Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1182 van 1490

...  1170 - 1171 - 1172 - 1173 - 1174 - 1175 - 1176 - 1177 - 1178 - 1179 - 1180 - 1181 - 1182 - 1183 - 1184 - 1185 - 1186 - 1187 - 1188 - 1189 - 1190 - 1191 - 1192 - 1193 - 1194 - 1195  ...
[6] Als nu het hoogdravende verstand het ijdele van zijn dwaze streven inziet en zijn eerdergenoemde arm, die zijn vernuft of zijn vermogen tot waarnemen voorstelt, ootmoedig terugtrekt en in het hart, als de woning van Mijn geest in de mens, terugleidt, in plaats van door met hem het onbereikbare te willen bereiken, dan maakt hij de genoemde reis van drie spannen lang. Langs deze weg komt men tot het ware, eeuwige leven, tot de ware zalige rust, en men vindt daar alles wat de hele oneindigheid bevat, bijeen.
Hoofdstuk 129: De eenvoudige maar krachtige rede van de Heer. Over de korte weg naar de hemel. Over het verstand van het hoofd en het inzicht van het hart. De gelijkenis van het fruitplukken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Hier moeten wij U, O Heer, toch om een nadere uitleg smeken, zoals ook Uw apostelen op aarde vaker hebben gedaan, want ook voor hen waren Uw wijste lessen niet zelden een onbekend terrein, waarop een vreemdeling zijn weg niet kan vinden. Waar is de toegang en hoe zal de bouwtekening er uitzien? Heer, leg ons deze zaak nog wat nader uit!'
Hoofdstuk 129: De eenvoudige maar krachtige rede van de Heer. Over de korte weg naar de hemel. Over het verstand van het hoofd en het inzicht van het hart. De gelijkenis van het fruitplukken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Zo moeten jullie je ook Mijn hemelen niet ergens heel ver weg voorstellen, maar heel dichtbij. De hele weg is hoogstens drie spannen lang: de afstand van het hoofd tot in het centrum van het hart! Hebben jullie deze kleine afstand afgelegd, dan zijn jullie er reeds in. Denken jullie vooral niet dat we misschien een vlucht tot boven alle sterren zullen maken, we dalen slechts af in ons hart. Daar zullen we onze hemelen en het ware eeuwige leven vinden!'
Hoofdstuk 128: De plaats van ware gelukzaligheid... in het hart van de mens. De weg naar de hemel is drie spannen lang. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Ik zeg: 'Ja, zo is het! Slechts op het smalle pad en het kleine plekje is voor ieder mens het ware geluk en de ware zaligheid te bereiken. Wie deze zoekt op brede wegen en van mening is dat de zaligheid alleen te vinden is op grote pleinen vol pracht en praal, die vindt haar nooit. Alleen de hoogmoed bouwt brede wegen van verderf en legt grote pleinen aan, maar deze bepalen materieel, noch geestelijk het geluk van de mensen.
Hoofdstuk 128: De plaats van ware gelukzaligheid... in het hart van de mens. De weg naar de hemel is drie spannen lang. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Hebben jullie dan bij jezelf nooit twee soorten geestelijke werking ontdekt, namelijk één in het hoofd en de andere in het hart? Kijk, in het hoofd zetelt het koude, berekenende verstand van de ziel met zijn handlanger het vernuft, dat, behorend aan het zielen-verstand-lichaam, op een verreikende arm lijkt vol ogen en oren. Het verstand verlengt deze arm steeds meer en wil met hem tenslotte de hele oneindigheid naar zich toe trekken. Dit ijdele, dwaze streven is op zich genomen nu juist die gevaarlijke, dood en gericht brengende eigenschap van de ziel, die met het woord hoogmoed wordt aangeduid. In het hart echter rust de liefde als een geest, die uit de geest van Mijn hart is genomen. Deze geest heeft, evenals die van Mij, zondermeer reeds alles in zich wat de oneindigheid bevat, van het grootste tot het kleinste.
Hoofdstuk 129: De eenvoudige maar krachtige rede van de Heer. Over de korte weg naar de hemel. Over het verstand van het hoofd en het inzicht van het hart. De gelijkenis van het fruitplukken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Jullie hebben op aarde vaak gezien hoe de groten zich vetmesten ten koste van de kleinen en armen. Wie werd echter ooit gelukkig door goud, zilver of edelstenen? Ik zeg jullie: niemand! Roem- en hebzucht zijn niet te verzadigen, en streven er dag en nacht naar, nog meer praal, roem en rijkdom te verwerven. Wie ontevreden is, is ook niet gelukkig en kan het ook nooit worden. Een grote en brede plaats heeft veel nodig eer ze vol wordt en zelfs dan voldoet ze niet meer aan de eisen van de eigenaar. Deze streeft nu naar uitbreiding en aanvulling van de plaats en zo brengt het ene kwaad het andere voort. Het is niet mogelijk dat zulke mensen ooit het punt kunnen bereiken waarop ze een waarachtig en blijvend geluk vinden.
Hoofdstuk 128: De plaats van ware gelukzaligheid... in het hart van de mens. De weg naar de hemel is drie spannen lang. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Maar wie kan er iets aan doen dat de mensen op aarde zulke onzinnige opvattingen over U hebben? De leer van Rome draagt daar wel het meest toe bij. Deze leert ons een God kennen voor wie men wel een afschuwelijke angst, maar nooit liefde kan hebben. Men wordt daardoor wel volgestopt met hel en verdoemenis, maar van liefde kan daarbij geen sprake zijn. Waar angst de scepter zwaait, is liefde ver te zoeken.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Zou het niet dom zijn van de astronomen als ze de zon zouden meten naar de reikwijdte van haar lichtstralen? Deze dringen verder en verder door in de diepten van de eeuwige ruimte en hun afmeting wordt steeds groter van seconde tot seconde. Welke maatstaf zou er dan voor zo' n dwaze berekening moeten worden aangelegd? Daarom meten de sterrenkundigen de zon zelf, omdat haar afmeting vaststaand en blijvend is.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Was Christus, die toch ten volle God en mens tegelijk was, dan een reus toen Hij op aarde het werk van de verlossing volbracht? Hij was van gestalte helemaal geen reus, hoewel Zijn werken van een voor jullie nooit te meten grootte waren. En kijk, diezelfde, helemaal geen reusachtige Jezus staat nu ook voor jullie! Alleen Zijn geest, die uit Hem stroomt zoals het licht uit de zon, werkt eeuwig in de hele oneindigheid met onverminderde kracht. Maar deze geest gaat jullie niets aan als jullie je bij de oerbron en bij de Heer van al wat geest is, bevinden. Begrijp Hem daarom naar Zijn liefde en niet naar Zijn uitstralende licht, dan zijn jullie waarachtig Zijn kinderen, zoals Hij jullie aller Vader is!
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Het is wel goed dat een geest of een mens het goddelijke Wezen beschouwt in Zijn werken, maar men moet daarin niet verstrikt raken! Kijk, in de begintijd van de aarde hebben de mensen er plezier in gehad reusachtige bouwwerken op te trekken: Nimrod bouwde Babylon en een boven de bergen uitstekende toren. Semiramis liet bergen afgraven. Ninus bouwde het grote Ninive. De oude farao's overspoelden Egypte met kolossale bouwwerken en beelden. De Chinezen bouwden een muur van vele honderden mijlen lang. Zou men zich nu zulke bouwers even groot voorstellen als hun werken, dan zou men door ieder weldenkend mens toch voor een dwaas worden aangezien. Kijk, deze oerbouwmeesters van de grote bouwwerken der aarde waren als mensen niet groter dan jullie, alleen wisten zij hun krachten op grote wijze te ontplooien en gestalte te geven.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] De bode zegt: 'Deze angstige verwondering is alweer een gevolg van jullie al te verheven denkbeelden over God, maar deze opvattingen deugen niet voor het ware leven uit en in de liefde! Wat gaat jullie dan het oneindige van het goddelijke wezen aan? Houd je alleen aan de liefde, die alles wat ze eenmaal heeft aangetrokken in enge kringen om zich heen verzameld wil hebben.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Kijk, in het hemelrijk is alleen hij de eerste en voortreffelijkste, die van allen de geringste en de onbeduidendste schijnt te zijn. Waarom zou bij zo'n eeuwige ordening van God, Hijzelf op deze regel een uitzondering willen maken? Vragen jullie je nu zelf eens af, of er bij jullie met betrekking tot jullie herkennen van God ook niet hetzelfde aan de hand is. Jullie zien Christus de Heer misschien reeds geruime tijd, maar willen Hem niet herkennen omdat Hij er voor jullie niet goddelijk en voornaam genoeg uitziet.'
Hoofdstuk 126: De lichtblauwen verbazen zich over de macht van de bode, zonder zijn ware wezen te herkennen. Hoe mensen en geesten zich God voorstellen en hem herkennen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Jullie kunnen altijd doen wat je wilt; willen jullie met ons mee gaan, dan zonder enige vorm van dwang. Willen jullie liever hier blijven, dan staat jullie dat ook vrij. Als jullie ons willen volgen, moeten jullie meteen daartoe besluiten, want de tijd begint te dringen. Nog deze nacht heeft ons vertrek van hier plaats; vandaar dat we nu weinig of helemaal geen tijd meer hebben om ons nog langer helemaal voor niets met jullie bezig te houden. Kom daarom meteen of blijf!'
Hoofdstuk 125: Robert en peter bewerken de grappenmakers. Deze geven hun zwakheid toe en verontschuldigen zich. Mensen en Godsgericht. Een bode van boven. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Robert zegt: 'Wees niet zo dwaas om voor deze beide wezens angst te hebben. Het zijn onze, ons door God voor eeuwig toevertrouwde vrouwen en zij vergezellen ons overal op onze wegen, die we in naam van de Heer moeten gaan. Van spionage kan hier geen sprake zijn, omdat de Heer toch alwetend, alziend en alhorend is en ook wij als Zijn boden iedere geest met wie we te doen krijgen, kunnen doorzien. Wij weten daardoor hed precies hoe het met al zijn bedoelingen, gedachten, woorden en werken gesteld is, hoewel we nog lang niet tot de volmaakte geesten behoren.
Hoofdstuk 125: Robert en peter bewerken de grappenmakers. Deze geven hun zwakheid toe en verontschuldigen zich. Mensen en Godsgericht. Een bode van boven. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] De vermeende bode zegt: 'Waarschijnlijk zullen deze de Heer zien en meteen herkennen; daarom buigen ze voor Hem. Want er zijn zeer velen die de Heer zien en vaak vele dagen en soms zelfs jaren lang met Hem spreken, maar niet herkennen, omdat hun hart nog blind is. Zij zeggen nu dan ook: '0, als we toch maar eenmaal het geluk zouden hebben de Heer Jezus te zien, dan zouden we geen andere zaligheid meer verlangen. We zouden ons uit diepste deemoed voor Hem in het stof werpen en Hem prijzen met alle psalmen van David en de hoogliederen van Salomo!' Dat zeggen zij de Heer in het gezicht, die zij wel zien en spreken, maar niet herkennen. Zij wachten steeds op Hem, terwijl ze toch honderdmaal vlak voor Hem hebben gestaan.
Hoofdstuk 126: De lichtblauwen verbazen zich over de macht van de bode, zonder zijn ware wezen te herkennen. Hoe mensen en geesten zich God voorstellen en hem herkennen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  1170 - 1171 - 1172 - 1173 - 1174 - 1175 - 1176 - 1177 - 1178 - 1179 - 1180 - 1181 - 1182 - 1183 - 1184 - 1185 - 1186 - 1187 - 1188 - 1189 - 1190 - 1191 - 1192 - 1193 - 1194 - 1195  ...