Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 121 van 1166

...  109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134  ...
[7] Maar de iets betere Farizeeër ging, nadat alle anderen inclusief de man die de wacht moest houden, al vast sliepen, naar buiten en overlegde bij zichzelf hoe hij de slechte plannen van de ouderen kon verijdelen. Hij dacht: 'Kon ik deze wonderdoener maar bereiken, dan zou ik hem wel goed kunnen adviseren op welke manier hij, ongehinderd door mijn collega's, zijn genezingen kan uitvoeren! Maar hoe kom ik bij hem? Het opgewonden volk omringt het huis, en zoals ik zie worden er al zieken heengeleid en gedragen; dat zal morgen een groot gedrang zijn waar niet doorheen te komen is. Maar ik weet wat ik doe! Ik ga nu naar het volk en zeg hen zonder omwegen wat ik ervan denk, en laat hen zien dat ik zelf een vijand ben van die oude geldijveraars en de wonderdoener iets duidelijk moet maken, omdat hij anders zijn genezingen nauwelijks -uit kan voeren. Als het volk het mij toe wil staan, dan is het goed, en als het mij dat niet toe wil staan, nu, -dan heb ik voor mijn gevoel toch gedaan wat ik doen kon.'
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De Grieken, die vroeger ook Joden waren, komen hem direkt tegemoet en vragen heel nors, wat hij daar op dat moment zoekt, en of hij soms een spion is. Maar hij zegt op een vertrouwelijke toon: 'Beste mannen en vrienden! Ik draag wel het kleed van een Farizeeër en zoals jullie weten ben ik ook inderdaad een echte Farizeeër; want als eerstgeborene van een rijk huis in Jeruzalem was ik verplicht om datgene te worden, wat mijn, niet zo gewetensvolle, ouders wilden. En zo werd ik uiterlijk wel, maar innerlijk nog minder Farizeeër dan jullie allen, hoewel jullie nu Grieken zijn.
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] De reden van mijn komst is heel eenvoudig het volgende: Jullie kennen mijn collega 's even goed als ik en jullie weten welke rechten zij zich allen aanmatigen. Zij zijn theologen, en niemand behalve zij mag iets van de schrift begrijpen, hoewel zij, onder ons gezegd, waarschijnlijk van alles meer verstand hebben, dan nu juist van de schrift; maar ze zijn daarvoor door de tempel uitverkozen en hun vermeende rechten komen daarvandaan, en daartegen kunnen jullie niets doen.
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Als ik de oude, wraakzuchtige collega's ter wille van de goede zaak niet gesust had, dan zouden jullie nu al in heel moeilijke omstandigheden verkeren; want ze wilden al een legioen uit Kapérnaum laten komen en het hele huis aan het gerecht overleveren! Ik ben dus jullie vriend en geen vijand en nog minder een sluwe vijandelijke spion! Maar denk niet dat ik daarom een verrader ben! Als je echter een goede raad van mij wilt aannemen, luister dan geduldig naar mij!'
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] En tenslotte moet het volk hem niet in het bijzijn van die oude vossen uitroepen tot zoon van David; want dat is voor mijn oude collega's het allerverschrikkelijkste! Als jullie daar op letten, dan kan -wat ik van ganser harte hoop - alles in stilte en rust verlopen; maar anders zou het echt wel eens een schreeuwend spektakel kunnen worden!'
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De Griek zegt: 'Hij hief zijn ogen alleen maar op naar het firmament, en scheen op een bepaalde manier kracht daaruit op te nemen; maar Zijn blik was als die van een groot veldheer die millioenen mensen en dieren op zijn wenken gehoorzamen moeten! In Zijn gezicht zag je iets heel vriendelijks, maar tevens sprak daar een ernst uit die mijn ogen nog nooit zo hebben gezien. Ik ben blij dat Hij mij niet recht in de ogen heeft gekeken, want werkelijk, dat geef ik openlijk toe, ik zou zijn blik niet hebben verdragen! En toch trok het mij met onbegrijpelijke kracht naar Hem toe, en ik had die niet kunnen weerstaan als Baram Hem niet voor de morgenmaaltijd had uitgenodigd!'
Hoofdstuk 182: Het morgengebed van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] De jonge zegt verbaasd: 'Heer! Wij hebben elkaar nog nooit ontmoet, en U was bij mijn weten nog nooit hier in Jesaïra! Hoe kunt U dan mij en mijn vader kennen?!'
Hoofdstuk 182: Het morgengebed van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De drie Grieken zeggen nu: 'Die raad van jou is niet zo slecht gemeend; maar toch bevalt hij ons niet helemaal! Hoe lang moet die gruwelijke heerschappij van deze volksbedriegers nog duren?! Hoewel we met hen niets meer te maken hebben, zijn we ze toch zat geworden; ze bespotten ons voortdurend, ze belasteren ons in hun scholen en vervloeken ons bij iedere gelegenheid, Hoe lang moeten we ons dat nog laten welgevallen? Bovendien zijn ze ook nog burgerlijk rechter, en als we een uitspraak van het gerecht willen hebben dan moeten we het altijd duur betalen. Wel, dat is voor ons een heel slechte zaak, en daarom vinden wij dat hier morgen voor altijd een eind aan die heerschappij gemaakt moet worden; want alle hier wonende Joden gaan morgen naar onze kant over, en de Farizeeën zullen, daar ze voor ons totaalonbruikbaar zijn geworden, eruit gegooid worden, behalve jij, als je bij ons wilt blijven! -Weet je, dat is ons plan, en dat is al zover uitgevoerd dat er zich onder de burgers van dit plaatsje nu geen echte Joden meer bevinden! Wat vind je van dit plan?'
Hoofdstuk 181: De oude Farizeeën om de tuin geleid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De jonge antwoordt: 'Ik ken de wet wel en weet dat Mozes gezegd heeft: 'Gij zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste!' Een buitengewoon respectabel gebod, -dat echter nu jammer genoeg juist het minst door mijn collega's in ere gehouden wordt; want zij zeggen: dat een vals getuigenis ten nutte van de tempel en haar dienaren, God welgevallig is, en dat een waar getuigenis in het nadeel van de tempel en haar dienaars, vervloekt is, en dat de waarheidslievende getuige tegen de tempel en haar dienaars gestenigd moet worden!
Hoofdstuk 182: Het morgengebed van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Dat ik tegen mijn oude collega's gelogen heb, vind ik zelf geen zonde, vooral als ik hier een man, zoals U, beschermen kan tegen de vervolging van mijn collega's, waaraan iedereen blootgesteld is die naar hun vermoeden ook maar een vonkje beter inzicht en helderder verstand heeft dan zij. Maar behandelt U nu eerst deze zieken, anders zouden de oude schurken toch nog eerder hierheen komen dan dat ik ze ga halen!'
Hoofdstuk 182: Het morgengebed van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[25] Ik antwoord: 'Dat kun je nu niet begrijpen; maar als je Mijn leerling wilt worden dan zul je dat wel inzien en begrijpen. Maar ga nu en stel je collega's op de hoogte, als je wilt!'
Hoofdstuk 182: Het morgengebed van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Ik heb daar bij het huis van Baram zojuist alle mogelijke moeite gedaan om de opgewonden gemoederen van het volk te sussen. Ik zei tegen die heethoofden, dat zo dadelijk hier soldaten uit Kapérnaum zullen aankomen om hen te bestraffen! Maar ze lachten en zeiden: 'Dan kun je lang op ze wachten; want wij hebben jullie bode in onze macht -net zoals jullie allemaal! Maak, dat je goedschiks wegkomt, anders zul je op een andere manier verdwijnen!' Dat was het aardige antwoord op mijn waarschuwing en dreiging aan het volk; ik had dat ook veel beter niet kunnen doen!
Hoofdstuk 183: Ahab's list. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De oude vossen waren niet op deze vraag bedacht en wisten daarom niet welk antwoord ze moesten geven. Toen de vragenden echter bemerkten dat de Farizeeën geen enkel bewijs hadden, omdat het antwoord zo lang op zich liet wachten, zeiden ze: 'Waarom geven jullie op onze redelijke vraag geen antwoord, zodat wij kunnen vaststellen hoe deze zogenaamde tovenaar de duivel door Beëlzebub uitdrijft en of Beëlzebub ook goddelijke daden kan verrichten? Het is heel gemakkelijk om een mens, die hoe dan ook in staat is om buitengewone dingen te doen, een knecht van de satan te noemen en hem zo verdacht te maken, maar het is heel wat anders om daarvan een tastbaar en zeker bewijs te leveren! Waarom zeggen jullie niets, als je zo zeker van je zaak bent?'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Vervolgens ga Ik het huis binnen, en de Farizeeën lopen meteen achter Mij aan en worden binnen door Mijn leerlingen begroet. Maar er liep ook veel volk mee, zodat het in de kamer een groot gedrang werd. Maar dat gaf niets, want Ik en Mijn leerlingen hadden toch plaats genoeg.
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Toen nu alles rustig was in huis, opende Ik Mijn mond en sprak voornamelijk tegen de Farizeeën, omdat Ik hun slechte gedachten maar al te goed en duidelijk zag: 'Dat het zo ver met u is gekomen, dat ligt aan niemand -behalve aan uzelf. U bent hier in Jesaïra bij dit volk toch al meer dan dertig jaar en u heeft niet kunnen ontdekken welke geest er in hen leeft! Het is nu te laat om de eenmaal gewekte geest van dit volk weer tot slapen te dwingen! Uw ergernis is daarom totaal nutteloos. want u zelf bent daaraan schuldig en verder niemand.
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134  ...