Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 120 van 1490

...  108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133  ...
[1] Na deze woorden gaat de hoofdman naar huis, maar Ebahl vraagt hem niet zo lang weg te blijven, omdat het middagmaal al gauw klaar zal zijn. En de HOOFDMAN zegt onder het weggaan: " Als er niets belangrijks is voorgevallen, ben ik meteen weer terug, en is er iets belangrijks voorgevallen dan zal ik een bode hierheen sturen."
Hoofdstuk 156: Het mannelijke en het vrouwelijke der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De hoofdman herkent de engel eerst niet en denkt dat hij een jong soldaat is, die misschien door Cornelius uit Kapérnaum bij hem is ingedeeld. Daarom vraagt hij hem of hij het wel aandurft deze verre opdracht aan de ondercommandant van Gadarenum op zich te nemen.
Hoofdstuk 156: Het mannelijke en het vrouwelijke der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De hoofdman gaf de opdracht aan Raphaël en deze was binnen een kwartier al met het antwoord terug, waarin de kommandant van Gadarenum bevestigde dat hij de opdracht in goede orde van een aardige jonge soldaat had ontvangen en dat hij alles ook meteen in de geest van de opdracht uit zou laten voeren.
Hoofdstuk 156: Het mannelijke en het vrouwelijke der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Ik liet hem toen met zware kettingen aan een boom vastleggen, zijn handen en voeten nog met extra sterke touwen binden en hem daarna een heel uur lang geselen, zodat hij weinig kracht meer over had. Vervolgens liet ik hem zo verzorgen, dat hij in twintig dagen weer helemaal hersteld was. En kijk, daardoor is deze mens, bij wie je eerder met liefde niets bereikte, helemaal veranderd. Hij werd een der kalmste en bescheidenste mensen, en ik bevorderde hem na een jaar tot onderaanvoerder. Hij is mij nu nog dankbaar voor die voorbeeldige bestraffing, zonder welke hij nooit onderaanvoerder geworden zou zijn. Maar uit liefde zou ik hem nooit zo'n bestraffing hebben kunnen geven, dat kon ik alleen maar uit toorn. Daarom denk ik dat een rechtvaardige toorn voor mensen vaak heilzamer is dan te veelliefde, al is die nog zo zuiver!"
Hoofdstuk 155: Liefdevuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] De hoofdman verbaasde zich nu niet meer over de snelheid van Raphaël, maar alleen daarover dat Raphaël nu toch een kwartier voor deze boodschap had nodig gehad.
Hoofdstuk 156: Het mannelijke en het vrouwelijke der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] De HOOFDMAN zegt: "Vriend der mensen van deze aarde! Die eerste eigenschap, om je zonder materiaal, slechts door te willen naar believen te kunnen kleden, staat mij erg aan, en de arme mensen zouden dat speciaal in de winter heel goed kunnen gebruiken. Maar dat andere, eveneens mogelijke, te sterke stralen van jouw lichtgewaad bevalt mij niet, in ieder geval nu op deze wereld niet. Daarom zullen wij daarover ook geen verdere vragen stellen. Maar één ding zou ik nog graag van je willen weten; omdat we nu toch met z'n tweeën zijn en ons voor niemand behoeven te generen, zou je me dat wel kunnen vertellen, en dat ene is: Zijn er bij jullie ook geslachtelijke verschillen?"
Hoofdstuk 156: Het mannelijke en het vrouwelijke der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] EBAHL zegt: "Mij verbaast het ook bijzonder, maar ik zie iets wat mij nog meer verbaast dan de hoeveelheid die hij eet. Kijk, zijn schotel blijft even vol! Hier geldt echt de wijze spreuk: 'Wat de hemel neemt, dat geeft hij het volgende ogenblik weer terug!' Deze tafel zal door mij en mijn nakomelingen als een blijvend heilig voorwerp voor alle tijden bewaard worden, en ieder jaar zal er een feest worden gehouden, waarbij aan deze tafel alle armen van de stad gespijzigd en gelaafd zullen worden!"
Hoofdstuk 157: Aalmoezen en herdenkingsfeesten. Aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Als je zo'n feest instelt, lijk je op de tempelpriesters te Jeruzalem, die ook driemaal per jaar gedenkfeesten vieren en daarbij, vanwege het gebruik, aan de armen brood uit laten delen. Alsof zij dan van zo'n stukje brood van het ene feest tot het andere zonder verder voedsel zouden kunnen leven! O die onzinnigheid van zulke belachelijke feesten! Wél ontvangen de Farizeeën op zulke feestdagen zoveel grote offers, dat zij van de opbrengst van één feest honderd jaar royaal zouden kunnen leven, maar de arme moet er genoegen mee nemen om in een jaar driemaal een stuk brood van ternauwernood een achtste pond te krijgen. O wat een grote zotheid, domheid, blindheid en zelfzuchtige slechtheid! -Laat jij daarom je tafel zijn wat hij is, dan zul je daaraan het voor Mij prettigste feest vieren, als je dagelijks naar vermogen de een of de andere arme aan deze of ook aan een andere tafel verzadigt!
Hoofdstuk 157: Aalmoezen en herdenkingsfeesten. Aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Men begint wel in een soort religieuze opleving met deze feesten, en de feestgangers herinneren zich daarbij nog zeer levendig de persoon of de een of andere belangrijke gebeurtenis, die zij zelf beleefd hebben, maar in de tweede, derde, vierde of zelfs tiende generatie wordt het een nietszeggende ceremonie, waarvan duizenden nauwelijks nog weten waarom ze gehouden wordt, -en later wordt het helemaal heidens.
Hoofdstuk 157: Aalmoezen en herdenkingsfeesten. Aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Toen hij deze psalm had gelezen, vroeg hij heel ernstig: 'Begrijpen jullie deze psalm?' En wij moesten zijn vraag jammer genoeg met nee beantwoorden. Vandaag hebben wij ons sinds vanmorgen vroeg het hoofd hierover gebroken, maar wij weten toch niet meer dan gisteren. Duizend keer hebben wij aan U gedacht, als U, o Heer, het zou willen, dan zou U ons daarover wel wat licht kunnen verschaffen!"
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Hebben jullie niet gezien dat Hij, over wie David spreekt en die nu hier lichamelijk temidden van ons leeft, over de zee heeft gelopen alsof het droog land was, en zagen jullie niet hoe Hij nu in een paar dagen alleen maar door Zijn woord, vele verschillende zieken heeft genezen? De blinden werden ziende, de doven horende, de melaatsen werden rein, de lammen en krom gegroeiden weer recht! En kijk eens naar deze voor ons liggende berg, hoe veranderde hij in een nacht! Wie kan bergen verzetten en de zee uit haar bedding optillen? Wie is Hij aan wie alle engelen en al de elementen gehoorzamen?! Kijk, daar staat Hij lichamelijk voor ons; Deze bedoelde David!
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Omdat wij echter weten wat Hij is, moeten wij Hem met een zuiver en wijs hart eren en prijzen en niet op de manier van de huichelachtige Farizeeën, die met hun lippen een valse Jehova naderen, maar daarbij hun hart voor deze echte en levende Jehova afsluiten en zich van hem verwijderen.
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JARAH zegt: "Ik heb jullie zoëven toch verklaard, wie Degene is die nu in ons midden is. Hoe kun je dan, met die zekerheid, nog vragen waar ik deze wijsheid ontving, of wie mij deze heeft gegeven? Daar vóór ons staat de grote heilige Gever van alle goede gaven! Hij alleen is wijs, en Hij alleen is volkomen goed! Wie Hém liefheeft en in zijn hart gelooft dat Hij Zélf de eeuwige Heer Jehova Zebaoth is, in diens hart zal Hij Zijn ongeschapen eeuwige licht geven, en in die hele mens wordt het dan licht, en zo'n mens zal dan geheel en al vervuld zijn met de ware goddelijke wijsheid. -Als jullie een klein beetje begrip hebben, moet het jullie duidelijk zijn, hoe wij allen er nu voor staan!"
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg tegen de knechten: "Wel, wat vinden jullie van het verstand van deze dochter van Mij?"
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De KNECHTEN zeggen: "Heer en Meester! Als U werkelijk diegene bent, die U volgens de wijze toespraak van deze lieve engel van een meisje moet zijn, dan is het ook geen wonder meer dat dit meisje zo wijs is, want Hij die in Bileams tijd de ezel liet spreken zodat hij voor Bileam kon profeteren, Die moet het nog gemakkelijker zijn om de aan het spreken gewende tong van een veertienjarig meisje, voor het profeteren geschikt te maken!
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133  ...