wieg van het mensengeslacht, net eender en nog beter in alles verzorgd, dan nu jouw Romeinen, en zij hadden uit de hemelen een rechtstreekse opvoeding genoten. Er waren wijzen onder hen, zoals de aarde tot Mij toe niet kende, maar wat was daarvan het gevolg? Zij aten en dronken heel gezellig, werden van dag tot dag trager en zakten van geslacht tot geslacht af naar hun tegenwoordige staat. Maar nu, in deze armzalige toestand moeten zij in het zweet van hun aanschijn zorgen voor een mager onderhoud van hun lichaam en daarbij zijn ze toch niet helemaal zonder wijzen en leraren.
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik weet wel dat men U, o Heer, zogezegd blindelings gehoorzamen moet als U iets van iemand verlangt, maar hier moet ik door de juiste deemoed van mijn hart ongehoorzaam zijn! Want Uw wens, o Heer, zou ook heel gemakkelijk een soort test voor mij kunnen zijn of ik mij door mijn aangeboren, mijzelf vaak overschattende gevoel van eigenwaarde, zo ver zal laten meesleuren, en meteen met mijn ook nog in zeer slechte staat zijnde nachtlamp naar buiten zal rennen, om de zon daarmee toch nog wat helderder te maken dan zij al is! Maar mijn rustige hart zegt mij gelukkig: 'IJdele knaap, neem je in acht, de Heer test je! Zorg dat Zijn genade je doet slagen!' Als ik dat hoor, dan ben ik meteen op de hoogte en blijf op mijn bescheiden plaats! -Heb ik gelijk of niet om mij in het algemeen zo te gedragen?"
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De voeten van de mensen staan zichtbaar op een lager levensniveau dan de handen, maar als de voeten de mens niet naar het water zouden dragen, dan zou hij zijn handen niet van stof en vuil kunnen reinigen. Derhalve, denk ik, is de slavendienst in het algemeen net zo noodzakelijk als de herendienst. Als de voeten uitglijden, valt de gehele mens, en het is dus zeker goed en nuttig meer te letten op de voeten, die met alle recht de slaven van het lichaam genoemd kunnen worden, dan op alle andere lichaamsdelen. Afgestompt en willoos moeten de voeten het zware en tevens niets doende lichaam dagreizen ver dragen, en zij krijgen daarvoor als loon niets dan hoogstens een reinigende verfrissing bij een bron, terwijl na een gedane reis het gehele lichaam, dat tijdens de gehele reis niets gedaan heeft, zich versterkt met spijs en drank. Maar wat kunnen, wat zullen de voeten daarvan zeggen? -Niets, -want zij zijn daarvoor geschapen!
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132  ...