Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 120 van 1088

...  108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133  ...
[5] De slaaf wordt door de vrije mensheid werkelijk als onkruid onder de mensen aangemerkt. Maar door dit zeldzame onkruid wordt de mensheid zeer goed gemest en tevens traag en volledig passief, - en dat vind ik zeer slecht. In dit opzicht zou het weer beter zijn als er geen slavernij was. Maar als anderzijds de slavernij een school der deemoed is, dan is het natuurlijk ook een onmisbare noodzaak voor de te hoog gestegen mensheid; want na de Babylonische gevangenschap waren de Israëlieten weer een heel goed volk geworden, - het is alleen maar jammer dat de gevangenschap niet minstens een volle eeuw heeft geduurd! Want bij de bevrijding waren er naar mijn mening nog te veel, die de vroegere glans van het Joodse rijk nog te nadrukkelijk voor ogen zweefde. Daarom wilden ze ook zo snel mogelijk de oude glans weer tot leven brengen. En toen de muren en de tempel weer opgebouwd waren, was de oude hoogmoed ook weer aanwezig, en weldra ging het er in Jeruzalem eigenlijk nog slechter aan toe dan vroeger vóór de Babylonische gevangenschap. Veertig jaren waren dus kennelijk te weinig, maar met honderd jaar zou bij al onze vaderen de hang naar glans, pracht en hoogmoed zeker voor honderden jaren totaal vergaan zijn!
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] IK zeg: "Beste Josoë, je hebt in alles helemaal gelijk, en er is weinig of niets met recht tegen in te brengen; alleen wat betreft de duur van de Babylonische gevangenschap ben je in je ijver wat te ver gegaan. Want iedere gevangenschap en ook iedere slavernij is uit de aard der zaak niets anders dan een door God toegelaten strafgericht! Een gericht is en blijft echter jammer genoeg altijd alleen maar een uiterst dwangmiddel tot verbetering en heeft daarom gewoonlijk meer een slechte dan een goede uitwerking op de zielen der mensen. Want iemand die het slechte alleen maar vermijdt vanwege de kwade gevolgen, en het goede doet vanwege de goede gevolgen, is nog ver verwijderd van het rijk van God. Alleen degene die het goede doet omdat het goed is, en het kwade vermijdt omdat het slecht is, is een volmaakt mens. Want zolang de mens niet zelf naar het ware licht gaat, blijft hij geestelijk een slaaf en als zodanig dood voor het rijk van God. De dwang van buitenaf brengt de mensen nog op andere dwaalwegen van het zedelijke liefdeleven, waarvan wij er dadelijk een paar zullen ontdekken."
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De kluizenaar komt naar buiten en bemerkt dat de vragende een meisje is, dat met haar binnenkomst zijn hut beslist zou kunnen verontreinigen. Daarom zegt hij, gegrepen door heilige geestdrift: 'Onrein wezen, kom niet in mijn godgewijde reine huis, want het zou door jou onrein worden en daardoor zou ik onrein worden! Ga maar door en ga terug naar waar je vandaan gekomen bent!' Met deze woorden doet hij de deur dicht en laat met een verlicht hart, en blij, dat hij dit hem verontreinigende gevaar kwijt is geraakt, het schreiende meisje aan haar bittere lot over. Opgewekt trekt hij zich terug in het binnenste van zijn huis en prijst God, dat Hij hem voor dit gevaar voor zijn ziel zo genadig beschermd heeft, en bekommert zich in het geheel niet om het arme meisje; of zij in de donkere nacht verongelukt of niet, interesseert hem niet.
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Daarom zou het niet goed zijn om de mens zo te plaatsen, dat hij lichamelijk helemaal verzorgd is. Want dan zou hij tenslotte zo traag worden dat hij zich werkelijk om niets meer bekommert. Dit streven naar de trage zorgeloze rust is ook weer een eigenschap van het op zichzelf dode lichaam. De ziel, die voor het grootste gedeelte haar duurzame vorm pas tijdens passende bezigheid uit het lichaam moet vormen, zou bij de zorgeloze rust van het lichaam ook gaan rusten, omdat ook in haar de hang naar nietsdoen in beginsel de overhand heeft.
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Maar mensen die doordenken, zoals je die overal vindt, zijn al gauw niet meer tevreden met het geloof alleen, zij onderzoeken het diepgaander, beproeven de kracht ervan en zoeken, als deze kracht niet meer voldoet, het geloof met sterkere en in zekere zin concretere middelen waar te maken.
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Als dan als aanvulling op zo'n vondst, die alleen het gevolg was van de steeds toenemende activiteit van de mensheid zelf, vervolgens ook nog een buitengewone boodschap uit de hemelen naar de mensen komt, als een machtig wonderbaar licht, dan is zo'n volk net als een mens gered en in de geest als nieuw en wedergeboren. Kijk, dat allemaal komt nooit door de lichamelijke zorgeloze verzorgdheid, maar alleen door de nood en zorgen van de mensen!
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "O vriend, vraag naar de geschiedenis van de volken der aarde; kijk naar het oude goedverzorgde Egypte, kijk naar Babel en Ninevé, kijk naar Sodom en Gomorra! Ja, kijk naar het Israëlische volk in de woestijn, dat Ik veertig jaren lang met manna uit de hemelen heb verzorgd! En kijk ook eens naar een groot aantal verdwenen volken! Dan zul je maar al te snel ontdekken wat de lichamelijke welstand al deze volkeren heeft gebracht!
Hoofdstuk 213: Het gevolg van een verzorgd bestaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Een echtbreekster is bij de Joden volgens Mozes een zondares, die door ieder die haar na de daad het eerst ontmoet meteen moet worden gestenigd. Ik zeg jullie echter: Wie de vluchtende in zijn huis opneemt en haar tweevoudig probeert te redden -geestelijk en lichamelijk -, zal eens door Mij met vriendelijke ogen worden aangezien en zijn schuld zal in het vergankelijke zand geschreven worden, waarvan de wind de rimpels verwaaid! Wie echter een steen naar haar werpt en zelf niet van iedere zonde vrij is, zal eenmaal door Mij aan een streng gericht onderworpen worden! Want wie Mij terugbrengt wat verloren was, zal eens in het hemelrijk waardig gevonden worden om een groot loon te ontvangen; maar wie oordeelt, ook al is dat volgens de wet rechtvaardig, zal eens ook rechtvaardig en streng volgens Mijn wet geoordeeld worden!"
Hoofdstuk 209: Deemoedig door de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] "Waarlijk" zegt CYRENIUS, zo vrijgevig met diepe wijsheden was U naar mijn weten haast nog nooit! Dat moet ik nu openlijk toegeven, omdat U dit keer meer heeft gezegd dan alle andere keren waarop ik het geluk had U te horen. Wat U ons hier over de wortels van het ontstaan en het bestaan van de mensheid in al haar verhoudingen heeft meegedeeld is nu allemaal helder en zonneklaar, -maar iets moet me toch nog van het hart; als ik dat ook nog weet, heb ik echt geen vragen meer! Moet ik die vraag stellen of leest U die ook weer in mijn hart?"
Hoofdstuk 213: Het gevolg van een verzorgd bestaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] CYRENIUS zegt: "Nu dan, luister welwillend naar mij!"
Hoofdstuk 213: Het gevolg van een verzorgd bestaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Kijk eens naar de tarwekorrel! Als hij in de aarde wordt gezaaid, moet hij vergaan, en pas uit het resultaat van het rottingsproces komt de tere kiem omhoog. Maar wat zegt dat, vergeleken met de aard van de mensen?
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Als de bloem deze dienst verricht heeft, wordt ze afgezonderd als ijdele pronk der wijsheid, die met haar schoonheid en bekoring de ether van het liefdeleven aantrekt, welke op zichzelf compleet is en geen verdere praal naar buiten behoeft. Want kijk, iedere bloem is een mooi versierde bruid, ~ie haar bruidegom in haar net tracht te vangen door zich eerst mooi te sieren! Als de bruidegom echter de bruid als de zijne genomen heeft, wordt de glinsterende bruidstooi het eerst afgelegd en de deemoedige levensernst begint.
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Waar het leven zich te snel begint te ontwikkelen en te rijpen, wordt het ook maar weinig vast. En als er een vijand van buiten in de buurt van zo'n vroegrijp leven komt, trekt hem dat ook erg aan; hij stelt zich daarmee in verbinding en legt zijn vrucht in het te vroegrijpe leven van de vrucht van de plant! Dit tweede leven trekt dan het tere leven van de vrucht van de plant naar zich toe, beschadigt het en richt het te gronde. De wormstekige vruchten zijn daarvoor een meer dan duidelijk bewijs."
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Zeker; want als jij het brood eet, wordt de materie van het meel weldra weer langs de natuurlijke weg uit het lichaam verwijderd, maar het kiemleven gaat dan door zijn geestelijke vorm meteen in het leven van de zielover en wordt volgens zijn overeenstemmende geaardheid, één me:t haar. Het meer materiële van de levenskiem, dat haar altijd, zoals het Mozaïsche water bij de geest van God, als solide ondergrond diende, wordt voedsel voor het lichaam en gaat uiteindelijk, als het naar behoren gezuiverd is, ook in de zielover .Dat dient haar tot vorming en voeding van de organen der ziel, zoals haar ledematen, haar haren enz. en verder voor de vorming en voeding van al datgene, wat je van a tot z aan een menselijk lichaam vindt.
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Dat een ziel uit al dezelfde delen als het lichaam bestaat, daarvan kun je je bij de engel Raphaël, die aan onze tafel zit en nu met Josoë spreekt, meer dan tastbaar overtuigen. (Mij naar de engel wendend:) Raphaël kom hierheen, en Iaat je door Cyrenius betasten!"
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133  ...